ECLI:NL:RBLIM:2013:CA3951

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
03/067840-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van asielzoeker wegens onterecht lokaalverbod opgelegd door COA

In deze zaak heeft de politierechter, mr. P.M.S. Dijks, op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een asielzoeker die door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een lokaalverbod was opgelegd. Het lokaalverbod hield in dat de verdachte van 9 tot 16 april 2013 niet op het terrein van het Asielzoekerscentrum (AZC) te Echt mocht komen, omdat hij 'overlast' zou hebben veroorzaakt. De politierechter constateerde echter dat het lokaalverbod niet voldoende was onderbouwd en dat er geen bewijs was van agressie van de zijde van de verdachte.

De verdachte, die in het AZC verbleef, had het lokaalverbod genegeerd omdat hij anders geen onderdak, voedsel en andere middelen van bestaan zou hebben. De politierechter oordeelde dat het lokaalverbod een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) opleverde, omdat het betreden van het terrein van het AZC door de verdachte gerechtvaardigd was. De politierechter concludeerde dat de verdachte niet 'wederrechtelijk is binnengedrongen', zoals tenlastegelegd, en sprak de verdachte vrij.

De politierechter benadrukte dat het COA, als verantwoordelijk orgaan voor de opvang van asielzoekers, een inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Het lokaalverbod had tot gevolg dat de verdachte gedurende zeven dagen zonder onderdak en douchegelegenheid zou zijn, terwijl hij slechts € 55,51 per week ontving van het COA. De inbreuk op artikel 8 van het EVRM was niet gerechtvaardigd, en 'overlast' kon niet als legitiem doel worden beschouwd voor het opleggen van een lokaalverbod. De politierechter concludeerde dat het lokaalverbod niet noodzakelijk was in een democratische samenleving.

Uitspraak

Aantekening mondeling vonnis
RECHTBANK Limburg
Parketnummer: 03-067840-13
Volgnummer: 16
Uitspraak van de politierechter, mr. P.M.S. Dijks, van dinsdag 07 mei 2013, in de zaak tegen
verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
Tegenspraak
BESLISSING:
vrijspraak
Tenlastegelegd is dat verdachte wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres 2]en in het gebruik bij het AZC.
De politierechter constateert dat het adres '[adres 2]' het adres van het politiebureau te Echt betreft en dat het lokaalverbod zag op het adres (van het terrein) van het AZC te Echt, [adres 1]. Reeds om die reden dient verdachte te worden vrijgesproken. Voorts dient de verdachte te worden vrijgesproken om de navolgende reden.
Verdachte verblijft als asielzoeker in het Asielzoekerscentrum (AZC) te Echt. Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) heeft verdachte een lokaalverbod gegeven; in dat verbod wordt als reden voor het opleggen daarvan genoemd dat verdachte 'overlast' heeft veroorzaakt. De politierechter constateert dat het lokaalverbod voor het overige niet is onderbouwd en dat het lokaalverbod niet is gegrond op agressie van de zijde van verdachte.
Het door het COA opgelegd verbod hield in dat verdachte vanaf 9 april tot 16 april 2013 niet meer op het terrein van het AZC te Echt mocht komen. Op 9 april 2013 heeft verdachte het lokaalverbod genegeerd en heeft hij het terrein van het AZC betreden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard zich daartoe genoodzaakt te voelen omdat hij in het AZC woont en omdat hij anders geen onderdak, eten en overige middelen van bestaan had.
De politierechter beschouwt het uitvaardigen van dat lokaalverbod door het COA — een zelfstandig bestuursorgaan — als een inbreuk op zowel de lichamelijke integriteit als de persoonlijke levenssfeer van verdachte en daarmee op het privéleven van verdachte als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het COA is immers verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van asielzoekers — personen in een doorgaans kwetsbare positie - en voor het verschaffen van huisvesting en het verstrekken van middelen van bestaan. Het gevolg van het lokaalverbod is dat verdachte gedurende 7 dagen geen onderdak en douchegelegenheid heeft terwijl verdachte van het COA wekelijks slechts € 55,51 ontvangt en geen andere bronnen van inkomsten heeft.
De inbreuk op artikel 8 van het EVRM is naar het oordeel van de politierechter op geen enkele wijze gerechtvaardigd. Bovendien kan 'overlast' naar het oordeel van de politierechter geen legitiem doel opleveren in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM welk doel door het opleggen van een lokaalverbod gerechtvaardigd zou zijn. Geheel ten overvloede overweegt de politierechter dat een dergelijk lokaalverbod, opgelegd aan verdachte — een asielzoeker — door de instantie die verantwoordelijk is voor het welzijn van verdachte op geen enkele wijze noodzakelijk is een democratische samenleving als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het EVRM.
De politierechter is van oordeel dat het lokaalverbod een schending van artikel 8 van het EVRM oplevert en dat het betreden van het terrein van het AZC door verdachte gerechtvaardigd was omdat verdachte anders genoodzaakt zou zijn gedurende 7 dagen zonder onderdak, douchegelegenheid en zonder voldoende middelen van bestaan, op straat te leven. De politierechter is aldus van oordeel dat verdachte niet 'wederrechtelijk is binnengedrongen' zoals is tenlastegelegd. Nu een essentieel bestanddeel van hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen geacht kan worden, wordt verdachte vrijgesproken.
De politierechter.