Zittingsplaats Maastricht
parketnummer: 03/700068-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 mei 2013
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. H. Külcü, waarnemend voor mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 mei 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met (een) ander(en) 1005 gram amfetamine buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, dan wel dat hij deze hoeveelheid amfetamine heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd;
Feit 2: samen met (een) ander(en) 4423 xtc-pillen in zijn bezit heeft gehad;
Feit 3: samen met (een) ander(en) 525 gram hennep in zijn bezit heeft gehad;
Feit 4: 137 vervalste bankbiljetten van € 200,- in voorraad heeft gehad;
Feit 5: een veerdrukpistool in zijn bezit heeft gehad;
Feit 6: verschillende soorten munitie in zijn bezit heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft een begin gemaakt met het buiten het grondgebied brengen van verdovende middelen door deze te verkopen aan een Duitse klant, met Duitse kentekens op zijn auto.
Ook de onder 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de zak met xtc-pillen is aangetroffen op een kast in de woonkamer en de hennep op de zolder van de woning waarin verdachte woont samen met zijn ouders. Gelet op de hoge leeftijd van de ouders van verdachte, het feit dat zij beiden verklaren dat de aangetroffen spullen niet van hen zijn en het feit dat verdachte in verdovende middelen handelt, moeten de pillen en de hennep wel van verdachte zijn. Verder worden op zijn slaapkamer vals geld, een wapen en patronen aangetroffen,
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde aangevoerd dat er geen sprake is van buiten het grondgebied brengen, nu verdachte geen opzet daarop heeft gehad. Enkel voorwaardelijk opzet is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Daarbij komt dat er evenmin sprake is van medeplegen, nu er geen nauwe en bewuste samenwerking aangetoond kan worden.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat nergens uit blijkt dat verdachte wist dat de xtc-pillen op de kast in woonkamer lagen. De woonkamer was ook bij andere mensen in gebruik. Het is dan ook niet uit te sluiten dat de pillen door andere mensen in de woonkamer zijn neergelegd.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat de zolder waar de hennep is aangetroffen in gebruik was bij de vader van verdachte en dat nergens uit blijkt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van hennep op de zolder.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde aangevoerd dat niet uit het dossier naar voren komt dat verdachte de biljetten zelf heeft vervalst, dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de valse biljetten op zijn kamer of dat hij bekend was met het feit dat de biljetten vals waren. Daarbij komt dat er geen bewijs voorhanden is dat erop wijst dat verdachte de biljetten in voorraad had met het oogmerk deze als echt uit te geven.
Met betrekking tot de onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft de raadsman bepleit dat niet duidelijk is onder welke omstandigheden het wapen en de munitie zijn aangetroffen en dat ook hier niet uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen in zijn slaapkamer en de munitie op de zolder.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 28 januari 2013 troffen verbalisanten H. en C., belast met wijksurveillancedienst, in Schinveld op de parkeerplaats bij het plaatselijke Esso tankstation een zwartkleurige Volkswagen Golf aan voorzien van Duitse kentekenplaten. Het bestuurdersportier stond geheel open. Verdachte stond voorovergebogen bij het bestuurdersportier. Op de bestuurderstoel zat een man die desgevraagd in het Duits mededeelde dat hij [naam getuige] heette. Verbalisant H. zag tussen de achterzitting en de bestuurderszitting, op de bodem van de auto, een plastic zak met inhoud liggen. De plastic zak had een wit/rood kleurig hart en was enigszins doorzichtig. In deze zak zat een witkleurige substantie. Verbalisant C. nam de plastic zak op, zag dat de witkleurige inhoud in transparant plastic was verpakt en voelde dat het een soort pasta betrof. [naam getuige] zei desgevraagd niet te weten wat er in de plastic zak zat. Verdachte overhandigde verbalisant C. vervolgens een envelop en zei daarbij “dit is wat ik voor het pakketje heb gekregen”. Verbalisant C. zag dat er geld in de envelop zat. De inhoud van de plastic zak is in beslag genomen. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aan de witkleurige inhoud wijst uit dat deze amfetamine bevat.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij verdovende middelen bij zich had die hij voor iemand moest verkopen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de man in de auto verdovende middelen had besteld, dat hij aan die man verdovende middelen heeft geleverd en dat hij hier €100,00 voor zichzelf aan zou overhouden.
De rechtbank is op grond van het proces-verbaal van verbalisanten H. en C., de verklaringen van verdachte en het rapport van het NFI van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte namens een ander 1005 gram amfetamine heeft verkocht aan [naam getuige].
Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich daardoor schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, van 1005 gram amfetamine. De rechtbank baseert dit oordeel op het feit dat de verdovende middelen op bestelling zijn verkocht aan een Duitssprekende man, in een auto met een Duits kenteken en dat het gaat om een hoeveelheid die vele malen groter is dan een gebruikershoeveelheid, zodat voor iedereen duidelijk moet zijn dat de verdovende middelen niet voor gebruik ter plekke zijn. De kans dat die verdovende middelen vervolgens naar Duitsland vervoerd zouden worden is op z’n minst aanmerkelijk te noemen en verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. Verdachte heeft dus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat die amfetamine vervolgens naar Duitsland zou worden vervoerd, en dus buiten het grondgebied van Nederland worden gebracht. Verdachte heeft derhalve gehandeld met het tenlastegelegde opzet.
De rechtbank deelt niet het standpunt van de raadsman dat enkel zuiver opzet voldoende is voor een veroordeling terzake dit wetsartikel. Ook opzet in voorwaardelijke zin kan tot een veroordeling leiden.
Feiten 2 en 3
Op 28 januari 2013 zijn in de woning van verdachte onder andere plastic zakken met blauwe pillen aangetroffen in de woonkamer en plastic zakken met hennep op de zolder. Verdachte woont samen met zijn ouders in deze woning.
De rechtbank overweegt dat meerdere personen gebruik maken van de woonkamer. Deze ruimte is niet alleen bij verdachte in gebruik, zoals dat bijvoorbeeld wel van een slaapkamer verwacht mag worden. Hetzelfde geldt ten aanzien van de zolder. Het enkele feit dat de andere bewoners van de woning oudere mensen zijn is niet voldoende om hen zonder meer buiten beschouwing te laten in het kader van deze strafzaak. De enkele aanwezigheid van deze goederen is dus niet voldoende bewijs voor het voorhanden hebben ervan door verdachte.
Dat zou anders worden als uit het dossier kon worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van xtc-pillen en hennep in de woning, maar daarvan is geen sprake. Zo blijkt niet sinds wanneer deze spullen daar liggen, wie ze heeft neergelegd en wie op welke plek in huis kwam. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
Op 28 januari 2013 is tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte te [woonplaats verdachte] in zijn slaapkamer een airsoftwapen aangetroffen en een groot aantal bankbiljetten van € 200,- die vervalst blijken te zijn. Op zolder zijn in totaal 132 .22 patronen aangetroffen.
Na onderzoek blijkt het wapen een veerdrukpistool te zijn, dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen en geschikt is voor bedreiging en afdreiging. Het betreft derhalve een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I sub 7, van de Wet wapens en munitie. Er heeft ook onderzoek plaatsgevonden aan de patronen. Het gaat om 66 kogelpatronen van kaliber .22 lr, met onder andere de bodemstempels U, P, F en Rex. Dit is munitie in de zin van artikel 2, tweede lid, categorie III, van de Wet wapens en munitie. Daarnaast betreft het 44 hollowpointpatronen van kaliber .22 lr, met onder andere de bodemstempels H en C. Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 2, tweede lid, categorie II sub 4, van de Wet wapens en munitie. Tevens gaat het om 22 hollowpointpatronen van het kaliber .22 Short, met onder andere de bodemstempels H. Dit betreft munitie in de zin van artikel 2, tweede lid, categorie II sub 4 van de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de verzameling munitie van hem was.
De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen in de zin van art. 13 Wet wapens en munitie, is vereist dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van dat wapen.
In het onderhavige geval is het wapen aangetroffen in de slaapkamer van verdachte. Verdachte heeft hiervoor geen enkele verklaring willen geven en zich beroepen op zijn zwijgrecht. De ouders van verdachte, die eveneens de doorzochte woning bewonen, hebben verklaard dat het wapen niet van één van hen is. De rechtbank vindt deze verklaringen geloofwaardig. Evenmin is aangevoerd, noch zijn er aanwijzingen, dat een ander persoon, buiten medeweten van verdachte, een wapen op zijn slaapkamer zou verbergen. Dit is ook niet erg aannemelijk. Het risico dat verdachte het wapen zou vinden, is immers groot. Nu het wapen op de slaapkamer van verdachte is aangetroffen en er geen enkele aanwijzing is dat iemand anders het wapen daar buiten medeweten van verdachte heeft neergelegd, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van dit wapen en dat het onder 5 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van de bekendheid met de aanwezigheid van de valse bankbiljetten komt de rechtbank op grond van dezelfde redenering als hiervoor eveneens tot de conclusie dat verdachte hiervan op de hoogte was. Echter, uit het dossier is niet af te leiden dat verdachte deze bankbiljetten als echt wilde uitgeven of gebruiken. Nu dit wel een vereiste is om tot veroordeling te komen zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde feit houdt de rechtbank verdachte aan zijn verklaring, zoals hij deze ter terechtzitting van 14 mei 2013 heeft afgelegd. Aan het feit dat verdachte die verklaring later, op aangeven van zijn raadsman, heeft ingetrokken met de mededeling dat hij het niet goed begrepen had, hecht de rechtbank geen waarde. De verklaring dat de munitie van hem was werd gegeven op de simpele vraag van wie deze munitie was. Verdachte antwoordde toen: “van mij”. De verklaring die hij vervolgens heeft afgelegd, inhoudende dat de munitie niet van hem was, acht de rechtbank daarom ongeloofwaardig. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank het onder 6 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 januari 2013 te Schinveld, gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 1005 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde hoeveelheid amfetamine verkocht aan (de Duitsprekende en in een auto met Duits kenteken rijdende) [naam getuige];
op 28 januari 2013 te [woonplaats verdachte] een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, zodanig dat het wapen voor afdreiging of bedreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad;
op 28 januari 2013 te [woonplaats verdachte] voorhanden heeft gehad 44 hollowpointpatronen kaliber .22 lr (bodemstempels o.a. H, C) en 22 hollowpointpatronen kaliber .22 short (bodemstempels o.a. H), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II, en 66 kogelpatronen kaliber .22 lr. (bodemstempels o.a. U, P, F, REX), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de landelijke oriëntatiepunten, met het feit dat verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft en het feit dat verdachte heeft gehandeld in opdracht van anderen en hij nu zijn lesje wel heeft geleerd. De raadsman vindt de strafeis van de officier van justitie buiten proportie.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft meer dan een kilo amfetamine aan [naam getuige] afgeleverd, die de verdovende middelen mee wilde nemen naar Duitsland. In de woning van verdachte zijn vervolgens een veerdrukpistool en verschillende soorten munitie aangetroffen. Met name de hollowpoint munitie is geschikt om zeer ernstig letsel toe te brengen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met het nagenoeg blanco strafblad van verdachte. Tevens heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, een passende straf.
6 Het beslag
Onder verdachte zijn inbeslaggenomen geldbedragen van € 1700,- en € 450,-, een gsm van het merk Nokia en een gsm van het merk Samsung. Uit zijn woning zijn vervolgens valse bankbiljetten inbeslaggenomen.
De officier van justitie heeft gevorderd al het inbeslaggenomen geld verbeurd te verklaren, nu de herkomst ervan dubieus is. De valse bankbiljetten dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu het bezit ervan in strijd is met de wet. De zwarte gsm van het merk Nokia dient verbeurd te worden verklaard, nu het een feit van algemene bekendheid is dat een gsm gebruikt wordt bij het handelen in verdovende middelen. De gsm van het merk Samsung dient te worden teruggegeven aan [naam getuige].
De raadsman heeft verzocht de gsm van het merk Nokia en het geldbedrag van € 450,- terug te geven aan verdachte, nu nergens uit blijkt dat deze voorwerpen zijn gebruikt bij of verworven door het plegen van een strafbaar feit. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Het geldbedrag van € 1700,- is door verdachte ontvangen van [naam getuige] ter betaling van de door hem geleverde amfetamine. Nu het geld daarmee door middel van een strafbaar feit is verkregen, is het vatbaar voor verbeurdverklaring.
Bij gelegenheid van het onderzoek naar het misdrijf waarvoor verdachte is vervolgd, is in zijn slaapkamer vals geld aangetroffen en in beslag genomen. Het ongecontroleerde bezit hiervan is in strijd is met de wet. Uit de aard van het voorwerp volgt dat dit kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven. Het valse geld zal aan het verkeer worden onttrokken.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 450,-, dat tijdens de fouillering bij verdachte is aangetroffen, heeft verdachte ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat hij slechts € 120,- bij zich had en dat er waarschijnlijk een vergissing is gemaakt bij het tellen van het geld. Nu niet kan worden vastgesteld dat deze € 120,- van een misdrijf afkomstig is, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van een bedrag van € 120,-. Voor het resterende deel van het bedrag (ad € 330,-) gelast zij bewaring ten behoeve van de rechthebbende.
De rechtbank gelast tevens de teruggave aan verdachte van de gsm van het merk Nokia, nu het belang van strafvordering zich hiertegen niet meer verzet.
Ten aanzien van de gsm van het merk Samsung zal de rechtbank de teruggave gelasten aan [naam getuige], nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze gsm aan [naam getuige] toebehoord.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen geldbedrag van € 1700,- (nr. 2);
- verklaart aan het verkeer onttrokken de valse bankbiljetten van € 200,- (nrs. 7, 8 en 9);
- gelast teruggave aan verdachte van € 120,- (nr. 3) en de gsm van het merk Nokia (nr. 6);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van € 330,- (nr. 3);
- gelast teruggave aan [naam getuige] van de gsm van het merk Samsung (nr. 4).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 mei 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Schinveld, gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 1005 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde hoeveelheid amfetamine verkocht aan (de Duitsprekende en/of in een auto met Duits kenteken rijdende) D. [naam getuige];
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2013 in de gemeente Schinveld, gemeente Onderbanken, althans in het arrondissement Maastricht, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1005 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te [woonplaats verdachte], in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4423 xtc-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te [woonplaats verdachte], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1594 gram hennep en/of ongeveer 525 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te [woonplaats verdachte], opzettelijk 137, in elk geval een (aantal) bankbiljet(ten) van 200 euro, dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die ontving, bekend was, met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te [woonplaats verdachte], een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of zodanig dat het wapen voor afdreiging of bedreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te [woonplaats verdachte], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad
44 hollowpointpatronen kaliber .22 lr (bodemstempels o.a. H, C) en/of 22 hollowpointpatronen kaliber .22 short (bodemstempels o.a. H), in elk geval (telkens) munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II, en/of
66 kogelpatronen kaliber .22 lr. (bodemstempels o.a. U, P, F, REX), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
BIJLAGE II: De beslaglijst
2 Geld Euro
2168336. Waarde € 1700,-
3 Geld Euro
2168334. Waarde € 120,-
3 Geld Euro
2168334. Waarde € 330,-
4 1 GSM Kl: grijs, SAMSUNG,
2168330,
6 1 GSM Kl: zwart, NOKIA
2168326
7 Geld Euro
2168319. 24 biljetten van € 200,-
8 Geld Euro
2168512. 51 x € 200,-
9 Geld Euro
2168517. 62 x € 200,-