Zittingsplaats Maastricht
parketnummer: 03/700890-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 mei 2013
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 5 maart 2013 en 14 mei 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: zijn levensgezel [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld op 20 november 2012;
Feit 2: zijn levensgezel [naam slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld in de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2012;
Feit 3: het hem opgelegde huisverbod heeft overtreden;
Feit 4: [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd;
Feit 5: een veerdrukwapen in zijn bezit heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten acht zij ook bewezen dat verdachte aangeefster heeft geknepen en op de grond geduwd. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde verwijst de officier van justitie naar de aangifte, het letsel van aangeefster, de verklaringen van de collega’s van aangeefster en de verklaring van verdachte dat hij aangeefster vaker heeft mishandeld. Daarbij komt dat verdachte in het verleden eerder ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld en dat uit de rapportages naar voren komt dat hij naar agressie neigt.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1, 4 en 5 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken, omdat – op grond van zijn verklaring – slechts bewijsbaar is dat hij zijn vriendin in 2012 heeft mishandeld, en niet gedurende de gehele tenlastegelegde periode van bijna vijf jaar. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie is niet bruikbaar voor het bewijs, nu hij dat verhoor niet heeft ondertekend omdat de verbalisanten weigerden bepaalde antwoorden van verdachte aan te passen. Verder brengt de raadsman naar voren dat de collega’s van aangeefster nooit letsel bij haar hebben waargenomen. Door haar huisarts is evenmin letsel geconstateerd.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde vrijspraak bepleit, omdat hij van mening is dat het sturen van bloemen niet gezien kan worden als overtreding van het contactverbod. Daarbij komt dat [naam slachtoffer 1] de bloemen nooit heeft ontvangen zodat er van “contact” geen sprake is geweest.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
Op 20 november 2012 heeft [naam slachtoffer 1] aangifte gedaan van mishandeling door haar vriend [naam verdachte]. Zij heeft verklaard dat zij die dag thuis kwam in hun woning aan de [adres] te S. Verdachte trok haar de gang in en schopte tegen haar lichaam, waardoor zij overal pijn voelde. Vervolgens beet hij haar in het gezicht en sloeg hij met zijn vuist tegen haar arm en neus. Ook heeft zij verklaard dat verdachte haar al jaren bijna dagelijks mishandeld. Uit medische informatie betreffende aangeefster komt naar voren dat zij bloeduitstortingen heeft op de rechterbovenarm en het linkerbovenbeen. Ook zijn de pezen van de bovenarmspier erg pijnlijk, waardoor er sprake is van functieverlies.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [naam slachtoffer 1] op 20 november 2012 heeft mishandeld door haar te schoppen, te slaan en te bijten. Verder heeft hij verklaard dat hij haar in 2011 ook een keer heeft mishandeld door haar te schoppen. Dat was voor de geboorte van hun zoontje op 18 augustus 2011. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij [naam slachtoffer 1] vaker heeft mishandeld, waarbij dan ongeveer hetzelfde gebeurde als op 20 november 2012.
De leidinggevende van aangeefster heeft verklaard dat het in 2011 heel slecht ging bij aangeefster thuis en dat aangeefster benoemde dat ze bang was voor haar vriend. Het laatste jaar is aangeefster vaker dan anders een paar keer kortdurend ziek geweest. Een collega van aangeefster heeft verklaard dat men op het werk wist dat er veel stress was bij aangeefster thuis en dat zij de laatste tijd meer ziek is geweest.
Gelet op de aangifte van [naam slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte aangeefster op 20 november 2012 heeft mishandeld door te slaan, schoppen en bijten. Nu onvoldoende uit het dossier naar voren komt dat verdachte haar ook heeft geknepen en op de grond heeft gegooid, zal de rechtbank hem van deze twee onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
Gelet op de aangifte van [naam slachtoffer 1] over mishandeling(en) in het verleden en hetgeen verdachte hierover ter zitting en bij de politie heeft verklaard acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster niet alleen op 20 november 2012 heeft mishandeld, maar dat hij haar ook daarvoor heeft mishandeld door haar te slaan en/of te schoppen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is in welke periode de eerdere mishandelingen hebben plaatsgevonden en in welke frequentie dit gebeurde.
Voor de verklaring van aangeefster dat de mishandelingen gedurende de laatste vijf jaar met een frequentie van vijf keer per week plaatsvonden, vindt de rechtbank geen steun in andere bewijsmiddelen. Nu verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster vóór de geboorte van hun zoontje heeft mishandeld en haar leidinggevende heeft verklaard dat het in 2011 erg slecht met haar ging en ze vaker niet op het werk verscheen, is de rechtbank van oordeel dat er wel voldoende bewijs is dat de mishandelingen vanaf 1 januari 2011 hebben plaatsgevonden. Gelet op aangifte, de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd en de verklaringen van de leidinggevende en de collega van aangeefster, heeft de rechtbank ook de overtuiging dat verdachte aangeefster vanaf genoemde datum meermalen heeft mishandeld, zonder overigens nader te kunnen vaststellen in welke frequentie dit gebeurde.
De rechtbank acht daarom ook het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte [naam slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld vanaf 1 januari 2011 door haar te slaan en/of te schoppen.
De raadsman heeft nog betoogd dat de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd niet voor het bewijs gebruikt mag worden, omdat de verbalisanten de antwoorden niet aan wilden passen en verdachte de verklaring daarom niet heeft ondertekend. Verdachte heeft ter zitting nog opgemerkt dat hij ten tijde van dit verhoor aan het afkicken was. De rechtbank overweegt dat zij niet de indruk heeft dat verdachte tijdens het bedoelde verhoor niet wist wat hij verklaarde. Hij heeft immers op verschillende vragen gedetailleerde antwoorden gegeven en op zitting merendeels overeenkomstig verklaard. De verbalisanten hebben aan het einde van het proces-verbaal van verhoor gerelateerd dat verdachte wel aangaf dat hij de genoteerde antwoorden had gegeven, maar deze beter geformuleerd wilde hebben. De rechtbank ziet dan ook geen enkele aanleiding om de verklaring van verdachte, zoals hij deze op 21 november 2012 bij de politie heeft afgelegd, van het bewijs uit te sluiten.
Feit 3
Tengevolge van de mishandelingen van [naam slachtoffer 1] is aan verdachte op 21 november 2012 door de burgemeester van Sittard-Geleen een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen, dat op 30 november 2012 is verlengd met 18 dagen. Dit huisverbod houdt in dat verdachte zich niet in de woning mag bevinden of zich daarbij mag ophouden, maar ook dat hij geen contact mag opnemen met aangeefster. [naam slachtoffer 1] laat de politie weten dat er op 24 en 25 november 2012 bloemen zijn aangeboden bij haar woning. Zij heeft dat gehoord van haar buren. De bloemen konden echter niet bezorgd worden, omdat aangeefster niet thuis was en deze niet bij de buren achtergelaten mochten worden. Verdachte heeft bekend dat hij opdracht heeft gegeven de betreffende bloemen bij aangeefster te bezorgen.
De rechtbank overweegt dat het laten bezorgen van bloemen – net zoals bijvoorbeeld het sturen van een kaartje – in beginsel een overtreding van het contactverbod oplevert. In dit geval zijn de bloemen echter niet aan aangeefster bezorgd, waardoor er geen daadwerkelijk contact tussen verdachte en aangeefster heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte enkel heeft getracht contact te krijgen door aangeefster bloemen te sturen. Nu een poging tot het overtreden van het huisverbod niet ten laste is gelegd, zal de rechtbank verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijspreken.
Feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn moeder, [naam slachtoffer 2], heeft bedreigd met brandstichting gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- de aangifte van [naam slachtoffer 2].
Feit 5
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een veerdrukwapen voorhanden heeft gehad gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- het aantreffen van het wapen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 november 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [naam slachtoffer 1], heeft geslagen en geschopt en gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 19 november 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [naam slachtoffer 1], heeft geslagen en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
op 10 april 2012 te Obbicht, in gemeente Sittard-Geleen, [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met brandstichting immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (middels het sturen van een sms-bericht) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Als ik de hele dag in dat lawaai kom te zitten, gooi ik benzine over je huis en brand je eruit blijf me maar uitdagen";
in de periode van 20 november 2012 tot en met 28 november 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (zodanig dat dit voorwerp voor bedreiging of afdreiging geschikt is) (een pistool, merk Walther, model P99) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
feit 4:
bedreiging met brandstichting;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2 De strafbaarheid van de verdachte
Gz-psycholoog drs. I.J.G.P. Neissen heeft onderzoek gedaan naar verdachtes geestvermogens. Hij heeft daarover op 31 januari 2013 gerapporteerd en komt tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in die zin dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met overwegend antisociale trekken en een cannabisafhankelijkheid. Volgens de psycholoog kan het tenlastegelegde hieruit verklaard worden en hij adviseert de rechtbank om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank begrijpt het advies en de gronden waarop het berust en zal dit advies overnemen. Nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid volledig uitsluit, is verdachte strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en een klinische opname.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en tevens een voorwaardelijk deel op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en het ondergaan van een ambulante behandeling. Ook heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat de moeder van verdachte ter zake van het onder 4 tenlastegelegde een brief heeft gestuurd waarin zij aangeeft dat vervolging van verdachte niet nodig is.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft meermalen, in een periode van ongeveer twee jaar, zijn levensgezel mishandeld door haar te slaan, schoppen en zelfs een keer te bijten. Het slachtoffer heeft door deze mishandelingen pijn ondervonden en/of letsel opgelopen. Daarnaast heeft verdachte zijn moeder bedreigd met brandstichting en heeft hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden gehad.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld en dat toen een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is bevolen voor de duur van twee jaar. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het advies van de reclassering.
Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van toezicht door de reclassering een passende straf.
Met deze straf wordt naar het oordeel van de rechtbank recht gedaan aan de ernst van de gepleegde feiten en de mate waarin verdachte daarbij grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Met een voorwaardelijk element in de straf wil de rechtbank uitdrukking geven aan het grote belang dat zij hecht aan een goede behandeling en begeleiding door de reclassering om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen. Het reclasseringstoezicht zal daarom ook inhouden dat verdachte zich moet houden aan een meldingsgebod en dat hij moet meewerken aan een ambulante behandeling. Op grond van het ter terechtzitting gegeven advies namens de Reclassering acht de rechtbank een klinische behandeling niet noodzakelijk zodat zij dit niet zal gelasten.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.188,83 ter zake van de feiten 1 en 2, waarvan € 63,83 aan materiële schade en € 1125,- aan immateriële schade.
De officier van justitie vindt de vordering voor toewijzing vatbaar en heeft gevorderd tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het materiële deel van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het immateriële deel dient in zijn ogen naar evenredigheid van de bewezenverklaarde periode te worden aangepast en gematigd.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [naam slachtoffer 1] materiële schade heeft geleden in de zin van medicatiekosten ad € 32,92 en reiskosten ad € 30,91 als gevolg van de door verdachte gepleegde mishandelingen. Daarnaast staat voldoende vast dat zij immateriële schade heeft geleden. Verdachte heeft haar immers meermalen mishandeld, waardoor zij pijn heeft gehad en/of letsel heeft opgelopen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade naar billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 700,-. De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] derhalve toe tot een totaalbedrag van € 763,83, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag van volledige voldoening. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af.
7 Het beslag
Onder verdachte zijn een zevental messen in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd deze messen te onttrekken aan het verkeer, nu het ongecontroleerd bezit ervan in strijd is met de wet.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met de opmerking dat het om keukenmessen gaat.
De rechtbank overweegt dat bij gelegenheid van het onderzoek naar de misdrijven waarvoor verdachte is vervolgd, een mes van het merk Gerber (nr. 1) in beslag is genomen. Dit behoort aan verdachte toe, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Uit de aard van het voorwerp volgt dat het kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven. Dit mes zal aan het verkeer worden onttrokken.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de overige zes messen (nr. 2), nu het strafvorderlijk belang zich daar niet langer tegen verzet.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36b, 36d, 36f, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarde heeft overtreden;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte
- zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte zich moet houden aan een meldingsgebod en hij moet meewerken aan een ambulante behandeling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken het zwarte mes van het merk Gerber (nr. 1);
- gelast de teruggave aan verdachte van zes messen (nr. 2);
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 763,83, waarvan € 63,83 ter zake van materiële schade en € 700,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] € 763,83 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 mei 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 november 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [naam slachtoffer 1], heeft geslagen en/of geschopt en/of gebeten en/of geknepen en/of (met kracht) op de grond heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [naam slachtoffer 1], (telkens) heeft geslagen en/of geschopt en/of gebeten en/of geknepen en/of (met kracht) op de grond heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2012 tot en met 26 november 2012 in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) in strijd met een door of namens burgemeester aan hem opgelegd tijdelijk huisverbod, contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen te weten [naam slachtoffer 1]door die [naam slachtoffer 1], wonende [adres] te S., (telkens) bloemen te sturen en/of te laten bezorgen;
hij op of omstreeks 10 april 2012 te Obbicht, in gemeente Sittard-Geleen, [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (middels het sturen van een sms-bericht) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Als ik de hele dag in dat lawaai kom te zitten, gooi ik benzine over je huis en brand je eruit blijf me maar uitdagen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2012 tot en met 28 november 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (zodanig dat dit voorwerp voor bedreiging of afdreiging geschikt is) (een pistool, merk Walther, model P99) voorhanden heeft gehad.