Gelet op de overgelegde stukken, met name het proces-verbaal d.d. 9 juli 2011, gaat de rechtbank ervan uit dat [de minderjarige] sinds 9 juli 2011 bij zijn verblijft.
De rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat de huidige situatie wordt geformaliseerd en dat zijn hoofdverblijf bij vader wordt vastgesteld.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende:
1.
Kennelijk heeft moeder de overgang van [de minderjarige] naar vader in juli 2011 stilzwijgend gedoogd. In ieder geval blijkt niet dat moeder zich tegen deze overgang heeft verzet. [de minderjarige] woont al bijna twee jaar bij vader.
2.
[de minderjarige] voelt zich op zijn gemak bij vader en heeft zowel schriftelijk als ter zitting, buiten aanwezigheid van zijn ouders, duidelijk aangegeven dat hij bij zijn vader wil blijven wonen.
3.
De rechtbank neemt niet het advies van de raad tot het instellen van een onderzoek over.
De raad heeft in 2009 onderzoek gedaan en op 31 maart 2009 gerapporteerd over [de minderjarige] en zijn ouders. Uit dat rapport blijkt dat [de minderjarige] destijds loyaal was naar beide ouders ondanks het feit dat de ouders toen niet meer met elkaar communiceerden na een slaande ruzie waarbij oma en de ouders betrokken waren.
Uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting van 15 maart 2013 blijkt dat de ouders van [de minderjarige] inmiddels wel met elkaar over [de minderjarige] kunnen communiceren, zelfs samen met [de minderjarige] naar de tandarts gaan en dat [de minderjarige] nog steeds loyaal is naar beide ouders. Anders dan de raad oordeelt de rechtbank daarom dat [de minderjarige] niet klem zit tussen zijn ouders; [de minderjarige] heeft alle vrijheid om contact met zijn moeder te hebben en [de minderjarige] wil dat ook.
De raad stelt dat [de minderjarige] een zeer zelfbepalend kind is dat in de toekomst zijn ouders tegen elkaar gaat uitspelen. De rechtbank acht deze ongemotiveerde stelling voorbarig en geen reden om een onderzoek te gelasten. De raad stelt verder dat er meer duidelijkheid moet komen over de opvoedingssituatie, maar de raad geeft niet aan wat dan duidelijk gemaakt zou moeten worden en wat dan onderzocht zou moeten worden.
In zijn rapport van 31 maart 2009 heeft de raad nog aangegeven dat de vader betrokken is en voor een actieve en kindvriendelijke opvoeding zorgt. Weliswaar is de geldigheid van dit rapport verstreken, maar uit niets blijkt - en het is ook niet gesteld- dat vader niet meer betrokken is en niet meer voor een actieve en kindvriendelijke opvoeding zorgt. De rechtbank heeft ter zitting ervaren dat vader zich nog steeds inzet voor [de minderjarige], dat [de minderjarige] en hij een goede vaderzoon band hebben en dat [de minderjarige] het gezag van zijn vader accepteert.
4.
De moeder uit grote zorgen over de schoolcarrière van [de minderjarige] en de raad neemt die zorgen over. Feitelijk is de rechtbank gebleken dat [de minderjarige] enkele onvoldoendes heeft gehaald, meerdere keren ongeoorloofd school heeft verzuimd en uit de klas is gestuurd. De rechtbank begrijpt dat moeder zich hierover zorgen maakt, maar de rechtbank ziet hierin geen reden om te twijfelen aan de opvoedingssituatie bij vader of om een onderzoek door de raad te gelasten. [de minderjarige] zit in de brugklas en hoewel in het begin van het schooljaar problemen zijn geweest met [de minderjarige] op school, gaat het nu steeds beter. Zowel [de minderjarige] als vader heeft dit ter zitting verklaard, maar dit blijkt ook uit het telefoongesprek dat de vader met de coördinator van school heeft gehad. Daarnaast is het van belang dat [de minderjarige] ook de kans krijgt zich te bewijzen op school; hij heeft immers een nieuwe start moeten maken en hij heeft, net als andere brugklassers die onvoldoendes scoren en hun huiswerk vergeten, tijd nodig om te wennen aan de middelbare school. Als de school zich ernstig zorgen zou maken over [de minderjarige], dan zou de school kunnen ingrijpen via een melding bij bureau jeugdzorg, maar de school acht dat kennelijk niet nodig.
5.
De ongemotiveerde uitspraken van moeder dat [de minderjarige] geen enkel gezag zou aanvaarden, dat bij vader geen structuur zou bestaan en dat [de minderjarige] ongezond eet zijn door vader afdoende weersproken.