ECLI:NL:RBLIM:2014:10005

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
03/700219-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf na overtreding van voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 november 2014 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 100 dagen. De veroordeelde had de bijzondere voorwaarden van zijn voorwaardelijke straf overtreden door zonder toestemming de behandelkliniek te verlaten. Ondanks dat de veroordeelde aanvoerde dat hij geen vertrouwen meer had in de kliniek vanwege gemaakte fouten, oordeelde de rechtbank dat dit geen geldige reden was om de voorwaarden te negeren. De rechtbank benadrukte dat een voorwaardelijke veroordeling geen vrijblijvende hulpverlening is en dat overtredingen van de voorwaarden niet ongestraft kunnen blijven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf toegewezen, waarbij de tijd die de veroordeelde in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het van groot belang is dat veroordeelden beseffen dat overtredingen van voorwaarden tot daadwerkelijke strafuitvoering kunnen leiden. De beslissing is genomen in het belang van de rechtsorde en om te voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over de gevolgen van het overtreden van voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700219-13
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Limburg d.d. 21 augustus 2014, ingekomen ter griffie op 26 augustus 2014, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis d.d. 11 december 2013 van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank.
Bij dit vonnis is

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 202 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met het bevel dat een deel van deze straf, groot 100 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde
* niet heeft nageleefd de algemene voorwaarden, zijnde dat verdachte
- zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* dan wel op grond van het niet-naleven van de bijzondere voorwaarden. De bijzondere voorwaarden hielden in dat de verdachte
- zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt een meldingsgebod;
- zich voor de duur van de proeftijd, zijnde een periode van twee jaren, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering wenselijk achten, ter behandeling laat opnemen in een klinisch forensische instelling gespecialiseerd in forensische verslavingszorg zoals de FPA-V te Heerlen dan wel een soortgelijke instelling, en dat de verdachte zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door zijn behandelaars te geven.

Behandeling ter terechtzitting

De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de openbare terechtzitting van
5 november 2014.
De veroordeelde is daar met zijn raadsvrouwe, mr. G.L.P. Biesmans, advocate te Maastricht, verschenen.
Ook verschenen is de deskundige mevrouw [naam toezichthouder reclassering], werkzaam als toezichthouder reclassering bij het Leger des Heils.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van:
 het voormeld vonnis, waarbij de bijzondere voorwaarden zijn opgelegd;
 het advies aan opdrachtgever toezicht d.d. 26 juli 2014, opgemaakt door mevrouw
[naam werkbegeleider D&A], werkbegeleider D&A;
 een ongedateerd en niet ondertekend schrijven van psycholoog T. Schrijvers aan
mevrouw [naam toezichthouder reclassering], toezichthouder reclassering bij het Leger des Heils;
 het proces-verbaal van verhoor van veroordeelde bij de rechter-commissaris d.d.
15 augustus 2014;
 de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 15 augustus 2014 betreffende het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging van de door de rechter opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
 een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 4 oktober 2014, de veroordeelde betreffend;
 de overige stukken.
De rechtbank heeft gehoord de veroordeelde en diens raadsvrouwe. Zij pleitte voor een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de officier van justitie voor de duur van 83 dagen gevangenisstraf, nu veroordeelde dit deel van de voorwaardelijk opgelegde straf reeds heeft uitgezeten naar aanleiding van de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 15 augustus 2015. Zij heeft aangevoerd dat veroordeelde twee periodes in behandeling bij Mondriaan is geweest om te voldoen aan de bijzondere voorwaarde, die hem bij vonnis van 11 december 2013 was opgelegd, namelijk van 13 januari 2014 tot 7 maart 2014 en van 7 juli 2014 tot 25 juli 2014.
Omdat bij Mondriaan beide keren ernstige fouten zijn gemaakt waardoor veroordeelde is benadeeld, had hij volgens de raadsvrouwe telkens goede redenen om Mondriaan te verlaten, terwijl hij bij aanvang van de opname zeer gemotiveerd was om een behandeling te ondergaan. Nu veroordeelde in totaal 71 dagen bij Mondriaan heeft doorgebracht en hij reeds gedurende 83 dagen de voorwaardelijk opgelegde straf heeft uitgezeten, dient het restant van 17 dagen gevangenisstraf niet tenuitvoer te worden gelegd. De raadsvrouwe is van mening dat dit gedeelte van de vordering van de officier van justitie afgewezen dient te worden.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tot tweemaal toe op eigen initiatief bij Mondriaan is vertrokken, maar daarvoor goede redenen had. Hij kreeg van niemand hulp en steun. Bij Mondriaan zijn fouten gemaakt waardoor hij is benadeeld en hij heeft dan ook geen vertrouwen meer in Mondriaan.
De rechtbank heeft voorts gehoord mevrouw [naam toezichthouder reclassering], toezichthouder reclassering.
Zij heeft aangevoerd dat veroordeelde in juli 2014 een tweede kans heeft gekregen. In die maand is hij opnieuw bij Mondriaan opgenomen teneinde een klinische behandeling te ondergaan. Veroordeelde heeft expliciet verzocht hier nogmaals te worden opgenomen ondanks zijn eerdere vertrek uit deze kliniek. Ook deze tweede opname heeft hij beëindigd door zonder overleg met de hoofdbehandelaar en ondanks andersluidende adviezen van de reclasseringswerkers de kliniek te verlaten. Hij had met de reclassering moeten overleggen over een oplossing voor zijn problemen en de problemen die hij had met zijn behandelaar in Mondriaan moeten bespreken. Dat hij wilde worden overgeplaatst naar Eindhoven is voorafgaande aan de tweede opname besproken, maar hiervan heeft hij zelf afgezien.
De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie omtrent haar vordering, strekkende tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. De officier van justitie is van mening dat de tenuitvoerlegging niet dient te worden beperkt tot de duur van 83 dagen, nu de in de kliniek doorgebrachte tijd onderdeel uitmaakte van de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarde, die door veroordeelde is overtreden. Hij wist dat bij vroegtijdige verlating van de kliniek een gevangenisstraf van 100 uren tenuitvoergelegd kon worden en hij heeft het risico genomen dat hij deze straf daadwerkelijk zou moeten uitzitten. Desondanks heeft hij op eigen initiatief de kliniek voor de tweede keer verlaten.
De rechtbank overweegt als volgt:
Ter terechtzitting is gebleken dat de kliniek fouten heeft gemaakt. Tijdens de eerste opname is zijdens de kliniek aan veroordeelde meegedeeld dat hij besmet zou zijn met het HIV-virus terwijl dit achteraf op een vergissing bleek te berusten. Tijdens de tweede opname heeft de kliniek nagelaten om veroordeelde in te schrijven in het register van de burgerlijke stand hetgeen tot gevolg had dat hij brieven van de fiscus niet heeft ontvangen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een schuld van enkele honderden euro’s. Terugbetaling van dit bedrag is voor veroordeelde, die naar eigen zeggen nog nooit schulden heeft gehad, problematisch. De rechtbank heeft er begrip voor dat deze fouten bij veroordeelde gevoelens van boosheid oproepen. Desalniettemin had veroordeelde niet op eigen initiatief de kliniek mogen verlaten.
Bij de beantwoording van de vraag welke gevolgen aan het overtreden van de aan een voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden moeten worden verbonden, spelen niet alleen individuele belangen een rol. Met haar beslissing op een vordering tot tenuitvoerlegging heeft de rechtbank ook invloed op de mate waarin veroordeelden beseffen dat zij niet ongestraft de voorwaarden kunnen overtreden.
De rechtbank acht het van groot belang dat veroordeelden er van doordrongen zijn dat het overtreden van de voorwaarden die aan een voorwaardelijke straf zijn verbonden tot tenuitvoerlegging van die straf zal leiden. Het maken van uitzonderingen op deze regel veroorzaakt voor diegenen die tot een voorwaardelijke straf zijn veroordeeld ongewenste onduidelijkheid. Alleen indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen is er volgens de rechtbank reden om van deze regel af te wijken.
De rechtbank heeft veroordeelde al een kans gegeven door bij de eerste vordering tot tenuitvoerlegging alleen de proeftijd te verlengen. Veroordeelde was dus een gewaarschuwd mens. Toen veroordeelde opnieuw de kliniek wilde verlaten, heeft de reclassering meermalen geprobeerd om hem op andere gedachten te brengen. Desalniettemin is veroordeelde vertrokken. Een voorwaardelijke veroordeling is geen vrijblijvende hulpverlening. De veroordeelde wordt de mogelijkheid geboden om detentie te voorkomen door de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden na te komen. Teleurstellingen en tegenslagen zijn onvoldoende reden om de voorwaarden te overtreden. De rechtbank acht de door veroordeelde aangevoerde argumenten dan ook onvoldoende zwaarwegend om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Gelet hierop zal de rechtbank beslissen zoals hierna te vermelden.

Beslissing

De rechtbank:
 gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen
,zal worden tenuitvoergelegd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in het kader van de voorlopige tenuitvoerlegging in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Aldus gegeven door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en
mr. M.E. Kramer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 5 november 2014.
Mr. M.E. Kramer is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.