ECLI:NL:RBLIM:2013:CA2391

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
522638 CV EXPL 13-1597
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van executoriale verkoop in executiegeschil

In deze zaak vorderden [namen eisende partij 1 en 2] een verbod op de aangezegde executoriale verkoop door de besloten vennootschap SIJBEN WOONCENTER B.V. (hierna: Sijben). De voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, oordeelde dat de vordering van [namen eisende partij 1 en 2] moet worden afgewezen. De vordering werd beschouwd als een executiegeschil in de zin van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter achtte zich bevoegd om de zaak te behandelen, aangezien het geschil onder de competentie van de kantonrechter valt.

De eiser, [naam eisende partij 1], was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.394,44 aan Sijben, maar stelde dat hij niet over de financiële middelen beschikte om aan deze verplichting te voldoen. Sijben had aangekondigd executoriaal beslag te leggen op de inboedel en inventaris van [naam eisende partij 1], maar de eisers betwistten dat deze goederen aan [naam eisende partij 1] toebehoorden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het aan [naam eisende partij 1] was om aan te tonen dat de goederen niet aan hem toebehoorden en dat het beslag niet onrechtmatig was.

De rechter concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke misslag in het vonnis van 16 juni 2010 en dat er geen nieuwe feiten waren die een noodtoestand voor de eisers zouden rechtvaardigen. De vordering tot verbod van de executoriale verkoop werd afgewezen, en de eisers werden veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Henzen, voorzieningenrechter, op 21 mei 2013.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 522638 CV EXPL 13-1597
typ: AodK
Vonnis d.d. 21 mei 2013
in de zaak
1. [NAAM EISENDE PARTIJ 1]
en
2. [NAAM EISENDE PARTIJ 2],
beiden wonend te [adresgegevens eisende partij 1 en 2],
eisende partij,
hierna separaat aan te duiden als: [namen eisende partij 1 en 2],
gemachtigde: mr. L.C. van Kasteren te Maastricht;
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SIJBEN WOONCENTER B.V.,
gevestigd en kantoorhoud te Roermond,
gedaagde partij,
hierna aan te duiden als: Sijben,
gemachtigde: R.W.H. van Dijk, gerechtsdeurwaarder.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het procesverloop blijkt uit het volgende:
- het exploot van dagvaarding d.d. 1 mei 2013 met producties;
- de mondelinge behandeling van 13 mei 2013 en de daarvan opgemaakte aantekeningen.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak op vandaag vastgesteld is.
2. DE FEITEN
2.1. Voorshands staan de volgende feiten vast.
2.2. Bij vonnis van de rechtbank Maastricht van 16 juni 2010 – zaaknummer 150847 – is [naam eisende partij 1] veroordeeld om aan Sijben te betalen een bedrag van € 11.394,44 exclusief rente en kosten.
2.3. [naam eisende partij 1] heeft tot op heden niet aan deze vordering voldaan.
2.4. In verband met verhaal van haar vordering heeft Sijben bij monde van de door haar ingeschakelde deurwaarder aangekondigd executoriaal beslag te doen leggen op onder andere de inboedel en inventaris die aanwezig is in de woning van [naam eisende partij 1].
3. HET GESCHIL
3.1. [namen eisende partij 1 en 2] vorderen dat de voorzieningenrechter bij wege van onmiddellijke voorziening bij voorraad en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de door Sijben aangezegde executoriale verkoop zal verbieden, althans een zodanige voorziening zal treffen als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren, met verwijzing van Sijben in de kosten van deze procedure.
3.2. [namen eisende partij 1 en 2] voeren ter onderbouwing van hun vordering – kort en voor zover van belang – het volgende aan.
[naam eisende partij 1] betwist niet dat hij het bedrag tot betaling waarvan hij bij vonnis van de rechtbank Maastricht is veroordeeld – € 11.394,44 exlusief rente en kosten – aan Sijben dient te voldoen. Hij beschikt op dit moment echter niet over de financiële middelen daartoe.
Sijben heeft bij monde van de door haar ingeschakelde deurwaarder aangekondigd executoriaal beslag te zullen leggen op onder andere de in de woning aanwezige inboedel en inventaris. Een dergelijk beslag is echter onrechtmatig, omdat inboedel en inventaris eigendom zijn van [naam eisende partij 2]. Bovendien is de voorgenomen executie buitenproportioneel, gelet op de geringe waarde van de zaken afgezet tegen de hoge kosten die met executie gepaard gaan. Tot slot doen [namen eisende partij 1 en 2] een beroep op het verdrag inzake de rechten van het kind, omdat het doorzetten van de executie ook hun kinderen onevenredig hard zal treffen.
3.3. Sijben heeft verweer gevoerd, waarop hieronder – voor zover nodig – nader zal worden ingegaan.
4. DE BEOORDELING
4.1. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak alsmede uit de stellingen van [namen eisende partij 1 en 2] en wordt door de gemachtigde van Sijben ook niet betwist.
4.2. Ter uitvoering van het onder 2.1. bedoelde vonnis is namens Sijben aan [namen eisende partij 1 en 2] executoriaal beslag aangezegd. De vordering van laatstgenoemden tot verbod van de aangezegde executoriale verkoop is te beschouwen als een executiegeschil dat valt onder de reikwijdte van artikel 438 Rv. [namen eisende partij 1 en 2] hebben zich met hun vordering gewend tot de "kantonrechter zittend als voorzieningenrechter" en de gemachtigde van Sijben heeft zich tegen afhandeling van dit geschil door deze rechter niet verzet. Nu het geschil tot onderwerp heeft een vordering die voor wat betreft de hoogte onder de competentie van de kantonrechter valt, acht deze zich in het onderhavige geval als voorzieningenrechter bevoegd van de vordering kennis te nemen en daarop te beslissen.
4.3. Voorop staat dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft verkregen in beginsel bevoegd is dat vonnis te executeren, ook indien bij tenuitvoerlegging een onomkeerbare situatie ontstaat / dreigt te ontstaan.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee, dat in een executiegeschil geen inhoudelijke bezwaren tegen een uitspraak aangevoerd kunnen worden, behoudens die welke nopen tot het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid.
Van dat laatste kan sprake zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke kennelijke misslag berust of indien ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is.
4.3. Gesteld noch gebleken is dat het vonnis van 16 juni 2010 op een kennelijke misslag berust.
4.4. Voorts hebben [namen eisende partij 1 en 2] niet aangevoerd, dat er sprake is van feiten die ná 16 juni 2010 zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen en die op zich – indien de executie zou worden doorgezet – klaarblijkelijk tot een noodtoestand voor hen zouden leiden.
4.5. [namen eisende partij 1 en 2] stellen zich op het standpunt dat het te leggen beslag onrechtmatig is jegens hen omdat Sijben beslag wil doen leggen op niet aan [naam eisende partij 1] toebehorende goederen. Het is echter aan [naam eisende partij 1] om aan te tonen dat de spullen waarop de deurwaarder beslag wenst te leggen, niet aan hém in eigendom toebehoren en daarom volgens hem niet voor beslag vatbaar zijn. Bovendien kan ook artikel 435 lid 3 Rv uitkomst bieden in een dergelijke situatie. Het te leggen beslag kan dus niet op voorhand al als onrechtmatig worden beschouwd.
4.6. Op grond van artikel 3:13 BW kan ook nog sprake zijn van misbruik van bevoegdheid wanneer, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening daarvan en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen worden gekomen.
4.7. De stelling dat voortzetting van de executie de kinderen van [namen eisende partij 1 en 2] onevenredig hard zou treffen, wordt niet nader uitgewerkt. Gesteld noch gebleken is dat er enige raakvlakken zijn met de situatie in het vonnis waar in dat kader naar wordt verwezen.
4.8. De vraag of het leggen van executoriaal beslag als vexatoir moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen. Deze vraag kan thans nog niet beantwoord worden, omdat op dit moment nog geen beslag gelegd is en de deurwaarder nog niet in de gelegenheid is geweest een lijst van in beslag te nemen zaken op te stellen.
4.9. Gelet op het vorenstaande kan dus evenmin geconcludeerd worden dat in dezen sprake is van misbruik van bevoegdheid.
4.10. De vordering van [namen eisende partij 1 en 2] zal daarom worden afgewezen, met hun veroordeling tot betaling van de kosten van deze procedure.
5. DE BESLISSING
5.1. Wijst de vordering af.
5.2. Veroordeelt [namen eisende partij 1 en 2] tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van Sijben tot op heden begroot op € 200,00 salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.