ECLI:NL:RBLIM:2013:CA1220

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
519949 CV EXPL 13-1352
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming in kort geding wegens onvoldoende spoedeisend belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 mei 2013 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de stichting Woonpunt vorderde om de gedaagde partij te veroordelen tot ontruiming van zijn woning. Woonpunt stelde dat de gedaagde, die in de woning aan het adres in Maastricht woont, structureel overlast veroorzaakte, waaronder geluidsoverlast en bedreigingen aan omwonenden. Eiser had eerder, in oktober 2012, ook al een ontruimingsvordering ingediend, die toen was afgewezen omdat de overlast niet voldoende kon worden vastgesteld. Woonpunt vorderde nu opnieuw ontruiming, maar de kantonrechter oordeelde dat het spoedeisend belang niet voldoende was aangetoond. De rechter merkte op dat Woonpunt niet duidelijk maakte waarom een onmiddellijke voorziening noodzakelijk was en waarom de uitkomst van een bodemprocedure niet kon worden afgewacht. De rechter wees de vordering af en veroordeelde Woonpunt tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde partij. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang in kort geding procedures en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor de gestelde overlast.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 519949 CV EXPL 13-1352
typ: AodK
Vonnis ex art. 254 Rv d.d. 27 mei 2013
in de zaak
de stichting STICHTING WOONPUNT, h.o.d.n. Woonpunt Maastricht & Mergelland,
gevestigd te Maastricht, kantoorhoudend Leidenlaan 18-20 te 6229 EZ Maastricht,
eisende partij,
hierna aan te duiden als: Woonpunt,
gemachtigde: mr. C.J.P. Schellekens te Best;
tegen
[NAAM GEDAAGDE PARTIJ],
wonen te [adresgegevens gedaagde partij],
gedaagde partij,
hierna aan te duiden als: [naam gedaagde partij],
gemachtigde: B.H.M. Nijsten te Maastricht.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het procesverloop blijkt uit het volgende:
- het exploot van dagvaarding d.d. 11 april 2013 met producties;
- de mondelinge behandeling van 13 mei 2013 en de daarvan opgemaakte aantekeningen.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak op vandaag vastgesteld is.
2. HET GESCHIL
2.1. Woonpunt vordert dat de kantonrechter bij wege van onmiddellijke voorziening bij voorraad en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [naam gedaagde partij] zal veroordelen:
- om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de woning aan het adres [adresgegevens gedaagde partij] te Maastricht te ontruimen en te verlaten met al het zijne en al de personen die zijdens hem in voormeld pand verblijven en dit pand ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen onder afgifte van de sleutels aan Woonpunt;
- tot betaling van de kosten van deze procedure.
2.2. Aan deze vordering wordt door Woonpunt – kort en voor zover van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Woonpunt verhuurt aan [naam gedaagde partij] de zelfstandige woonruimte aan het adres [adresgegevens gedaagde partij] te Maastricht.
[naam gedaagde partij] veroorzaakt vanuit deze woning structureel en dag en nacht ernstige overlast, welke bestaat in geluidsoverlast als gevolg van slaan en gooien met spullen in de woning. De klachten van omwonenden komen overeen met de constatering van de politie, dat [naam gedaagde partij] ernstige schade aan de woning heeft toegebracht "onder andere door inslagen van een hamer".
Verder heeft [naam gedaagde partij] zijn onderbuurvrouw (indirect) bedreigd met een wapen en meerdere buurtbewoners voelen zich niet meer veilig in hun eigen woning.
Een eerdere vordering van Woonpunt in kort geding strekkende tot ontruiming van de onderhavige woning is door de voorzieningenrechter bij vonnis van 8 november 2012 afgewezen, omdat "de overlastklachten afkomstig waren van één bron waardoor de gegrondheid van de klachten in het kort geding niet voldoende kon worden onderzocht". Thans zijn nieuwe klachten ontvangen en klagen ook andere omwonenden over [naam gedaagde partij].
2.3. [naam gedaagde partij] heeft zich tegen toewijzing van de vordering verzet. Hij betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang en hij weerspreekt de gestelde overlast.
3. DE BEOORDELING
3.1. Op grond van artikel 254 Rv is de kantonrechter bevoegd om in alle spoedeisende zaken gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad (voor zover vereist) te geven.
3.2. Volgens Woonpunt is de spoedeisendheid in dezen gelegen in de ernstige overlast die door [naam gedaagde partij] veroorzaakt wordt, bestaande in geluidsoverlast en bedreigingen waardoor omwonenden zich niet meer veilig voelen in hun woning, en daarnaast in het feit dat Woonpunt verdere schade aan de woning wil voorkomen.
[naam gedaagde partij] heeft de spoedeisendheid van de onderhavige vordering betwist.
3.3. Spoedeisend belang bij een voorziening heeft de eiser van wie niet kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht. Of de spoedvoorziening ook daadwerkelijk wordt verleend, is afhankelijk van de uitkomst van een beoordeling van de voorlopige merites van de zaak en van afweging van de belangen van partijen. Bij die belangenafweging kan ook een rol spelen of en waarom eiser heeft gewacht met het vorderen van de voorziening. Naarmate een status quo langer voortduurt moet de eiser betere argumenten hebben om hierin bij voorlopige voorziening nog verandering te brengen in plaats van een bodemprocedure af te wachten.
3.4. Een eerdere vordering van Woonpunt tot ontruiming in kort geding is bij vonnis van
8 november 2012 afgewezen. Woonpunt heeft er toen voor gekozen geen bodemprocedure
te starten om alsnog ontruiming te bewerkstelligen.
De reden waarom zij thans wederom een kort geding tegen [naam gedaagde partij] is begonnen, is volgens Woonpunt gelegen in het feit dat zich intussen nieuwe feiten hebben voorgedaan. Haar gemachtigde verklaart ter zitting echter dat het "de laatste twee maanden rustig is", een standpunt dat zijn bevestiging vindt in de door Woonpunt overgelegde stukken.
3.5. Geoordeeld wordt dat Woonpunt onvoldoende duidelijk maakt, waarom thans een onmiddellijke voorziening bij voorraad nodig is en de uitslag van een bodemprocedure – die volgens Woonpunt thans wél en wel gelijktijdig met de onderhavige procedure is opgestart – niet kan worden afgewacht.
3.6. De gevorderde onmiddellijke voorziening bij voorraad zal daarom afgewezen worden. Aan een verdere inhoudelijke behandeling komt de kantonrechter niet toe.
3.7. Woonpunt dient te worden veroordeeld tot betaling van de kosten van de onderhavige procedure.
4. DE BESLISSING
4.1. Wijst de vordering af.
4.2. Veroordeelt Woonpunt tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [naam gedaagde partij] tot op heden begroot op € 200,00 salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.