ECLI:NL:RBLIM:2013:CA3721

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
03/850138-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van een ambtenaar in TBS-kliniek met verwerping van noodweer en psychische overmacht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 7 juni 2013, stond de verdachte terecht voor zware mishandeling van een ambtenaar, gepleegd op 22 juni 2011 in Maastricht. De verdachte, verblijvende in de TBS-kliniek de Rooyse Wissel, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever, die als sportinstructeur werkzaam was in de kliniek. De rechtbank behandelde de zaak na een eerdere schorsing van het onderzoek en kwam tot de conclusie dat de verdachte de aangever meermalen met kracht in het gezicht had geslagen, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder neusfracturen en een hersenschudding.

De officier van justitie achtte de zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen, verwijzend naar de aangifte van de aangever, geneeskundige verklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging voerde aan dat de verdachte een beroep op noodweer(exces) en psychische overmacht toekwam, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en dat de emotionele toestand van de verdachte niet voldoende was om zijn wilsvrijheid aan te tasten.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de voorgeschiedenis van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/850138-11
Datum uitspraak : 7 juni 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans verblijvend in FPC de Rooyse Wissel, Wanssumseweg 12a, 5807 EA Oostrum.
Raadsvrouw is mr. A.A. Bloemberg, advocaat kantoorhoudend te Haarlem.
1. Het onderzoek van de zaak
De zaak is op 24 oktober 2012 door de meervoudige kamer voor strafzaken inhoudelijk behandeld en werd toen voor onbepaalde tijd geschorst om getuigen bij de rechter-commissaris te laten horen. De inhoudelijke behandeling van de zaak werd op 24 mei 2013 in een nieuwe samenstelling hervat.
De rechtbank heeft de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op die terechtzittingen gehoord.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2011, in de gemeente Maastricht, aan een ambtenaar, genaamd [naam aangever], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (neusfractuur en/of twee kaakfracturen en/of een hersenschudding en/of een oogkasbreuk), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht te slaan en/of te stompen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2011, in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam aangever], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (neusfractuur en/of twee kaakfracturen en/of een hersenschudding en/of een oogkasbreuk), althans enig
lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2011, in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam aangever], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in zijn verdediging geschaad.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primaire variant van het feit, de zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe verwijst hij naar de aangifte van slachtoffer [naam aangever], de geneeskundige verklaringen en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat verdachte een beroep op noodweer(exces), subsidiair putatief noodweer(exces) toekomt. Meer subsidiair is bepleit dat sprake was van psychische overmacht bij verdachte, hetgeen volgens de raadsvrouw eveneens tot ontslag van alle rechtsvervolging moet leiden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangever [naam aangever] deed op 1 juli 2011 aangifte van mishandeling. Hij verklaarde dat verdachte op 22 juni 2011 om 10.22 uur de sportruimte van FPC de Rooyse Wissel te Maastricht - waar aangever in dienst van Justitie als sportinstructeur is gedetacheerd - binnen kwam. Vervolgens sprak aangever de verdachte aan, omdat deze te vroeg was en zei tegen hem dat hij de ruimte moest verlaten. Verdachte zei dat hij niets met aangever te maken had, omdat hij om 10.30 uur les had van [naam collega van aangever], een collega van aangever. Aangever is vervolgens van het kantoortje dat aan de sportruimte grenst, naar verdachte gelopen. Verdachte stond op dat moment naast een fitnessapparaat, waardoor aangever dicht bij verdachte stond. Aangever zei wederom dat verdachte de ruimte moest verlaten. Verdachte zei daarop dat aangever niet zo opgefokt moest reageren, waarop aangever zei dat hij opgefokt raakte van de opmerking van verdachte. Meteen daarna voelde aangever een harde klap tegen zijn linkeroog en zag hij zwart voor zijn ogen. Hij deed zijn hoofd omlaag en toen hij zijn hoofd weer iets omhoog deed, voelde aangever meteen weer een klap tegen zijn linkeroog. Op dat moment realiseerde aangever zich dat hij door verdachte werd geslagen en trachtte hij achteruit het kantoortje in te gaan om zichzelf te beschermen. In het kantoortje kreeg aangever weer een klap tegen zijn linkeroog. Hij is toen tegen de muur gevallen en onderuit gezakt. Even later hoorde aangever dat zijn collega [naam collega van aangever] tegen verdachte zei dat hij moest stoppen en weg moest gaan en zag hij dat [naam collega van aangever] de verdachte het kantoor uit duwde. Collega’s hebben aangever naar het ziekenhuis gebracht; daar werd geconstateerd dat zijn neus, jukbeen en oogkas gebroken waren. Aangever werd in het ziekenhuis opgenomen en geopereerd. Op 25 juni 2011 werd hij ontslagen uit het ziekenhuis.
Bij aangever zijn op 22 juni 2011 een wondje aan de linker wenkbrauw, een hersenschudding, fracturen aan de neus en twee kaakfracturen geconstateerd. Voor de twee kaakfracturen was operatief herstel noodzakelijk.
Op 24 juni 2011 onderging aangever een operatie, waarbij de orbitawand (oogkaswand) en het zygoma (jukbeen) werden gerepositioneerd. Tijdens de operatie werd een uitgebreide comminuted fractuur (een fractuur waarbij het bot in verschillende stukken is gebroken) van de orbitabodem (oogkasbodem) tot en met de achterwand geconstateerd. Na de operatie hield aangever dubbelvisie die voor hem zeer storend is en gaf hij aan klachten van de nek te hebben. De duur van volledig botherstel werd op drie maanden geschat. Er kon geen duidelijke uitspraak over de persisterende diplopie (voortduren van het dubbelzien) en de hypesthesie (verminderde gevoeligheid) van het linker aangezicht worden gedaan. Vervolgens werd aangever op 2 september 2011 postoperatief gezien. Door de arts werd geadviseerd opnieuw onder algehele narcose een orbitabodemrevisie en een strabismus chirurgie (operatie van de oogspieren) uit te voeren. Op 20 oktober 2011 werd aangever nogmaals door een arts onderzocht. Deze arts bevestigde de breuk in de bodem van de linker oogkas en constateerde dat aangever bij het naar rechts kijken dubbel ziet, door beperking van de beweging van het linkeroog. Dit dubbelzien zou blijvend kunnen zijn.
Verdachte heeft bekend dat hij aangever drie keer met zijn tot vuist gebalde rechterhand tegen de linkerzijde van het gezicht heeft geslagen.
Verdachte heeft aangever meerdere keren met kracht gestompt tegen het hoofd, een zeer kwetsbaar deel van het lichaam. Bovendien heeft verdachte aangever ook tegen het hoofd gestompt nadat deze naar het kantoortje was weggevlucht en is hij pas gestopt met stompen op het moment dat een collega van aangever, [naam collega van aangever], hem uit het kantoor wegduwde. Mede in aanmerking genomen de ernst van het letsel is er fors geweld gepleegd door verdachte. Zodoende heeft verdachte op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam aangever] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aldus heeft verdachte het voorwaardelijk opzet gehad om aan [naam aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dat zwaar lichamelijk letsel heeft aangever ook inderdaad opgelopen. Het letsel zoals dat uit de medische stukken blijkt is gelet op de aard en ernst van dat letsel (diverse fracturen), de noodzakelijke operaties en de omstandigheid dat er blijvend letsel (in de vorm van dubbel zien) is, te beschouwen als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.
Op grond van de aangifte, de geneeskundige verklaringen en de bekennende verklaring van verdachte, bezien in samenhang met het hiervoor overwogene, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde, de zware mishandeling, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 22 juni 2011 in de gemeente Maastricht aan een ambtenaar, genaamd [naam aangever], gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (neusfractuur en twee kaakfracturen en een hersenschudding en een oogkasbreuk), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen met kracht in het gezicht te stompen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
5.1 De strafbaarheid
Van de zijde van verdachte is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat verdachte een beroep op noodweer toekomt. Daartoe wordt gesteld dat aangever een schijnbeweging met zijn hoofd in de richting van het hoofd van verdachte heeft gemaakt, waardoor verdachte een bloedlip kreeg. Op dat moment was er sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Slechts verdachte heeft verklaard dat aangever de voornoemde schijnbeweging met zijn hoofd maakte. Aangever ontkent namelijk dat hij een schijnbeweging met zijn hoofd heeft gemaakt en ook getuige [naam collega van aangever] heeft niet gezien dat aangever de beweerde schijnbeweging heeft gemaakt. Zij verklaren dat aangever zich heeft afgeweerd en dat daardoor de bloedlip bij verdachte zou kunnen zijn ontstaan. Ter terechtzitting heeft ook verdachte verklaard dat aangever zich heeft verdedigd met zijn armen naar voren. Hierin ziet de rechtbank steun voor de mogelijkheid die aangever en [naam collega van aangever] opvoeren, namelijk dat de bloedlip van verdachte is ontstaan door afwerende bewegingen van aangever. Gelet daarop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding in de vorm van een schijnbeweging. Het beroep op noodweer zal reeds daarom worden verworpen.
Het hiervoor overwogene maakt dat de rechtbank het bewezenverklaarde strafbaar acht.
5.2 De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het volgende strafbare misdrijf:
ten aanzien van primair:
zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
6. De strafbaarheid van verdachte
Van de zijde van verdachte is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat verdachte een beroep op noodweerexces, subsidiair putatief noodweer(exces) en meer subsidiair psychische overmacht toekomt.
Ten aanzien van het beroep op noodweerexces overweegt de rechtbank dat zij het beroep op noodweer heeft verworpen omdat het bestaan van een noodsituatie niet aannemelijk is geworden (zoals overwogen onder 5.1). Van noodweerexces kan derhalve geen sprake zijn, zodat het beroep daarop reeds daarom wordt verworpen.
Het beroep op putatief noodweer(exces), in welk verband door de verdediging is gesteld dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij dreigde te worden aangevallen en vanuit die veronderstelling handelde, verwerpt de rechtbank eveneens. De verklaring van verdachte - inhoudende dat hij geslagen heeft omdat hij zich gekwetst voelde en dus niet omdat hij zich bedreigd voelde - biedt daarvoor immers geen enkel aanknopingspunt.
Tenslotte verwerpt de rechtbank ook het gedane beroep op psychische overmacht. Door de verdachte is - als gezegd - slechts verklaard dat hij heeft geslagen omdat hij zich gekwetst voelde. In die verklaring ziet de rechtbank geen enkele aanwijzing voor het bestaan van een psychische toestand waardoor verdachtes wilsvrijheid werd aangetast en/of van een dusdanige dwang ten aanzien waarvan redelijkerwijs van hem gevergd kon worden dat hij daaraan geen weerstand bood, nog daargelaten dat de emotie waarover verdachte heeft verklaard (krenking) niet kan worden aangemerkt als een van buiten komende dwang.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde, nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die zijn strafbaarheid opheft.
7. De oplegging van straf en/of maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel bepleit. Subsidiair is zij van mening dat kan worden volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf of taakstraf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in TBS-kliniek de Rooyse Wissel schuldig gemaakt aan zware mishandeling van aangever, een sportinstructeur in dienst van Justitie die aldaar gedetacheerd was. Verdachte heeft aangever in de sportruimte twee maal met zijn tot vuist gebalde rechterhand in het gezicht geslagen. Aangever is vervolgens richting het aangrenzend kantoortje gevlucht, waar verdachte hem nogmaals met een vuist in het gezicht heeft geslagen. Verdachte stopte pas met stompen op het moment dat getuige [naam collega van aangever] hem tot de orde riep en hem wegtrok van aangever. De aangever heeft door het handelen van verdachte onder andere een neusfractuur, twee kaakfracturen, een hersenschudding en een oogkasbreuk opgelopen. Daarnaast heeft het feit, zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, naast lichamelijke ook psychische gevolgen voor aangever gehad. Aangever heeft bovendien aangegeven dat hij tot op heden dubbel ziet en dat hij zijn functie nog altijd niet naar behoren kan uitvoeren. Als gevolg van de beperking van zijn bewegingsvrijheid voelde hij zich gefrustreerd, hetgeen zich uitte in irritatie, waarvan met name zijn vrouw en kinderen de dupe werden.
Zware mishandeling, zoals hierboven omschreven, is een ernstig strafbaar feit. In het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) is een oriëntatiepunt vastgesteld voor het bestraffen van zware mishandeling zonder gebruik te maken van een wapen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Voor zover het feit is begaan tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening - zoals in de onderhavige zaak - kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd. Met deze omstandigheid en de omstandigheid dat het feit in een TBS-kliniek - een gesloten setting - is gepleegd, houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening. Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat er relatief veel tijd is verstreken sinds de datum waarop het feit is gepleegd en dat dit niet aan verdachte is te wijten. Voorts heeft de behandeling van verdachte in de Rooyse Wissel als gevolg van dit strafbare feit nagenoeg stil gelegen en is zijn aanvraag voor begeleid verlof ingetrokken. Dat heeft verdachte weliswaar aan zichzelf te wijten, maar dat neemt niet weg dat de rechtbank rekening houdt met het feit dat verdachte daardoor in zekere zin ook reeds gestraft is.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffende strafblad, waaruit blijkt dat verdachte meermalen voor geweldsgerelateerde feiten is veroordeeld. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat aan verdachte de TBS-maatregel is opgelegd naar aanleiding van het plegen van diefstallen met geweld. In onderhavige zaak is opnieuw sprake van een geweldsgerelateerd feit, de rechtbank zal daar dan ook ten nadele van verdachte rekening mee houden.
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij de straftoemeting rekening moet worden gehouden met de rol en het aandeel van de TBS-kliniek en van de aangever. In dat verband is voorts verzocht om informatie over het functioneren van aangever als sportinstructeur in de Rooyse Wissel, in de vorm van zijn persoonsdossier bij de kliniek, aan het dossier van deze strafzaak toe te voegen. De rechtbank ziet daartoe echter geen noodzaak, nu er buiten de verklaring van verdachte - die als gezegd geen steun vindt in de rest van het dossier - geen enkele aanleiding is om te veronderstellen dat de kliniek en/of de aangever debet zijn aan hetgeen verdachte de aangever heeft aangedaan.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het passend dat aan verdachte, conform de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden wordt opgelegd.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. R. Robroek, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 juni 2013.
Buiten staat
Mr. R. Robroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.