ECLI:NL:RBLIM:2014:10002

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
C/03/198415 KG ZA 14-632
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling achterstallige huur door Brand Bierbrouwerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 november 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Brand Bierbrouwerij BV en [gedaagde], handelend onder de naam Café [naam café]. De eiseres, Brand Bierbrouwerij, vorderde ontruiming van het pand aan de Populierweg 69 te Maastricht en betaling van achterstallige huur, rentenota's en buitengerechtelijke incassokosten. De huurovereenkomst tussen Brand Bierbrouwerij en [gedaagde] was in 2011 aangegaan, maar [gedaagde] had een huurachterstand opgebouwd van zeven maanden, wat leidde tot de vordering tot ontruiming. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat de bodemrechter de vordering tot ontruiming zou toewijzen, gezien de erkende huurachterstand van [gedaagde]. De rechter stelde dat de financiële omstandigheden van [gedaagde] niet ontsloegen van de verplichting om huur te betalen en dat de betalingsonmacht in zijn risicosfeer lag. De vordering tot ontruiming werd toegewezen met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 11.015,87 aan achterstallige huur en bijkomende kosten. De rechter oordeelde dat Brand Bierbrouwerij een spoedeisend belang had bij de ontruiming en de geldvorderingen, en dat de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar was. De proceskosten werden begroot op € 941,15, waarbij een gedeelte van het griffierecht voor rekening van Brand Bierbrouwerij werd gelaten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/198415 KG ZA 14-632
Vonnis in kort geding van 20 november 2014
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRAND BIERBROUWERIJ BV,
gevestigd te Wijlre, gemeente Gulpen-Wittem,
eiseres,
advocaat mr. Y.J.M.L. Dijk,
tegen:
[gedaagde],
handelend onder de naam
CAFÉ [naam café],
wonend [adres],
[woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Brand Bierbrouwerij en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 november 2014
  • de mondelinge behandeling van 17 november 2014, waarbij namens Brand Bierbrouwerij mr. Y.J.M.L. Dijk, [naam bedrijfsjurist] als bedrijfsjurist van Heineken en[naam accountmanager] als accountmanager zijn verschenen en [gedaagde] in het bijzijn van zijn echtgenote [naam echtgenote] is verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Brand Bierbrouwerij huurt met ingang van 1 december 1999 het pand gelegen aan de Populierweg 69 te Maastricht.
2.2.
Brand Bierbrouwerij is met de vennootschap onder firma ‘Café [naam café] vof’ en haar vennoten, de heer [naam vennoot] en [gedaagde], een (onder)huurovereenkomst voor een periode van drie jaar en twee maanden aangegaan op grond waarvan laatstgenoemden met ingang van 1 oktober 2011 tot 1 maart 2013 het vorenbedoelde pand huurden.
2.3.
Per 1 maart 2013 is voornoemde (onder)huurovereenkomst op naam van [gedaagde], handelend onder de naam ‘Café [naam café]’, gesteld. De huurprijs bedraagt thans € 1.434,98 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.4.
[gedaagde] heeft een achterstand doen ontstaan in zijn huurbetalingsverplichting. In artikel 4.3 van de huurovereenkomst is te dien aanzien bepaald:
“Indien de huurder achterstallig is met het betalen van huurpenningen of andere bedragen die hij krachtens deze overeenkomst verschuldigd is of te eniger tijd zal zijn, is hij aan de brouwerij een rente verschuldigd van één procent per maand over het achterstallige bedrag, telkens afgerond naar boven op een hele maand.”

3.Het geschil

3.1.
Brand Bierbrouwerij vordert dat de voorzieningenrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen:
om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, het pand met alle zich daarin aanwezige personen en goederen te verlaten, ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van Brand Bierbrouwerij te stellen, zulks met machtiging aan Brand Bierbrouwerij om, indien [gedaagde] aan het te geven ontruimingsbevel niet voldoet, die ontruiming zelf op kosten van Brand te doen uitvoeren door een deurwaarder;
tot betaling van € 11.015,87, zijnde € 9.875,93 aan achterstallige huur tot
december 2014, € 331,48 aan contractuele rente over de maanden december 2013 tot en met september 2014 en € 808,46 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
tot betaling van de huurprijs van € 1.434,98 per maand of gedeelte van de maand vanaf 1 december 2014 tot aan de dag dat de ontruiming aan [gedaagde] is aangezegd en betaling van een bedrag van € 1.434,98 per maand of gedeelte van de maand vanaf de dag waartegen de ontruiming is aangezegd tot aan de dag dat [gedaagde] het gehuurde met het zijne en de zijnen heeft ontruimd, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand, voor zover [gedaagde] met betaling in gebreke blijft;
tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt Brand Bierbrouwerij ten grondslag dat [gedaagde], door het niet betalen van de maandelijkse huur over de maanden mei tot en met november 2014, tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst. Deze betalingsachterstand van zeven maanden en de hierdoor ontstane financiële onzekerheid aan de zijde van Brand Bierbrouwerij, maken dat er voldoende belang is bij de gevorderde voorzieningen, aldus Brand Bierbrouwerij. Daar [gedaagde], na hiertoe diverse malen te zijn gesommeerd, in gebreke is gebleven met betaling, is [gedaagde] thans ook een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering tot ontruiming
4.1.
In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter, die geconfronteerd wordt met hetzelfde feitencomplex, de vordering zal toewijzen en van de eisende partij niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
Ten aanzien van dit eerste aspect dient, in het licht van het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 juncto artikel 7:231 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, beoordeeld te worden of het al dan niet aannemelijk is dat een aangezochte bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagde] zodanig ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt.
4.3.
Gelet op het gegeven dat [gedaagde] heeft erkend dat hij tot december 2014 een huurachterstand van € 9.875,93 heeft laten ontstaan jegens Brand Bierbrouwerij en derhalve (geruime tijd) tekort is geschoten in de nakoming van zijn huurbetalingsverplichting, is voldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen rechtvaardigt. De door [gedaagde] ter mondelinge behandeling aangehaalde financiële omstandigheden, ontslaan hem niet van de verplichting om de huur tijdig te voldoen. Bovendien ligt de door deze omstandigheden ontstane betalingsonmacht in de risicosfeer van [gedaagde], zodat deze niet voor rekening van Brand Bierbrouwerij kan worden gebracht.
4.4.
In het licht van het tweede aspect heeft te gelden dat Brand Bierbrouwerij onweersproken heeft gesteld dat zij het pand op korte termijn tot haar beschikking wenst te hebben teneinde dit aan een betalende partij te verhuren. Gelet hierop en gelet op de aard van de vordering, wordt geoordeeld dat Brand Bierbrouwerij een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar ontruimingsvordering.
4.5.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering tot ontruiming zal worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op veertien dagen na betekening van dit vonnis wordt gesteld.
4.6.
[gedaagde] heeft ter mondelinge behandeling gesteld dat hij de huurachterstand en openstaande rentenota’s in zal lopen en de lopende huurtermijnen zal blijven voldoen. [gedaagde] kon echter niet aangeven welk bedrag hij per maand kan voldoen om de ontstane achterstand in te lopen. Brand Bierbrouwerij heeft toegezegd bereid te zijn de executie van dit vonnis op te schorten onder de voorwaarde dat de huurpenningen stipt worden betaald en een deugdelijke regeling tot stand komt voor het afbetalen van de huurachterstand inclusief vervallen rente. Het is aan Brand Bierbrouwerij om te bepalen of zij akkoord gaat met een dergelijke regeling, mede in het licht van artikel 6:29 Burgerlijk Wetboek op grond waarvan een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is het verschuldigde in gedeelten te voldoen.
Geldvorderingen
4.7.
Met betrekking tot de vorderingen tot betaling van een geldsom, is in kort geding terughoudendheid op zijn plaats. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
4.8.
Daar Brand Bierbrouwerij onweersproken heeft gesteld dat zij haar verplichtingen jegens de pandeigenaar, tevens hoofdverhuurder, zonder inkomsten uit de (onder)huur-overeenkomst niet kan voldoen, wordt geoordeeld dat Brand Bierbrouwerij een voldoende spoedeisend belang heeft bij de geldvorderingen.
4.9.
[gedaagde] heeft de specificatie van de vordering voor wat betreft de achterstallige huur tot en met november 2014 en de contractuele rente over de maanden december 2013 tot en met september 2014 niet weersproken. De gegrondheid van deze vordering staat derhalve vast. Nu gesteld noch gebleken is dat er redenen zijn om een onmiddellijke voorziening te weigeren, terwijl aan de zijde van Brand Bierbrouwerij geen sprake is van een gesteld of verondersteld restitutierisico, zal de vordering tot betaling van de achterstallige huur van
€ 9.875,93 en de rentenota’s van € 331,48 worden toegewezen.
4.10.
[gedaagde] heeft de hoogte van de door Brand Bierbrouwerij gestelde huur en de verschuldigde contractuele rente van 1% niet betwist, zodat het gevorderde zoals weergegeven onder 3.1. sub c van dit vonnis eveneens zal worden toegewezen. Hierbij merkt de voorzieningenrechter echter wel op dat voor zover Brand Bierbrouwerij met haar vordering tot uitdrukking heeft willen brengen dat vanaf de datum waartegen de ontruiming is aangezegd het bedrag van € 1.434,98 niet meer op basis van huur verschuldigd is maar op basis van gebruik anders dan op basis van een huurovereenkomst, dit enkel juist is indien de huurovereenkomst op dat moment rechtsgeldig is geëindigd. Voor zover de huurovereen-komst, na de datum waartegen de ontruiming is aangezegd, nog voortduurt is het bedrag van € 1.434,98 op basis van de huurovereenkomst verschuldigd.
4.11.
Op de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Gelet op de correspondentie die hieromtrent is overgelegd is voldoende aannemelijk dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag overschrijdt het in het Besluit bepaalde tarief niet, zodat dit toewijsbaar is. Gelet op het verhandelde ter zitting wordt nog opgemerkt dat de huurachterstand na de aanzegging verder is opgelopen en bij de berekening van de hoogte van de incassokosten dus geen sprake is van “rente over rente”.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, met inachtneming van het navolgende worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4.13.
Brand Bierbrouwerij heeft de onderhavige procedure aangebracht bij de voorzieningenrechter, daar waar ook de kantonrechter bevoegd is tot het geven van een voorziening zoals gevorderd. De handelwijze van Brand Bierbrouwerij brengt mee dat [gedaagde], als de in het ongelijk gestelde partij, geconfronteerd wordt met een totaalbedrag aan griffierecht van € 2.760,-, te weten € 1.892,- voor Brand Bierbrouwerij en € 868,- voor zichzelf, daar waar hij bij de kantonrechter ‘slechts’ met een bedrag van € 462,- aan griffierecht zou zijn geconfronteerd. De voorzieningenrechter vindt het onjuist om de nadelige financiële gevolgen van de keuze voor de voorzieningenrechter geheel op [gedaagde] af te wentelen. Met inachtneming van het vorenstaande komt het de voorzieningenrechter billijk voor om een gedeelte van het verschuldigde griffierecht als nodeloos veroorzaakt voor rekening van Brand Bierbrouwerij te laten. In plaats van € 1.892,- zal worden toegewezen een bedrag van € 462,-, zijnde het griffierecht dat bij de kantonrechter in rekening zou zijn gebracht. Voorts zal, overeenkomstig de bij de kantonrechter gehanteerde tarieven, een bedrag van € 400,- aan salaris worden toegekend.
4.14.
De kosten aan de zijde van Brand Bierbrouwerij worden, gelet op het voorgaande, begroot op:
dagvaarding: € 79,15
griffierecht: € 462,00
salaris advocaat:
€ 400,00
totaal € 941,15

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het
pand gelegen aan de [adres] te Maastricht, met alle zich daarin aanwezige personen en goederen te verlaten, ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van Brand Bierbrouwerij te stellen,
5.2.
machtigt Brand Bierbrouwerij om, indien [gedaagde] niet aan het te geven ontruimingsbevel voldoet, de ontruiming zelf op kosten van Brand te doen uitvoeren door een deurwaarder,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 11.015,87 en tot betaling van de huurprijs van € 1.434,98 per maand of gedeelte van de maand vanaf 1 december 2014 tot aan de dag dat de ontruiming aan [gedaagde] is aangezegd en betaling van een bedrag van € 1.434,98 per maand of gedeelte van de maand vanaf de dag waartegen de ontruiming is aangezegd tot aan de dag dat [gedaagde] het gehuurde met het zijne en de zijnen heeft ontruimd, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand, voor zover [gedaagde] met betaling in gebreke blijft,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van Brand Bierbrouwerij tot op heden begroot op een bedrag van € 941,15,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken.
Type: NG