ECLI:NL:RBLIM:2013:CA2798

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/03/176912 / FA RK 12-1424
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging hoofdverblijf van minderjarige na scheiding van ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 1 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader tot wijziging van het hoofdverblijf van zijn minderjarige kind, geboren in 2000, dat tot dan toe bij de moeder verbleef. De vader heeft verzocht om het hoofdverblijf bij hem vast te stellen, omdat het kind sinds juli 2011 feitelijk bij hem woont. De ouders zijn in 2003 uit elkaar gegaan en de moeder heeft sindsdien het gezag over het kind gehad. De vader heeft in zijn verzoekschrift aangevoerd dat de moeder het kind mishandelt en dat het kind zich beter ontwikkelt bij hem. De moeder heeft dit betwist en zich zorgen gemaakt over de opvoeding van het kind bij de vader, waarbij zij stelde dat het kind geen structuur en ongezond voedsel zou krijgen.

Tijdens de zitting heeft het kind verklaard dat hij graag bij de vader wil blijven wonen, omdat hij zich daar prettig voelt. De raad voor de kinderbescherming heeft ook zorgen geuit over de situatie, maar de rechtbank heeft besloten dat het in het belang van het kind is om het hoofdverblijf bij de vader vast te stellen. De rechtbank heeft overwogen dat de moeder stilzwijgend heeft gedoogd dat het kind bij de vader woont en dat er geen reden is om te twijfelen aan de opvoedingssituatie bij de vader. De rechtbank heeft het verzoek van de vader toegewezen en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 1 mei 2013
Zaaknummer: C/03/176912 / FA RK 12-1424
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[Naam vader],
verzoeker, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr.ing J.E.A. Hendrix, kantoorhoudende te Maastricht,
en:
[Naam moeder],
wederpartij, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.A. Moonen, kantoorhoudende te Beek.
1. Het verloop van de procedure
De vader heeft op 7 december 2012 een verzoekschrift tot wijziging van het hoofdverblijf ingediend.
Bij brief van 9 januari 2013 heeft de vader nadere stukken ingediend.
De moeder heeft op 5 maart 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 7 maart 2013 heeft [de minderjarige] zijn mening schriftelijk kenbaar gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 maart 2013.
2. De feiten
[Naam minderjarige] (roepnaam: [de minderjarige]) is geboren te [geboorteplaats], thans gemeente [X], op
[2000] uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en de vader. [de minderjarige] is erkend door de vader en de ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige]. [de minderjarige] verblijft feitelijk bij vader.
3. Het verzoek en het verweer
3.1
De vader heeft verzocht het hoofdverblijf van [de minderjarige] te wijzigen, in die zin dat [de minderjarige] voortaan het hoofdverblijf bij hem zal hebben.
De relatie tussen partijen is in 2003 verbroken en toen is [de minderjarige] bij moeder blijven wonen.
Nadat zich verscheidene incidenten hadden voorgedaan, waarbij door [de minderjarige] werd aangegeven dat moeder hem mishandelde, is [de minderjarige] naar vader gegaan. Hij verblijft daar al sinds juli 2011, ontwikkelt zich goed en voelt zich prettig bij vader.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de vader nog verklaard dat het belang van [de minderjarige] voorop staat. [de minderjarige] geeft heel duidelijk aan dat hij het liefste bij de vader wil wonen. De ouders staan lijnrecht tegenover elkaar. [de minderjarige] is echter niet voor niets weggegaan bij de moeder. Bij de vader krijgt [de minderjarige] structuur en gelden regels waaraan [de minderjarige] zich moet houden.
De advocaat van de vader stelt dat de moeder in haar verweerschrift verwijst naar voorvallen die zich meer dan anderhalf jaar geleden hebben afgespeeld. [de minderjarige] wordt nu door zijn moeder zwart gemaakt, terwijl daarvoor geen reden is. Het is niet waar dat [de minderjarige] geen gezag aanvaardt. Op school gaat het beter. Het is voor [de minderjarige] van groot belang dat er eindelijk duidelijkheid komt over zijn hoofdverblijf.
Hoewel de vader in het verleden meermalen een viergesprek met de moeder en de advocaten heeft aangeboden, stond de moeder hier nooit voor open.
Toch kunnen de ouders nog wel met elkaar communiceren en gaan zij ook samen met [de minderjarige] naar de orthodontist en tandarts.
3.2
De moeder heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat [de minderjarige] pas sinds november 2011 bij de vader verblijft. Er heeft zich destijds een conflict tussen de moeder en [de minderjarige] voorgedaan, waarna de vader heeft geweigerd [de minderjarige] terug te laten gaan naar de moeder. Sindsdien vindt er onregelmatig contact plaats tussen [de minderjarige] en de moeder. De moeder wil echter dat [de minderjarige] het hoofdverblijf bij haar behoudt. Zij maakt zich ernstige zorgen om [de minderjarige], die geen enkel gezag aanvaardt. [de minderjarige] heeft problemen op school; zo is hij vaak ongeoorloofd afwezig, wordt hij vaak uit de les gestuurd en laten zijn cijfers te wensen over. Daarnaast geeft de moeder aan dat er geen sprake is geweest van mishandeling en dat [de minderjarige] hierover liegt. Bij de vader krijgt [de minderjarige] geen structuur en krijgt hij bovendien enkel ongezond voedsel. De moeder is bang dat [de minderjarige] zal ontsporen en in de jeugdgevangenis terecht zal komen.
De moeder heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nogmaals verklaard dat zij zich ernstige zorgen maakt om de opvoeding van [de minderjarige]. In de weekenden dat [de minderjarige] bij haar is, durft de moeder geen regels te stellen uit angst dat [de minderjarige] niet meer bij haar wil zijn. De moeder heeft zich daarom verlaagd tot de opvoedingssituatie bij de vader.
De moeder heeft geprobeerd hierover te praten met de vader, maar de moeder heeft het gevoel dat zij niet serieus wordt genomen. Zo is de zaak wat betreft de mishandeling van [de minderjarige] geseponeerd, maar gelooft de vader [de minderjarige] nog steeds. Ook de moeder heeft een viergesprek aangeboden, maar beide ouders hebben een andere insteek. De moeder staat daarom niet meer open voor mediation. Zij ontvangt van de mentor ernstige zorgsignalen over [de minderjarige], maar ook deze zorgen worden niet geloofd. Als er niet meer regels en structuur komen voor [de minderjarige], zal hij in de toekomst ontsporen. Het is daarom van belang dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijf weer bij de moeder krijgt.
3.3
[de minderjarige] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat hij graag bij de vader wil blijven wonen, omdat hij zich hier prettig en thuis voelt. Volgens [de minderjarige] doet zijn vader wat een vader moet doen.
Op school gaat het steeds beter, hoewel [de minderjarige] in het begin erg moest wennen in de brugklas. Hij was toen ook wel betrokken bij opstootjes en soms vergat hij zijn boeken in het kluisje op school en kon hij daardoor thuis zijn huiswerk niet maken. [de minderjarige] zegt dat hij niet spijbelt, maar soms wel school moet verzuimen omdat hij ziek is of naar de orthodontist of tandarts moet. [de minderjarige] vindt het nu leuk op school.
Hij wil niet meer bij de moeder wonen, maar hij wil wel nog bij haar langs gaan. [de minderjarige] zou het fijn vinden als de ouders beter met elkaar overweg zouden kunnen.
3.4
De raad voor de kinderbescherming te Maastricht, verder te noemen: de raad, heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat er grote zorgen zijn om [de minderjarige]. [de minderjarige] is een zeer zelf bepalend kind, dat in de toekomst – als er niets wordt veranderd – de ouders tegen elkaar zal gaan uitspelen. Door de slechte communicatie tussen de ouders, die niet kijken naar wat [de minderjarige] bezig houdt, lijkt [de minderjarige] klem te zitten. Het is duidelijk dat hij de dupe is van de problemen tussen de ouders. Er zijn op dit moment nog veel vragen ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling. Ook zou er meer duidelijkheid moeten komen over de opvoedingssituatie. De raad stelt daarom voor onderzoek te doen en advies uit te brengen met betrekking tot de wijziging van het hoofdverblijf en de vaststelling van een omgangsregeling.
4. De beoordeling
Op 1 januari 2013 is in werking getreden de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart).
Ingevolge artikel CII, eerste lid, van de Wet herziening gerechtelijke kaart, gaan zaken die op 31 december 2012 bij de rechtbank Maastricht aanhangig waren op 1 januari 2013 van rechtswege over naar de rechtbank Limburg. Ingevolge artikel CIVA, eerste lid, van de Wet herziening gerechtelijke kaart worden, voor zover hier van belang, verzoekschriften en andere processtukken in aanhangige of aanhangig te maken zaken, tot kennisneming waarvan op 31 december 2012 de rechtbank Maastricht bevoegd was, met ingang van 1 januari 2013 aangemerkt als processtukken in zaken tot kennisneming waarvan bevoegd is de rechtbank Limburg.
Vaststaat dat [de minderjarige], nadat de relatie van zijn ouders is beëindigd, bij zijn moeder, die toen alleen het gezag had, is blijven wonen.
Bij beschikking van 6 oktober 2009 heeft de rechtbank Maastricht bepaald dat beide ouders het gezag hebben en heeft daarnaast het verzoek van vader om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen afgewezen.
Het hoofdverblijf van [de minderjarige] is nimmer door de rechtbank vastgesteld noch hebben de ouders daarover een regeling getroffen.
De rechtbank begrijpt het verzoek van de vader aldus dat vaststelling van het hoofdverblijf van [de minderjarige] wordt gevraagd.
Van toepassing is artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek: in geval van geschil tussen de ouders kan de rechtbank een zodanige beslissing nemen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Alvorens te beslissen dient de rechtbank op grond van lid 5 van voormeld artikel 253a een vergelijk tussen de ouders te beproeven.
Ter zitting van 15 maart 2013 is gebleken dat beide ouders volharden in hun stelling over het hoofdverblijf van [de minderjarige] en dat zij niets meer zien in gesprekken over dat hoofdverblijf. De vader wenst dat duidelijkheid over het hoofdverblijf wordt gegeven.
Gelet op de overgelegde stukken, met name het proces-verbaal d.d. 9 juli 2011, gaat de rechtbank ervan uit dat [de minderjarige] sinds 9 juli 2011 bij zijn verblijft.
De rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat de huidige situatie wordt geformaliseerd en dat zijn hoofdverblijf bij vader wordt vastgesteld.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende:
1.
Kennelijk heeft moeder de overgang van [de minderjarige] naar vader in juli 2011 stilzwijgend gedoogd. In ieder geval blijkt niet dat moeder zich tegen deze overgang heeft verzet. [de minderjarige] woont al bijna twee jaar bij vader.
2.
[de minderjarige] voelt zich op zijn gemak bij vader en heeft zowel schriftelijk als ter zitting, buiten aanwezigheid van zijn ouders, duidelijk aangegeven dat hij bij zijn vader wil blijven wonen.
3.
De rechtbank neemt niet het advies van de raad tot het instellen van een onderzoek over.
De raad heeft in 2009 onderzoek gedaan en op 31 maart 2009 gerapporteerd over [de minderjarige] en zijn ouders. Uit dat rapport blijkt dat [de minderjarige] destijds loyaal was naar beide ouders ondanks het feit dat de ouders toen niet meer met elkaar communiceerden na een slaande ruzie waarbij oma en de ouders betrokken waren.
Uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting van 15 maart 2013 blijkt dat de ouders van [de minderjarige] inmiddels wel met elkaar over [de minderjarige] kunnen communiceren, zelfs samen met [de minderjarige] naar de tandarts gaan en dat [de minderjarige] nog steeds loyaal is naar beide ouders. Anders dan de raad oordeelt de rechtbank daarom dat [de minderjarige] niet klem zit tussen zijn ouders; [de minderjarige] heeft alle vrijheid om contact met zijn moeder te hebben en [de minderjarige] wil dat ook.
De raad stelt dat [de minderjarige] een zeer zelfbepalend kind is dat in de toekomst zijn ouders tegen elkaar gaat uitspelen. De rechtbank acht deze ongemotiveerde stelling voorbarig en geen reden om een onderzoek te gelasten. De raad stelt verder dat er meer duidelijkheid moet komen over de opvoedingssituatie, maar de raad geeft niet aan wat dan duidelijk gemaakt zou moeten worden en wat dan onderzocht zou moeten worden.
In zijn rapport van 31 maart 2009 heeft de raad nog aangegeven dat de vader betrokken is en voor een actieve en kindvriendelijke opvoeding zorgt. Weliswaar is de geldigheid van dit rapport verstreken, maar uit niets blijkt - en het is ook niet gesteld- dat vader niet meer betrokken is en niet meer voor een actieve en kindvriendelijke opvoeding zorgt. De rechtbank heeft ter zitting ervaren dat vader zich nog steeds inzet voor [de minderjarige], dat [de minderjarige] en hij een goede vaderzoon band hebben en dat [de minderjarige] het gezag van zijn vader accepteert.
4.
De moeder uit grote zorgen over de schoolcarrière van [de minderjarige] en de raad neemt die zorgen over. Feitelijk is de rechtbank gebleken dat [de minderjarige] enkele onvoldoendes heeft gehaald, meerdere keren ongeoorloofd school heeft verzuimd en uit de klas is gestuurd. De rechtbank begrijpt dat moeder zich hierover zorgen maakt, maar de rechtbank ziet hierin geen reden om te twijfelen aan de opvoedingssituatie bij vader of om een onderzoek door de raad te gelasten. [de minderjarige] zit in de brugklas en hoewel in het begin van het schooljaar problemen zijn geweest met [de minderjarige] op school, gaat het nu steeds beter. Zowel [de minderjarige] als vader heeft dit ter zitting verklaard, maar dit blijkt ook uit het telefoongesprek dat de vader met de coördinator van school heeft gehad. Daarnaast is het van belang dat [de minderjarige] ook de kans krijgt zich te bewijzen op school; hij heeft immers een nieuwe start moeten maken en hij heeft, net als andere brugklassers die onvoldoendes scoren en hun huiswerk vergeten, tijd nodig om te wennen aan de middelbare school. Als de school zich ernstig zorgen zou maken over [de minderjarige], dan zou de school kunnen ingrijpen via een melding bij bureau jeugdzorg, maar de school acht dat kennelijk niet nodig.
5.
De ongemotiveerde uitspraken van moeder dat [de minderjarige] geen enkel gezag zou aanvaarden, dat bij vader geen structuur zou bestaan en dat [de minderjarige] ongezond eet zijn door vader afdoende weersproken.
Het verzoek van vader dient dan ook te worden toegewezen.
5. Beslissing
De rechtbank:
Bepaalt dat het hoofdverblijf van [Naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats], thans gemeente [X], op [2000], bij de vader zal zijn.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
JV
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.