ECLI:NL:RBLIM:2013:CA0950

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
517194 CV EXPL 13-1019
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtsgeldigheid van een arbeidsovereenkomst na wijziging van functie en arbeidsvoorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [naam eisende partij], en zijn werkgever, de besloten vennootschap EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ B.Z.L. B.V. (hierna: Tamoil). De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar na een aanbod van de werkgever tot wijziging van functie, salaris en uren, stelde de werknemer dat er een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan. De werkgever betwistte dit en voerde aan dat de oorspronkelijke overeenkomst van kracht bleef en rechtsgeldig was beëindigd.

De procedure begon met een dagvaarding op 21 maart 2013, gevolgd door pleitaantekeningen van Tamoil op 17 april 2013 en een mondelinge behandeling op 22 april 2013. De werknemer had zich op 3 januari 2013 ziek gemeld en Tamoil had hem per brief van 7 januari 2013 laten weten dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden, met een einddatum van 9 januari 2013.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet had aangetoond dat er een nieuwe arbeidsovereenkomst was ontstaan. De e-mail van 28 februari 2012, waarin het aanbod tot wijziging werd gedaan, voldeed niet aan de vereisten voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst. De rechter concludeerde dat de vordering van de werknemer tot doorbetaling van loon vanaf 9 januari 2013 moest worden afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst nog bestond.

De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Tamoil, begroot op € 250,00 voor het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 517194 CV EXPL 13-1019
typ: AodK
Vonnis van de kantonrechter ex art. 254 Rv d.d. 24 april 2013
in de zaak
[NAAM EISENDE PARTIJ],
wonend te [woonplaats eisende partij],
eisende partij,
hierna aan te duiden als: [naam eisende partij],
gemachtigde: mr. R.J. van der Heijden te Maastricht;
tegen
de besloten vennootschap EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ B.Z.L. B.V.,
gevestigd te 2984 CE Ridderkerk, Wolweverstraat 23,
gedaagde partij,
hierna aan te duiden als: Tamoil,
gemachtigde: mr. M. Lathouwers te Rotterdam.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het procesverloop blijkt uit het volgende:
- het exploot van dagvaarding d.d. 21 maart 2013 met producties;
- de door Tamoil op 17 april 2013 ingediende pleitaantekeningen, tevens conclusie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling van 22 april 2013 en de daarvan opgemaakte aantekeningen.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak op vandaag vastgesteld is.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1. Partijen hebben op 13 januari 2012 een overeenkomst ondertekend. Zij zijn daarbij overeengekomen dat [naam eisende partij] ingaande 10 januari 2012 bij Tamoil in dienst treedt voor een bepaalde tijd van zes maanden in de functie van servicemedewerker, zulks tegen een
bruto-salaris van € 10,35 per uur exclusief vakantietoeslag bij een werkweek van 20 uur.
2.2. Tamoil heeft [naam eisende partij] per e-mail van 28 februari 2012 de functie van Station Manager Maastricht aangeboden en wel per 1 april 2012 op full-time basis met een bruto maandsalaris van € 2.000,00, welk bedrag bij gebleken geschiktheid per 1 juli 2012 verhoogd zou worden tot € 2.200,00 per maand. [naam eisende partij] heeft deze functie aanvaard en het bijbehorende salaris inclusief verhoging ontvangen.
2.3. [naam eisende partij] heeft zich op 3 januari 2013 ziek gemeld.
2.4. Tamoil heeft [naam eisende partij] per brief van 7 januari 2013 laten weten de voortgezette arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te verlengen. "Dit houdt in dat deze aldus van rechstwege afloopt op 9 januari 2013", zo heeft Tamoil aan [naam eisende partij] in diezelfde brief laten weten.
3. HET GESCHIL
3.1. [naam eisende partij] stelt – kort en voor zover van belang – het volgende.
Door aanbod en aanvaarding van het aan [naam eisende partij] per e-mail van 28 februari 2012 zijdens Tamoil gedane voorstel is een nieuwe arbeidsovereenkomst ontstaan. Omdat daaraan geen tijdsduur verbonden is, heeft deze te gelden als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Onmiddellijk na de beeïndiging van het dienstverband per 9 januari 2013 door Tamoil heeft [naam eisende partij] de nietigheid van deze beëindiging ingeroepen met vermelding van zijn gronden en hij heeft zich bereid verklaard de bedongen arbeid te verrichten zodra hij hersteld is van zijn ziekte.
3.2. [naam eisende partij] vordert thans dat de kantonrechter bij wege van onmiddellijke voorziening bij voorraad en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Tamoil zal veroordelen om ten titel van voorschot het aan [naam eisende partij] vanaf 9 januari 2013 toekomende netto loon en vakantiegeld, uitgaande van een bruto maandloon van € 2.200,00 voor wat betreft de nog niet verschenen termijnen telkens voor het eind van de maand te voldoen en voor wat betreft de reeds verschenen termijnen te vermeerderen met de in artikel 7:625 BW bepaalde verhoging en met de wettelijke rente, onder verwijzing van Tamoil in de kosten van deze procedure.
3.3. Tamoil heeft verweer gevoerd, waarop hieronder – voor zover nodig – nader zal worden ingegaan.
4. DE BEOORDELING
4.1. Het door [naam eisende partij] onweersproken gestelde spoedeisend belang wordt – mede gelet op de aard van de vordering – aannemelijk geacht.
4.2. De vraag of een voorziening als bedoeld in artikel 254 Rv toewijsbaar is, dient beoordeeld te worden aan de hand van het criterium of het naar grote, althans voldoende mate van waarschijnlijkheid te verwachten is dat de betreffende vordering in een eventuele bodemprocedure door de kantonrechter zal worden gehonoreerd. Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren gebracht is.
Anders dan een bodemprocedure leent de procedure in kort geding zich in beginsel niet voor uitgebreid onderzoek naar de feiten door middel van bijvoorbeeld getuigenverhoren.
De kantonrechter overweegt in dit kader als volgt.
4.3. [naam eisende partij] stelt zich op het standpunt dat door aanbod en aanvaarding van het hem per e-mail van 28 februari 2012 gedane voorstel een nieuwe arbeidsovereenkomst is ontstaan. Immers de voorwaarden van de eerdere overeenkomst zijn ingrijpend gewijzigd: de functie is een geheel andere en ook de omvang van het dienstverband en het bijbehorende salaris zijn totaal afwijkend van de eerder gemaakte afspraken. Omdat er geen tijdsduur is afgesproken heeft deze tweede arbeidsovereenkomst te gelden voor onbepaalde tijd. Nu deze niet rechtsgeldig is opgezegd, dient Tamoil het aan [naam eisende partij] toekomend loon door te betalen.
4.4. Tamoil betwist gemotiveerd dat er sprake is van een nieuwe arbeidsovereenkomst, die te gelden heeft voor onbepaalde tijd. "De e-mail van 28 februari 2012 was geen schriftelijke weergave van de inhoud van een nieuw contract en de wijzigingen in functie en arbeidsvoorwaarden laten geen nieuw arbeidsovereenkomst ontstaan", zo stelt Tamoil. Haar standpunt is dat er slechts sprake is geweest van een aanbod (en aanvaarding) tot wijziging van de functie en dat de arbeidsovereenkomst die gesloten is op 13 januari 2012 (en in juli 2012 stilzwijgend is verlengd voor eenzelfde periode van zes maanden) is blijven gelden en rechtsgeldig is geëindigd op 9 januari 2013.
4.5. Tussen partijen staat vast dat de bijzonderheden van het op 28 februari 2012 per e-mail gedane aanbod nadien niet schriftelijk zijn vastgelegd.
De vraag is of aanvaarding van dit aanbod een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft doen ontstaan. Tamoil stelt dat het aanbod slechts bedoeld was als wijziging; [naam eisende partij] daarentegen vindt dat hij dat mocht opvatten als een nieuwe arbeidovereenkomst.
Wat in elk geval vóór het standpunt van Tamoil spreekt is het gegeven, dat de inhoud van de
e-mail van 28 februari 2012 niet voldoet aan de in artikel 12 van de cao opgenomen voorwaarden voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst en dat nadien ook geen stuk is opgemaakt dat daar wel aan voldoet.
4.6. [naam eisende partij] zal zijn standpunt dus dienen te bewijzen. Gelet op hetgeen is overwogen
onder 4.2. is voor een uitgebreid onderzoek naar de feiten en het leveren van (getuigen)bewijs in deze kort-geding procedure echter geen ruimte.
Omdat thans dus niet kan worden vastgesteld of de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat en is blijven doorlopen na 9 januari 2013, dient de vordering van [naam eisende partij] tot doorbetaling van loon vanaf 9 januari 2013 te worden afgewezen.
4.7. [naam eisende partij] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van deze procedure.
5. DE BESLISSING
De kantonrechter:
5.1. Wijst de vordering af.
5.2. Veroordeelt [naam eisende partij] tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van Tamoil tot op heden begroot op € 250,00 salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.