3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, nu door het ontbreken van een rapport van het NFI niet kan worden bewezen dat de in beslag genomen op heroïne gelijkende stof ook daadwerkelijk heroïne is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 3 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Daartoe heeft hij verwezen naar de rapporten van het NFI en de bekennende verklaringen die verdachte tegenover de politie heeft afgelegd.
De officier van justitie heeft ter zake van feit 1 naar voren gebracht dat het staande houden van verdachte op 31 juli 2012 rechtmatig is geweest, aangezien er ten tijde van het staande houden sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Dit redelijk vermoeden van schuld dient te worden afgeleid uit de omstandigheden zoals omschreven in het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten T., H. en D.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Hij heeft naar voren gebracht dat de omstandigheden voorafgaande aan het staande houden van verdachte, zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten T., H. en D., onvoldoende aanleiding vormden voor een redelijk vermoeden van schuld. Derhalve was het staande houden onrechtmatig ten gevolge waarvan alle bewijsmiddelen die hieruit zijn voortgevloeid, van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman, evenals de officier van justitie, vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van de feiten 3 primair en subsidiair heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, aangezien verdachte geen opzet heeft gehad op de invoer van verdovende middelen. Voorts is er geen sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de vermeende mededader, de bijrijder in de auto, zodat er geen sprake is van medeplegen. Ten slotte is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de onderzochte 173,40 gram op heroïne gelijkende stof aan verdachte toebehoorden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten T., H. en D. d.d. 31 juli 2013 worden de omstandigheden beschreven waaronder een vermoedelijke koop/verkoop van verdovende middelen heeft plaatsgevonden, korte tijd voordat verdachte staande is gehouden vanwege vermeende betrokkenheid bij voornoemde drugstransactie. De rechtbank is van oordeel dat de beschreven omstandigheden ten aanzien van verdachte geen redelijk vermoeden van schuld opleveren ten gevolge waarvan de staande houding van verdachte onrechtmatig is geweest.
Immers blijkt uit genoemd proces-verbaal van bevindingen niet dat er op enig moment contact is geweest tussen verdachte en de drugskopers. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat in voornoemd proces-verbaal wordt gerelateerd dat een van de drugskopers, de later te noemen getuige [naam getuige], bij zijn staande houding spontaan had medegedeeld dat degenen van wie hij drugs had willen kopen, zich met zijn drieën verplaatsten in een blauwe Peugeot. Weliswaar is verdachte na een achtervolging door verbalisant D. in een blauwe Peugeot staande gehouden, maar niet blijkt uit genoemd proces-verbaal bevindingen of D. op het moment van staande houding van verdachte op de hoogte was gesteld door zijn collega’s T. en H. van die mededeling van getuige [naam getuige]. Derhalve kan evenmin op grond van de in het proces-verbaal van bevindingen omschreven mededeling van [naam getuige] worden vastgesteld dat er ten tijde van de staande houding van verdachte sprake was van een redelijk vermoeden van schuld.
Gelet op de omstandigheid dat de staande houding van verdachte vanwege het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld onrechtmatig is geweest, dienen de bewijsmiddelen die hieruit zijn voortgevloeid van het bewijs te worden uitgesloten. Dit maakt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.