ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ8505

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
03/700516-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door leidinggevende in relatie tot meerdere ondergeschikten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 23 april 2013, stond de verdachte terecht voor meerdere zedendelicten. De verdachte, werkzaam als assistent-bedrijfsleider, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen jegens drie vrouwelijke medewerkers. De rechtbank ontving verklaringen van de aangeefsters, die stelden dat de verdachte hen ongewenst had aangeraakt en in een aantal gevallen had geprobeerd te zoenen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de handelingen met wederzijds goedvinden plaatsvonden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de aangeefsters waren op zichzelf staand en er was geen steunbewijs uit andere verklaringen of bewijsstukken. De rechtbank benadrukte dat de zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, vooral wanneer de verdachte ontkent. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel grensoverschrijdend, niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 23 april 2013.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700516-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 april 2013
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. C.G.M.C. Schyns, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 23 oktober 2012 en 9 april 2013. Ter zitting van 23 oktober 2012 was verdachte niet verschenen, maar wel zijn gemachtigd raadsman. Tijdens de zitting van 9 april hebben de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [slachtoffer 1] heeft verkracht, dan wel dat hij haar eerbaarheid feitelijk heeft aangerand;
Feit 2: de eerbaarheid van [slachtoffer 2] feitelijk heeft aangerand;
Feit 3: de eerbaarheid van [slachtoffer 3]feitelijk heeft aangerand.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde, gelet op recente jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot het geven van een tongzoen. De onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten acht zij wel wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangeefsters uitgebreide verklaringen hebben afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris. Verder zijn er vijf verklaringen in het dossier aanwezig van andere vrouwen, die overeenkomstig verklaren over de aanrakingen door verdachte. Deze verklaringen dienen als schakelbewijs. Het gaat om een reeks van fysieke contacten met jonge vrouwen. Verdachte had een bepaald overwicht door zijn leeftijd en zijn functie als manager.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 100 uur, bij niet verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde heeft hij zich aangesloten bij hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht. Met betrekking tot het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft hij aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 1], dat verdachte haar tegen haar wil heeft gezoend en betast, haaks staat op de verklaring van verdachte, dat er sprake was van een affectieve buitenechtelijke relatie. Daarbij komt dat het op zijn minst merkwaardig is dat [slachtoffer 1] niet eerder aan de bel heeft getrokken. De bazin van verdachte was immers haar beste vriendin. [slachtoffer 1] heeft echter pas medio 2011 aangifte gedaan tegen verdachte, nadat aangeefster [slachtoffer 2] aangifte had gedaan. Ondertussen is zij al die tijd gebruik blijven maken van de bezorgservice door verdachte. De raadsman concludeert dat er onvoldoende overtuigend bewijs is en op zijn minst gerede twijfel, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft de raadsman gewezen op het feit dat er in de winkel niet alleen op verschillende plaatsen camera’s zijn geplaatst, maar dat er ook voortdurend klanten rondlopen. Desondanks heeft kennelijk nooit iemand iets van de handtastelijkheden gezien. De raadsman concludeert wederom dat er onvoldoende overtuigend bewijs is en op zijn minst gerede twijfel, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Aan verdachte zijn drie zedendelicten tenlastegelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Dit brengt met zich dat, bij een ontkennende verdachte, zoals in casu, veelal slechts de (getuigen)verklaringen van de veronderstelde slachtoffers als wettige bewijsmiddelen voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter echter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden die door die getuige worden genoemd, op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (vgl. Hoge Raad 26 januari 2010, LJN BK2094).
Met dit uitgangspunt indachtig komt de rechtbank tot de navolgende overwegingen.
Ten aanzien van feit 1
Op 4 juli 2011 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van aanranding en verkrachting. Zij heeft verklaard dat verdachte sinds vier jaar de boodschappen bij haar thuis afleverde. Vanaf medio 2009 tot medio 2010 heeft verdachte haar meermalen tegen haar wil betast en gezoend. Aangeefster zegt zich hiertegen te hebben verzet. Tevens heeft verdachte een keer in haar bijzijn gemasturbeerd.
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 1] heeft betast en gezoend en ook dat hij in haar bijzijn gemasturbeerd heeft. Echter, verdachte heeft verklaard dat al deze handelingen met wederzijds goedvinden hebben plaatsgevonden.
Buiten de verklaring van [slachtoffer 1] is geen bewijs beschikbaar waaruit kan volgen dat een en ander tegen de wil van [slachtoffer 1] is geschied. Het beroep dat de officier van justitie doet op de verklaringen van de aangeefsters in de zaken 2 en 3 gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op nu dit feiten van een heel andere orde betreft die ook onder heel andere omstandigheden zouden zijn begaan. Deze verklaringen zijn dus niet bruikbaar in het kader van schakelbewijs.
De rechtbank zal verdachte dan ook, wegens gebrek aan wettig bewijs, vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Op 1 juni 2011 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van aanranding door verdachte, gevolgd door de gelijkluidende aangifte van [slachtoffer 3]op 3 juni 2011. Beiden waren werkzaam bij de [naam winkel] te Heerlen, alwaar ook verdachte werkzaam was als chef van de vulploeg. Beide aangeefster hebben verklaard dat verdachte hen, tijdens de werkzaamheden in de genoemde winkel, verschillende keren heeft aangeraakt. Zo wreef hij over de niet ontblote rug, de billen en de bovenbenen, aldus aangeefsters. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat verdachte in de winkel dicht tegen haar aan kwam staan en dat hij, toen hij haar na het werk met de auto naar huis bracht, over de binnenkant van haar bovenbeen wreef en haar probeerde zoenen. Aangeefster [slachtoffer 3] heeft nog verklaard dat verdachte in het magazijn met zijn handen achter in haar broek ging en over haar blote billen wreef.
Naast bovengenoemde aangiftes bevat het dossier een drietal processen-verbaal die zijn opgemaakt bij zogenaamde “informatieve gesprekken zeden” waarin evenzoveel medewerksters van de [naam winkel] eveneens relateren over handtastelijkheden door verdachte. Tevens is er een verklaring van de eigenaresse van de [naam winkel] die van anderen hoorde dat verdachte handtastelijk was en zelf heeft ondervonden dat verdachte zeer amicaal met mensen omging.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij tijdens zijn werkzaamheden als assistent-bedrijfsleider wel eens grappen maakte over seks en dat hij met zijn handen praatte. Ook heeft hij verklaard dat hij gemakkelijk een arm om iemands schouder legt en vrij fysiek is in zijn handelen. Hij heeft echter steeds stellig ontkend dat het contact met de werkneemsters enige seksuele strekking had. Ook heeft hij ontkend dat hij aangeefster [slachtoffer 2] in de auto ontuchtig heeft betast danwel heeft geprobeerd te zoenen en heeft hij ontkend dat hij aangeefster [slachtoffer 3] in het magazijn over de blote billen heeft gewreven.
Door de verdediging zijn een vijftal schriftelijke verklaringen overgelegd van ex-collega’s van verdachte die de verklaring van verdachte onderschrijven en het door de aangeefsters omschreven gedrag van verdachte niet herkennen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Uit de verschillende verklaringen leidt de rechtbank af dat verdachte op de werkvloer en in zijn functie van assistent bedrijfsleider vaak fysiek contact had met vrouwelijke werkneemsters. Dit fysieke contact beperkte zich niet tot de twee aangeefsters. Er zijn meerdere werkneemsters die zijn gedrag als zeer amicaal betitelen. Verdachte ontkent het merendeel van deze handelingen niet en de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vinden op deze punten steun in elkaars verklaringen en in de inhoud van de drie genoemde processen-verbaal bij de informatieve gesprekken zeden. In dit opzicht is er ook sprake van enig patroon in de handelingen van verdachte. Dit alles beperkt zich echter tot het aanraken en wrijven over de niet ontblote rug, billen en benen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], alsmede tot het dicht tegen [slachtoffer 2] aan gaan staan.
In het licht van de verhouding “meerdere tegenover ondergeschikte” binnen een organisatie zijn de handelingen ongetwijfeld grensoverschrijdend te noemen. De vraag is echter of genoemde handelingen als ontuchtig en dus strafbaar zijn te kwalificeren. Ontuchtig zijn volgens vaste jurisprudentie handelingen, die van seksuele aard zijn en in strijd worden geacht met de sociaalethische norm. De rechtbank kan echter op basis van het onderliggende dossier niet vaststellen dat de door verdachte verrichte handelingen een seksuele strekking hadden.
Hoewel de rechtbank zeer wel beseft dat het handelen van verdachte op de aangeefsters kan zijn overgekomen als ontuchtig kan, objectief gezien, de seksuele strekking van de handelingen niet enkel op basis van het gevoel van aangeefster worden vastgesteld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het gedrag van verdachte jarenlang is getolereerd, ook door aangeefsters, en dat dat gedrag door anderen kennelijk niet als seksueel getint is opgevat. Het handelen is, gelet op de verschillende verklaringen daaromtrent, kennelijk voor meerdere uitleg vatbaar.
Daarom kunnen in dit geval de gedragingen waarvoor op zichzelf voldoende bewijs voorhanden is – het wrijven over de niet ontblote rug, billen en benen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] alsmede het dicht tegen [slachtoffer 2] aan gaan staan – naar het oordeel van de rechtbank niet als ontuchtig betiteld worden. Van deze onderdelen van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten zal de rechtbank verdachte dan ook op deze gronden vrijspreken.
De door [slachtoffer 2] omschreven handelingen in de auto en de door [slachtoffer 3] omschreven handelingen in het magazijn kunnen wel als ontuchtig betitteld worden, maar staan dusdanig op zichzelf dat daarvoor geen steunbewijs valt te ontlenen in de andere belastende verklaringen. Dergelijke daadwerkelijk ontuchtige handelingen worden, behalve door beide aangeefsters, immers door niemand beschreven. Daarbij komt dat verdachte deze specifieke handelingen ontkend heeft.
Dat brengt de rechtbank weer bij het toetsingskader, zoals zij dat hierboven heeft beschreven. Naast de verklaring van aangeefster in de ene zaak valt een zekere mate van steunbewijs te putten uit de verklaring van de aangeefster in de andere zaak. Echter, de rechtbank acht het aanwezige steunbewijs onvoldoende om zonder redelijke twijfel vast te kunnen stellen wat er in de auto en het magazijn is gebeurd. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze onderdelen van het onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijspreken.
4 De beslissing
De rechtbank spreekt verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. R. Robroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 april 2013.
Buiten staat
Mr. R. Robroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010, te Heerlen, meerdere malen althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte:
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gestoken en/of
-(aan) de (niet ontblote) borsten en/of rug en/of billen van die [slachtoffer 1] gevoeld, vastgepakt en/of betast,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 1]:
bij haar beide althans een arm(en) (hard) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer 1] met zijn hand(en) (hard) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de mond van die [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn tong heeft open gemaakt/geduwd en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in de periode januari 2009 tot en met Februari 2011, te Heerlen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het steken en/of brengen van verdachtes tong in de mond van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- het voelen, vastpakken en/of betasten (aan/van) de (niet ontblote) borsten en/of rug en/of billen van die [slachtoffer 1], en/of (vervolgens)
- het masturberen in het bijzijn althans in de tegenwoordigheid van die [slachtoffer 1],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het hard vastpakken en/of vasthouden van en/of aan de/een arm(en) van die [slachtoffer 1] en/of het vastpakken en/of vasthouden met beide althans een hand(en) van het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) het met zijn tong (met kracht) openduwen van de mond van die [slachtoffer 1];
2.
hij in de periode 01 oktober 2009 tot en met 22 februari 2011, te Heerlen en/of Kerkrade,
door geweld of (een) andere nader te noemen feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), .[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande (telkens) uit:
- het meerdere malen althans eenmaal (over) haar (niet ontblote) rug en/of billen strelen en/of wrijven en/of
- het (op of omstreeks 19 februari 2011, te Heerlen) met zijn geslachtsdeel althans de voorzijde van zijn lichaam tegen de achterzijde van het lichaam van die [slachtoffer 2] aan gaan staan waarbij hij haar de woorden heeft toegevoegd: "ik heb zolang gewacht, voor ik op deze manier achter je kon staan" althans woorden met gelijke strekking en/of
- (op of omstreeks 19 februari 2011, te Kerkrade) als bestuurder van een (rijdende) (personen)auto waarin die [slachtoffer 2] zich als passagier bevond, meerdere malen althans eenmaal, over (de binnenzijde van) het bovenbeen van die [slachtoffer 2] wrijven en/of strelen en/of een kus op de wang en/of mond van die [slachtoffer 2] geven
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit dat verdachte en slachtoffer een leidinggevende /bediende-relatie had(den), tengevolge waarvan het slachtoffer zich in meer of mindere mate afhankelijke postie ten opzichte van verdachte bevond en/of zich vanuit die/de afhankelijke positie ten opzichte van verdachte belemmerd voelde om zich tegen de bovenomschreven handeling(en) te verzetten en/of
- verdachte bovenomschreven handeling(en) onverhoeds en/of voor het slachtoffer onverwacht pleegde en/of pleegde op momenten dat het slachtoffer zich daaraan niet of moeilijk kon onttrekken;
3.
hij in de periode januari 2009 tot en met februari 2011, te Heerlen, een of meermalen, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten als leidinggevende in ieder geval als een persoon die werkopdrachten (kon) geven en/of zich in een hierarchisch hogere functie bevond dan, een persoon, [slachtoffer 3], geboren [1993]te Heerlen, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten:
- het wrijven met beide althans een hand(en) over (de binnenkant) haar (boven)benen tot vlak bij haar vagina waarbij hij, verdachte, de volgende woorden zei: "mmmmmm, dat was lekker" althans vergelijkbare woord(en) en/of
- het wrijven met beide althans een hand(en) over haar (onder)rug en/of (vervolgens)
- het steken van beide althans een hand(en) in haar broek en/of (vervolgens)
- het met beide althans ene hand(en) wrijven over haar (blote) billen , of zodanige handelingen van verdachte te dulden.