ECLI:NL:RBLIM:2013:CA3068

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
04-850413-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte na bedreiging tijdens vertrouwelijk gesprek met hulpverleners

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 mei 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging. De verdachte had zich tot hulpverleners gewend met een acute psychische nood en had tijdens een vertrouwelijk gesprek met hen uitlatingen gedaan die als bedreigend konden worden opgevat. De hulpverleners schakelden echter de politie in, wat leidde tot de vervolging van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldeed en dat er geen belemmeringen waren voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte in een psychische crisis verkeerde en dat zijn uitlatingen niet bedoeld waren als daadwerkelijke bedreiging. De rechtbank oordeelde dat er geen aanmerkelijke kans was dat de medewerkers of bewoners van de betrokken stichting daadwerkelijk vrees zouden hebben voor de door de verdachte geuite bedreigingen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van het ten laste gelegde, waarbij werd opgemerkt dat de vertrouwelijkheid van het gesprek met de hulpverleners gewaarborgd diende te zijn. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/850413-12
Datum uitspraak : 22 mei 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te '[plaats] op [datum],
wonende te [adres],
ten tijde van de terechtzitting gedetineerd in [detentieadres]
Raadsman is mr. J.W.E.M. Guzik, advocaat te Echt.
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 mei 2013.
De rechtbank heeft op 22 mei 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 06 december 2012 in de gemeente Roermond [slachtoffer], directeur van [stichting], gelegen aan de [adres], en/of medewerkers en/of bewoners van [stichting] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan (een) medewerker(s) van de Riagg crisisdienst kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, (een) molotovcocktail(s) bij het [stichting] naar binnen zal gooien, terwijl vorenstaande ter kennis is gebracht aan genoemde [verdachte].
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting:
-is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
-is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
-zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
-zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde dan wel te worden ontslagen van rechtsvervolging, aangezien op basis van het dossier niet kan worden gesteld dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat er bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee gedreigd werd en dat het opzet van verdachte op beide aspecten was gericht. Uit het verslag van de crisisdienst Riagg Zuid blijkt immers dat verdachte zich met een acute hulpvraag tot de crisisdienst heeft gewend en dat hij niet uit eigen beweging dreigementen is gaan uiten. De gehele aanpak van verdachte was er op gericht om onmiddellijk opgenomen en behandeld te worden. Toen dit niet gebeurde heeft hij uit boosheid en frustratie een aantal mogelijke strafbare handelingen genoemd maar niet is vastgesteld op basis waarvan bij de bedreigde de redelijke vrees is kunnen ontstaan dat verdachte deze handeling daadwerkelijk zou gaan uitvoeren.
4.3 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en daartoe overweegt zij als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich in zijn beleving in psychische nood bevond en dat hij met een acute hulpvraag daarvoor naar de crisisdienst
van de Riagg in Roermond is gegaan. Daar is verdachte een vertrouwelijk gesprek met een tweetal hulpverleners aangegaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij – om zijn hulpvraag kracht bij te zetten – in dat vertrouwelijk gesprek heeft gezegd dat hij een molotovcocktail tegen het gebouw van [stichting] zou kunnen gooien in die zin dat hij daarmee bedoelde dat hij, vanwege zijn psychische toestand, daar op dat moment toe in staat was. Volgens het verslag van de crisisdienst zou verdachte gezegd hebben dat hij een molotovcocktail tegen [stichting] zou gooien.
Bij de beoordeling of er sprake is van een strafbare bedreiging zal de rechtbank in het midden laten welke bewoordingen verdachte exact heeft geuit, maar zelfs wanneer verdachte de in de tenlastelegging opgenomen bewoordingen heeft gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op bedreiging. Verdachte zou dan immers de bewoordingen hebben geuit terwijl hij zich uit psychische en acute nood tot hulpverleners had gewend met wie hij een vertrouwelijk gesprek heeft gevoerd. Verdachte mocht er van uitgaan dat de inhoud van dat gesprek ook vertrouwelijk zou blijven. Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een aanmerkelijke kans dat de medewerkers en/of bewoners van het [stichting]- via de Riagg en vervolgens de politie – op de hoogte zouden raken van de door verdachte geuite bewoordingen, laat staan dat verdachte die kans bewust zou hebben aanvaard.
De verdachte dient dan ook van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Geheel ten overvloede merkt de rechtbank op dat op de website van de Riagg Zuid - waartoe de vestiging in Roermond behoort - nota bene staat vermeld dat geheimhoudingsplicht geldt voor alles wat een cliënt aan hulpverleners vertelt en dat er geen informatie over cliënten – behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen wat van die uitzonderingen ook zij – aan derden zonder toestemming van de betreffende cliënt wordt verstrekt.
5.De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde;
-heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden en stelt verdachte onmiddellijk in vrijheid.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.S. Dijks, voorzitter, mr. E.H.M. Druijf en mr. S.G.M. Schellekens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 mei 2013.
Mr. S.G.M. Schellekens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.