ECLI:NL:RBLIM:2013:CA0294

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
03-700208-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor mensenhandel, veroordeling voor opzettelijk bezit van verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensenhandel en opzettelijk bezit van verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 2, die betrekking hadden op mensenhandel, omdat er onvoldoende wettig bewijs was dat de verdachte zich samen met anderen schuldig had gemaakt aan de uitbuiting van twee vrouwen. De rechtbank oordeelde dat de aanwijzingen in het dossier beperkt en indirect waren, en dat de verklaringen van de slachtoffers en medeverdachten niet voldoende bewijs opleverden voor een veroordeling.

Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 19 april 2011 opzettelijk ongeveer 52,8 gram cocaïne en 37 buisjes MDMA in zijn woning had. De verdachte had de drugs in zijn machtssfeer, en de rechtbank oordeelde dat hij op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid ervan. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, met een proeftijd van 2 jaar, en bepaalde dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen TomTom aan de verdachte wordt geretourneerd, omdat er geen verband was tussen dit voorwerp en het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700208-11
Datum uitspraak : 7 mei 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsvrouw is mr. A. Carli, advocaat te Roermond.
1 Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 22 en 23 april 2013.
De rechtbank heeft op 22 april 2013 de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord. De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen [naam medeverdachte] met parketnummer 03/800214-11.
2 De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake van -kort samengevat- mensenhandel (feiten 1 en 2) en opzettelijk bezit van harddrugs (feit 3). De volledige tenlastelegging (na wijziging) luidt dat:
Feit 1
hij in of omstreeks periode van 1 februari 2010 tot en met 6 december 2010 in de gemeente Roermond en/of de gemeente Roerdalen en/of de gemeente Meerssen en/of de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland en/of te Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 1], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door
misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en/of gehuisvest en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 1],
en/of die [naam slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen hem/hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele
handeling(en) met en/of voor een derde,
en/of die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben medegenomen naar Duitsland met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] in Duitsland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling;
en/of opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 1],
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat misbruik (telkens) hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 1] opdracht heeft/hebben gegeven en/of onder druk heeft/hebben gezet om een aantal dagen per week en/of een aantal uren per dag als prostituee te werken en/of
- één of meer kamer(s)/ruimte(s) in Roermond en/of in één of meer andere plaats(en) (elders) in Nederland en/of Duitsland heeft/hebben geregeld, alwaar die [naam slachtoffer 1] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten en/of die [naam slachtoffer 1] naar die plaats(en) heeft/hebben gebracht en/of
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [naam slachtoffer 1] en/of
- die [naam slachtoffer 1] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft/hebben laten afgeven aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans die [naam slachtoffer 1] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft/hebben laten behouden en/of
- die [naam slachtoffer 1] meermalen heeft/hebben mishandeld en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij en/of zijn mededader(s) haar dood en/of kapot zal/zullen maken en/of
- heeft/hebben verhinderd dat die [naam slachtoffer 1] uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden zou kunnen beëindigen, en/of
- die [naam slachtoffer 1] in een door verdachte en/of zijn mededader(s) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen heeft/hebben verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [naam slachtoffer 1] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijke positie;
Feit 2
hij in of omstreeks periode van 1 maart 2010 tot en met 19 april 2011 in de gemeente Roermond en/of de gemeente Meerssen en/of de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland en/of te Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 2], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en/of gehuisvest en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2],
en/of die [naam slachtoffer 2] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen hem/hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handeling(en) met en/of voor een derde,
en/of die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben medegenomen naar Duitsland met het oogmerk die [naam slachtoffer 2] in Duitsland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling;
en/of opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 2],
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat misbruik (telkens) hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 2] opdracht heeft/hebben gegeven en/of onder druk heeft/hebben gezet om een aantal dagen per week en/of een aantal uren per dag als prostituee te werken en/of
- één of meer kamer(s)/ruimte(s) in Roermond en/of in één of meer andere plaats(en) (elders) in Nederland en/of Duitsland heeft/hebben geregeld, alwaar die [naam slachtoffer 2] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten en/of die [naam slachtoffer 2] naar die plaats(en) heeft/hebben gebracht en/of
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [naam slachtoffer 2] en/of
- die [naam slachtoffer 2] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft/hebben laten afgeven aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans die [naam slachtoffer 2] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft/hebben laten behouden en/of
- heeft/hebben verhinderd dat die [naam slachtoffer 2] uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden zou kunnen beëindigen, en/of
- die [naam slachtoffer 2] in een door verdachte en/of zijn mededader(s) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen heeft/hebben verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [naam slachtoffer 2] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijke positie;
Feit 3
hij op of omstreeks 19 april 2011 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 52,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 37 buisjes, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3 De voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting:
- is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
- is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het tenlastegelegde kennis te nemen;
- zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
- zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de feiten 1 en 2. Volgens de officier van justitie is er onvoldoende wettig bewijs dat verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt heeft aan de uitbuiting van twee vrouwen.
Dit ligt anders bij feit 3. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk (ongeveer) 52,8 gram cocaïne en 37 buisjes MDMA in bezit heeft gehad.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle feiten. Zij is met de officier van justitie van mening dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte samen met een ander vrouwen heeft uitgebuit. Verdachte moet voorts worden vrijgesproken van feit 3, omdat niet aangetoond kan worden dat verdachte weet had van de aanwezigheid van harddrugs in zijn woning.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De vrijspraak
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2, zoals ook betoogd door de officier van justitie en de raadsvrouw. Het dossier bevat aanwijzingen die tot de conclusie kunnen leiden dat verdachte weet heeft gehad van en betrokken is geweest bij de uitbuiting door medeverdachte [naam medeverdachte] van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]. Deze aanwijzingen zijn echter beperkt in aantal, indirect van aard en het dossier bevat voor het overige geen of juist ontlastend bewijsmateriaal.
Zo heeft aangeefster [naam slachtoffer 1], die haar beschuldiging ten aanzien van medeverdachte [naam medeverdachte] consequent heeft gehandhaafd, van meet af aan verklaard dat verdachte niet bij haar uitbuiting betrokken was. [naam slachtoffer 2] heeft verdachte, noch [naam medeverdachte] beschuldigd. Tenslotte heeft [naam medeverdachte] zelf meermalen verklaard, zowel bij de politie als in diverse tapgesprekken met anderen, dat verdachte niets van haar activiteiten wilde weten. Ook hield zij duidelijk zaken voor hem geheim, zo blijkt uit de taps. Daar staat tegenover dat zij zich enkele malen juist belastend over hem uitlaat, maar deze uitlatingen leveren, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende bewijs op om verdachte te veroordelen. Verdachte zal dan ook van de feiten 1 en 2 worden vrijgesproken.
Feit 3
Naar aanleiding van het onderzoek naar de mogelijke uitbuiting van [naam slachtoffer 1] is verdachte in zijn woning aan de [straatnaam] te Maastricht aangehouden, evenals medeverdachte [naam medeverdachte]. Ook werd [naam slachtoffer 2] in de woning aangetroffen. Nadat verdachte hiervoor toestemming had gegeven, heeft de politie de woning doorzocht. In de woning werden harddrugs aangetroffen. In een herenjas in een slaapkamerkast is een zak aangetroffen met ongeveer 52,8 gram cocaïne. In de woonkamer met open keuken is een zak met 37 buisjes blauwe vloeistof aangetroffen. Het betrof een doorzichtige plastic zak met buisjes met een blauwe/groene vloeistof. Uit de beslagstukken en het rapport van het NFI blijkt het te gaan om bruto 52,8 gram cocaïne en 37 buisjes met blauwe vloeistof die MDMA bevatten.
Van de zijde van verdachte is gesteld dat verdachte geen weet had van de aanwezigheid van deze harddrugs in zijn woning. Zo zou de jas waarin de cocaïne werd gevonden niet van hem zijn geweest, maar van een vriend en zouden de buisjes MDMA niet voor verdachte zichtbaar zijn geweest.
De rechtbank gaat hier echter niet in mee. Uitgangspunt in dezen is dat een bewoner van een woning op de hoogte is van wat er zich in zijn woning bevindt en daarover de beschikkingsmacht heeft. De buisjes MDMA zijn kennelijk zichtbaar op de koelkast aangetroffen in de (open) keuken van de woning. De rechtbank leidt dit af uit het verhoor van medeverdachte [naam medeverdachte], waarin haar foto’s worden getoond en wordt medegedeeld dat de buisjes op de ijskast lagen.
De jas met cocaïne hing in een kast op de slaapkamer van verdachte. Verdachte heeft in zijn verhoor bevestigd dat de -overige- kleding in deze kast van hem was. Verdachte had derhalve in elk geval de drugs in zijn machtssfeer. Dat de jas van een derde zou zijn geweest, is op geen enkele manier nader onderbouwd door verdachte. Niet aannemelijk is derhalve dat hij totaal geen weet had van de aanwezigheid van de drugs.
Verdachte, [naam medeverdachte] en [naam slachtoffer 2] verbleven immers in de woning en het dossier bevat daarnaast harde aanwijzingen dat zij allen drugs gebruikten; niet alleen jointjes, maar ook andere middelen. Dit blijkt uit enkele relevante tapgesprekken waarin [naam medeverdachte], die zich [bijnaam medeverdachte] noemde, met anderen over verdovende middelen spreekt:
Tapgesprek d.d. 26 januari 2011
Dit is een gesprek tussen [naam medeverdachte] en een persoon genaamd [naam vrouw 1]. In dit gesprek komt de relatie tussen [naam medeverdachte] en verdachte aan de orde. Vervolgens komt de volgende opmerking over “de vent” van [bijnaam medeverdachte]:
Hij pakte een cd-hoes en zei tegen [bijnaam medeverdachte] dat ze wat moest snuiven. Dat wilde ze niet, maar vervolgens heeft ze toch een beetje gebruikt op zijn aandringen.
Tapgesprek d.d. 12 februari 2011
Dit is een gesprek tussen [naam medeverdachte] en [bijnaam slachtoffer 2], i.e. [naam slachtoffer 2]:
[bijnaam medeverdachte] is nog steeds aan het koken. [bijnaam slachtoffer 2] vraagt of [bijnaam medeverdachte] een joint wil gaan halen. [bijnaam medeverdachte] zegt dat ze wel wat anders heeft, het zal echt zijn werking hebben!
Tapgesprek d.d. 12 februari 2011
Dit is een gesprek tussen [naam medeverdachte] en [bijnaam slachtoffer 2]:
Vent van [bijnaam medeverdachte] is helemaal onder invloed met zijn vriend, een of ander blauw spul.
Tapgesprek d.d. 13 februari 2011
Dit is een gesprek tussen [naam medeverdachte] en een persoon genaamd [naam vrouw 6]:
[bijnaam medeverdachte] is echt moe. Ze hebben van alles door elkaar gebruikt, van de pillen tot aan coke toe, ook “gina”, een heleboel joint. Daarna Sambucca gedronken. [bijnaam slachtoffer 2] was om 10 uur al naar bed, ze was helemaal gek van al het spul!
[bijnaam medeverdachte] vertelt dat [bijnaam slachtoffer 2] al helemaal onder invloed was en desalniettemin hebben zij en haar vent haar toch nog een pilletje en Sambucca aangeboden.
Verder duidt het aantreffen op de slaapkamer van verdachte, open en bloot, van een schaaltje en een lepeltje met resten wit poeder, die door een kleur-reactietest positief op cocaïne testten, erop dat er kort voor de inval in de woning op 19 april 2011 in de woning van verdachte cocaïne werd gebruikt.
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat aan de ontkenning van verdachte voorbij moet worden gegaan en dat er wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om hem voor opzettelijk drugsbezit te veroordelen, zowel voor het bezit van cocaïne als voor het bezit van MDMA. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat zij onvoldoende aanknopingspunten heeft om te concluderen dat [naam medeverdachte] en [naam slachtoffer 2] weet hebben gehad van de specifieke voorraad cocaïne van ruim 52 gram, nu deze zich immers -in tegenstelling tot de zak met buisjes- niet in het zicht bevond, maar in een herenjas in een kast in de slaapkamer, die bij verdachte in gebruik was. De rechtbank komt tot de volgende bewezenverklaring:
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 3
op 19 april 2011 in de gemeente Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 52,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne en tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 37 buisjes met een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
5.1 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2 De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare misdrijf op:
Feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
6 De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.
7 De oplegging van straf en/of maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het reeds door hem ondergane voorarrest, indien zij tot een bewezenverklaring oordeelt van feit 3. Daarnaast zou aan verdachte een geheel voorwaardelijke (taak)straf kunnen worden opgelegd. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het nagenoeg blanco strafblad van verdachte en het gegeven dat de behandeling van de zaak lange tijd in beslag heeft genomen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte wordt door de rechtbank veroordeeld voor het bezit van harddrugs. Harddrugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, leveren grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers op, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving schade wordt berokkend. Dat brengt met zich mee dat in beginsel niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een vrijheidsstraf. Er is voor de rechtbank echter reden af te wijken van dit uitgangspunt, om reden dat verdachte geen recente Opiumwetzaken op zijn strafblad heeft en de lange duur van de zaak. De rechtbank constateert dat de zaak weliswaar is afgedaan binnen een voor mensenhandel-zaken gebruikelijk te noemen termijn, zeker gezien het feit dat er getuigenverhoren in Nederland en in het buitenland zijn gehouden, maar van die zaken zal verdachte, zoals hiervoor overwogen, worden vrijgesproken. Voor een doorsnee-drugszaak, zoals waarvan in dezen sprake is, levert de duur van meer dan 2 jaar voordat de zaak is gedaan, daarentegen een schending van de redelijke termijn op. Conform de oriëntatiepunten van het LOVS, vermeld bij de in- en uitvoer van harddrugs, waarbij de straf ruwweg gehalveerd dient te worden bij het bezit ervan overeenkomstig het verschil in de op te leggen maximale straffen, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand een passende straf zijn. Gelet op voornoemde overschrijding is de rechtbank van oordeel, in navolging van de officier van justitie, dat een onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf in dezen niet meer als passend kan worden beschouwd en dat volstaan moet worden met een geheel voorwaardelijke straf.
8 Het beslag
De inbeslaggenomen TomTom met oplader zal aan verdachte worden geretourneerd, nu er geen verband gebleken is tussen het bezit van dit voorwerp en het bewezenverklaarde feit.
Ter terechtzitting is namens verdachte aan de orde gebracht dat naast de genoemde TomTom meer in beslag genomen voorwerpen aan verdachte zouden moeten worden teruggegeven, zoals horloges, sieraden en een playstation.
Gelet op de beslaglijst die bij de stukken aan de rechtbank is verstrekt en die slechts één voorwerp vermeldt, ziet de rechtbank echter geen mogelijkheid een beslissing over die voorwerpen te nemen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat deze voorwerpen alle aan verdachte kunnen worden geretourneerd. De rechtbank verstaat dan ook dat de officier van justitie deze toezegging gestand zal doen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarde heeft overtreden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp: 20300257450/001 1 1.00 STK Navigator Kl:zwart, TOMTOM, 1920920, incl. oplader.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 mei 2013.