Zittingsplaats Maastricht
parketnummer: 03/700681-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 april 2013
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 7 maart 2012, 31 mei 2012,
20 augustus 2012, 13 november 2012, 5 februari 2013 en 9 april 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting van 5 februari 2013 is verdachte niet verschenen, maar wel zijn gemachtigd raadsman.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd [slachtoffer], al dan niet met voorbedachten rade, opzettelijk te doden, dan wel dat hij samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd hem opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte van [slachtoffer], de getuigenverklaringen van [getuige 1 en 2], het door [slachtoffer] opgelopen letsel, het aantreffen van het mes en de aanwezigheid van bloed van verdachte in de [merk auto].
Verder heeft zij aangevoerd dat het aangetroffen mes overeenkomt met de beschrijving die [slachtoffer] van het door verdachte gebruikte mes heeft gegeven. Tevens past het letsel bij hetgeen [slachtoffer] over de aanval heeft verklaard. Uit de medische verklaring blijkt dat indien aangever iets lager aan de hals was geraakt, er een slagader was geraakt, met fatale afloop. De officier van justitie vindt de verklaringen van [getuige 1 en 2] geloofwaardig, omdat deze verklaringen vlak na het gebeuren zijn afgelegd. Dat er enkele discrepanties tussen beide verklaringen bestaan, doet daar niet aan af. In hoofdlijnen verklaren ze beiden hetzelfde, namelijk dat er onenigheid was tussen verdachte en [slachtoffer], dat er messen uit de caravan van verdachte zijn gehaald, dat verdachte [slachtoffer] gestoken heeft, dat de zonen van verdachte [slachtoffer] sloegen en dat verdachte met zijn zonen in een zwarte jeep is weggereden. De officier van justitie wijst er tevens op dat verdachte ruim 13 maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten en zich steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De verklaring die hij uiteindelijk ter terechtzitting heeft afgelegd, namelijk dat het feit door Ieren gepleegd is en hij [slachtoffer] juist heeft geholpen, vindt zij ongeloofwaardig. Dat de vrouw en twee kinderen van verdachte deze verklaring ter zitting hebben bevestigd, doet daar niet aan af, nu zij er belang bij hebben om niet conform de waarheid te verklaren.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] en zijn kinderen [getuige 1 en 2] niet voor het bewijs gebruikt mogen worden. Ondanks het verzoek van de verdediging om deze getuigen te horen is daar geen uitvoering aan gegeven. Het verzoek is in eerste instantie door de rechtbank toegewezen. Omdat er maar geen reactie uit Groot-Brittannië kwam op het rechtshulpverzoek, heeft de rechtbank uiteindelijk besloten af te zien van het horen van genoemde getuigen. Het is echter nog maar de vraag of er voldoende inspanningen zijn verricht om de getuigen te kunnen horen. De raadsman verwijst naar relevante jurisprudentie, onder andere van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Gelet op het feit dat de verdediging hen niet als getuigen heeft kunnen horen, mogen de verklaringen niet voor het bewijs gebruikt worden, waardoor er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van verdachte en zijn familie – inhoudende dat hij aangever juist heeft geholpen tegen enkele Ieren - lijnrecht staan tegenover de verklaringen van aangever en zijn familie. Nu niet gezegd kan worden wiens verklaring de juiste is ontbreekt de overtuiging dat verdachte dit feit heeft gepleegd zodat hij dient te worden vrijgesproken. Bovendien zijn de verklaringen van aangever en [getuige 1 en 2] niet met elkaar in overeenstemming, wat ook een reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid ervan.
Ten slotte heeft de raadsman erop gewezen dat er geen sporen van verdachte op het aangetroffen mes zijn gevonden, hetgeen een aanwijzing is dat verdachte dit mes niet in zijn handen heeft gehad.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 30 oktober 2011 heeft [slachtoffer]aangifte gedaan van poging moord/doodslag en het volgende verklaard. Tijdens een feest op de camping te Heerlen de dag ervoor begonnen de zonen van verdachte, [zoon 1] en [zoon 2], en hun neef [naam neef], zich te misdragen. Zij kwamen op aangever af en begonnen hem te slaan en te schoppen. Op enig moment kwam aangever ten val en toen hebben ze ook geschopt in het gezicht van aangever. Terwijl dit gebeurde rende verdachte naar zijn caravan. Toen hij weer uit zijn caravan kwam had hij in beide handen een mes. Toen verdachte aangever was genaderd begon hij met beide messen te zwaaien. Aangever is gestoken door verdachte en ondertussen bleven [zoon 1], [zoon 2] en [naam neef] aangever slaan.
Uit medische informatie blijkt dat [slachtoffer] een aantal verwondingen heeft opgelopen. Zo heeft hij verschillende verwondingen aan het gezicht. Ook bevindt zich aan de rechterzijde van de hals een gehechte wond, die loopt vanaf de adamsappel tot aan de onderzijde van het rechteroor. Aan de linkerzijde van de hals bevindt zich een gehechte wond, die loopt vanaf de adamsappel tot aan de onderzijde van het linkeroor. Tevens bevindt zich, in het verlengde hiervan, een wond aan de bovenzijde van het oor. Daarnaast vertoont de voorzijde van het lichaam ter hoogte van de overgang van de rechterbovenarm naar de borstkas een 4 cm lange splijtwond. Ter hoogte van de linkerschouder bevindt zich een splijtwond van 4,5 cm. Indien de verwonding aan de hals iets lager was geweest, zou mogelijk de halsslagader geraakt zijn en zou dit waarschijnlijk een fatale afloop hebben gehad.
Op 29 oktober 2011 is de dochter van aangever, [getuige 1], als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij eerder die avond zag dat haar vader betrokken was bij een ruzie met verdachte en zijn familie. Zowel verdachte als zijn drie zonen sloegen en schopten haar vader, ook nadat hij op de grond terecht was gekomen. Aangever bloedde daarna in zijn gezicht. Terwijl verdachte door bleef gaan met slaan, gingen de zonen van verdachte op een gegeven moment de caravans in en kwamen terug met messen. [zoon 1] hield een mes vast en gaf dat aan verdachte, die twee keer met dat mes op haar vader instak. Hij werd geraakt in zijn borst- of maagstreek. Tijdens het wegrennen werd haar vader nog steeds geslagen en door verdachte in zijn bovenlijf gestoken. Later is hij door [zoon 1] in de nek gestoken. Verdachte sloeg haar vader toen nog steeds en zij heeft gezien dat verdachte haar vader nogmaals in de borstkas heeft gestoken.
Op 30 oktober 2011 is ook de zoon van verdachte, [getuige 2], gehoord. Hij heeft verklaard dat hij zag dat zijn vader betrokken was bij een vechtpartij met verdachte, diens zonen [zoon 1] en [zoon 2] en hun neef [naam neef]. [zoon 1] sloeg zijn vader in zijn gezicht en verdachte haalde enkele messen uit zijn caravan. Vervolgens stak verdachte zijn vader met het mes. Verdachte sneed zijn vader in zijn gezicht en aan beide zijden van zijn hals. Zijn vader rende weg. Tijdens het wegrennen bleven [zoon 2], [zoon 1], [naam neef] en verdachte op zijn vader insteken en slaan. [zoon 2] en [zoon 1] sloegen in op zijn vader. [naam verdachte] en [naam neef] staken met de messen.
Op grond van de verklaringen van aangever, [getuige 1] en [getuige 2] kan de rechtbank tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten komen. In het licht van de gevoerde verweren ziet de rechtbank zich echter gesteld voor de vraag of (1) bovenstaande getuigenverklaringen voor het bewijs mogen worden gebruikt nu de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld de getuigen te horen en (2) voor de vraag of de bovenstaande getuigenverklaringen betrouwbaar zijn gelet op het door verdachte en zijn familie geschetste alternatieve scenario.
Ad (1) Bruikbaarheid verklaringen [slachtoffer], [getuige 1]en [getuige 2]
De rechtbank stelt vast dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld de belastende getuigen [slachtoffer], [getuige 1]en [getuige 2] te ondervragen. Volgens de gangbare jurisprudentie op dit punt kunnen dergelijke verklaringen slechts voor het bewijs gebruikt worden indien de inbreuk op het ondervragingsrecht gerechtvaardigd is en de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen dan in de politieverklaring van een niet bevraagde getuige. Bovendien moet dit steunbewijs dan betrekking hebben op die onderdelen van de belastende verklaring die de verdachte betwist. Indien dergelijk steunbewijs ontbreekt mag een verklaring van een niet bevraagde getuige slechts voor het bewijs worden gebezigd wanneer de verdediging voldoende is gecompenseerd voor het ontbreken van de mogelijkheid de betreffende getuige te ondervragen. Dergelijke compensatoire maatregelen moeten voldoen aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging.
Ten aanzien van de rechtvaardiging van de inbreuk op het ondervragingsrecht overweegt de rechtbank als volgt. De officier van justitie heeft op 19 december 2011 een rechtshulpverzoek gedaan aan de autoriteiten van Groot-Brittannië om een aantal getuigen in deze zaak te horen. Vervolgens is ter zitting van 7 maart 2012 het verzoek van de raadsman tot het horen van onder andere [slachtoffer] en zijn kinderen als getuigen door de rechtbank toegewezen. De zaak is daartoe verwezen naar de rechter-commissaris, die op 15 mei 2012 een rechtshulpverzoek aan Groot-Brittannië heeft verzonden, inhoudende het verzoek de getuigen te horen. Ondanks deze verzoeken over “twee sporen” en herhaaldelijke pogingen van de rechter-commisaris om contact te krijgen met de Britse autoriteiten, is tot op heden geen enkele reactie vanuit Groot-Brittannië op het rechtshulpverzoek vernomen.
Gelet op het belang dat een strafzaak binnen een zekere tijd wordt afgedaan enerzijds en de geleverde inspanningen door OM en rechter-commissaris om de getuigen te kunnen horen anderzijds, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende inspanningen zijn geleverd om dat recht te verwezenlijken.
Daar komt nog bij dat de te horen getuigen allen zogenaamde “travellers” zijn, die erom bekend staan rond te trekken binnen Europa. Het is dus niet duidelijk of zij zich nog op de opgegeven adressen of zelfs in Groot-Brittanië bevinden. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank het onaannemelijk heeft geacht dat de getuigen binnen afzienbare tijd gehoord konden worden. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank ook de rechtvaardiging van de inbreuk op het ondervragingsrecht gegeven.
Vervolgens dient de rechtbank te bekijken of de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen dan in de politieverklaring van een niet bevraagde getuige, terwijl dat steunbewijs dan betrekking zal moeten hebben op die onderdelen van de belastende verklaring die de verdachte betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. In casu gaat het om drie verklaringen van niet bevraagde getuigen, waarvan de inhoud telkens steun vindt in de inhoud van de andere verklaringen. Van een situatie waarin de betrokkenheid van de verdachte, en meer in het bijzonder datgene wat door verdachte wordt ontkend (te weten de geweldplegingen jegens aangever), slechts blijkt uit de verklaring van één niet bevraagde getuige is dus geen sprake.
Reeds op die grond verwerpt de rechtbank het door de verdediging op dit punt gevoerde verweer. De vraag of de verklaringen van aangever, [getuige 1]en [getuige 2] voor het bewijs mogen worden gebezigd, beantwoordt de rechtbank bevestigend.
Overigens overweegt de rechtbank – ten overvloede – nog het volgende. De regel dat de “sole and decisive” getuige door de verdediging moet kunnen worden gehoord is geen starre regel, in die zin dat als daaraan niet is voldaan er van de verklaring geen gebruik mag worden gemaakt. De beslissende vraag is immers of het proces “fair” is geweest. In dat verband wijst de rechtbank er nog op dat er op verzoek van de verdediging ter terechtzitting drie getuigen zijn gehoord die hebben verklaard het incident – en de rol van verdachte daarbij – te hebben waargenomen en die daar ook inhoudelijk over hebben verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit te worden beschouwd als een voorziening die voldoende tegenwicht zou hebben geboden aan een inbreuk op het ondervragingsrecht, als daarvan sprake zou zijn geweest.
Ad (2) Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer], [getuige 2] en [getuige 1]
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangever en zijn kinderen betrouwbaar zijn. De verklaring van [getuige 1] is vlak na het incident afgelegd. Aangever en zijn zoon waren toen al naar het ziekenhuis vervoerd. Er heeft aldus geen onderling overleg plaats kunnen vinden. Zowel aangever en zijn zoon hebben een dag na het incident, nadat zij in het ziekenhuis aan hun verwondingen behandeld waren, een verklaring afgelegd. Gelet op de hectische situatie die na het incident is ontstaan, de ernst van de verwondingen van aangever, en het feit dat ook zijn zoon aan zijn verwondingen is behandeld, acht de rechtbank het onaannemelijk dat aangever en zijn zoon in het ziekenhuis tijd hebben gehad om hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Juist het feit dat hun verklaringen niet op alle punten geheel overeenkomen, sterkt de rechtbank in deze overtuiging. Daar staat tegenover dat verklaringen elkaar op cruciale punten, namelijk het door verdachte en de zijnen slaan en schoppen en het meermalen steken met een mes door verdachte en een ander, bevestigen.
Daarbij komt dat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen aannemelijke alternatieve verklaring heeft afgelegd. De rechtbank hecht in ieder geval geen geloof aan het ter terechtzitting door de verdachte en zijn familieleden geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat verdachte aangever te hulp is geschoten en dat aangever is gestoken en geslagen door een groep Ieren.
Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte pas ter zitting met dit verhaal is gekomen, terwijl hij 13 maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en zich al die tijd heeft beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank ziet niet in waarom verdachte deze ontlastende lezing niet vanaf het begin heeft kunnen geven.
Dat de drie ter zitting gehoorde familieleden van verdachte die lezing hebben bevestigd doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Ook voor hen geldt dat moeilijk te begrijpen valt waarom zij nu pas met deze voor verdachte ontlastende verklaring komen. Bovendien heeft de echtgenote van verdachte een dag na het incident aan de politie verteld dat zij en haar dochter nergens iets van af wisten omdat zij en haar dochter die avond reeds om 18.00 uur naar bed waren gegaan. Vervolgens verklaren beiden ter terechtzitting dat zij met eigen ogen het voorval hebben gezien. Dat bevordert niet de geloofwaardigheid van deze getuigen.
Met betrekking tot de aanwezigheid van zoon [getuige 3] overweegt de rechtbank dat uit het opsporingsonderzoek niet blijkt van zijn aanwezigheid op de camping ten tijde van het voorval. Zijn zus [getuige 4] heeft ter zitting verklaard niet eens te weten of [getuige 3] ten tijde van het voorval in Nederland was. Dat rijmt niet met zijn verklaring dat hij toen ook met zijn caravan op dezelfde camping stond en het voorval heeft waargenomen.
Per saldo acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer], [getuige 1]en [getuige 2] dus bruikbaar voor het bewijs en ook betrouwbaar. Op grond van deze verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer], samen met zijn zoons en neef, meermalen heeft geschopt en geslagen, onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en dat verdachte samen met een ander [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken en gesneden in diens borst en hals.
Vervolgens komt de rechtbank bij de juridische waardering van dit bewezen geachte feitencomplex.
Juridische waardering
Verdachte heeft aangever samen met een ander meermalen in de hals gestoken of gesneden. Voorts heeft verdachte samen met anderen aangever meermalen geslagen en geschopt in het gezicht, onder meer terwijl aangever op de grond lag. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich daarmee, samen met anderen, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor dodelijk gewond zou raken. De rechtbank overweegt daartoe dat zich in de hals zowel vitale bloedvaten (zoals de halsslagader), belangrijke zenuwverbindingen, alsook de luchtpijp bevinden. Indien er lukraak in de halsstreek gestoken of gesneden wordt, is de kans aanmerkelijk dat bijvoorbeeld de halsslagader geraakt wordt, hetgeen in het onderhavige geval, zoals blijkt uit de letselverklaring, bijna is gebeurd. Een aanmerkelijk kans bestaat ook indien er in het gezicht wordt geschopt en geslagen terwijl diegene op de grond ligt. Het is een feit van algemene bekendheid dat er op zijn minst een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bestaat bij dergelijk handelen, zeker indien dat gecombineerd plaatsvindt en, zoals in casu, meermalen en gedurende enige tijd. Op grond hiervan kunnen de gedragingen van verdachte en zijn medeplegers naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van aangever dat de verdachte en zijn medeplegers ook bewust de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg hebben aanvaard. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen gepoogd heeft aangever opzettelijk te doden.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeplegers het hierboven bewezen verklaarde met voorbedachten rade hebben gedaan. De rechtbank heeft daartoe in aanmerking genomen dat onvoldoende duidelijkheid bestaat over de feitelijke toedracht op dit punt. Zo komt uit het dossier niet eenduidig naar voren wie het mes in de caravan van verdachte is gaan halen. Ook is niet helder in welk tijdsbestek zich een en ander heeft afgespeeld. Daarentegen acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat er van het ene op het andere moment een explosieve en agressieve situatie is ontstaan, aangejaagd door de hoeveelheid alcohol die door de verschillende betrokkenen die avond is genuttigd. Gegeven die context en bij gebrek aan bewijsmiddelen die de feitelijke toedracht op dit punt kunnen verhelderen, kan naar het oordeel van de rechtbank de tenlastegelegde voorbedachten rade niet worden bewezen. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 oktober 2011 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen met een mes heeft gestoken en gesneden (in zijn borst- en halsstreek), en
- meermalen (tegen zijn gezicht) heeft geschopt en geslagen, onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
medeplegen van poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen met betrekking tot de op te leggen straf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag. Een zeer ernstig geweldsdelict, dat voor het slachtoffer evengoed veel slechter had kunnen aflopen. Verdachte heeft het slachtoffer samen met anderen in het gezicht geslagen en geschopt terwijl het slachtoffer op de grond lag en het slachtoffer voorts samen met anderen onverhoeds met een mes aangevallen en onder andere snijwonden veroorzaakt in de hals van het slachtoffer. Het is niet aan enige verdienste van verdachte te danken dat het slachtoffer de door verdachte aan hem toegebrachte verwondingen heeft overleefd en zelfs diezelfde nacht nog het ziekenhuis heeft kunnen verlaten. Gelet op de feiten en omstandigheden waaronder de steekpartij heeft plaatsgevonden, namelijk tijdens een plotselinge ernstige geweldsuitbarsting, waarbij ook alcohol in het spel was, en in aanmerking genomen de plaats van het letsel, was een fatale afloop zeker niet ondenkbaar. Dit soort misdrijven roept niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op. Het voorgaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van een aanzienlijke duur. Met de op te leggen straf wil de rechtbank verdachte duidelijk maken dat zijn gedrag niet getolereerd wordt door de samenleving.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte in Groot-Brittannië eerder werd veroordeeld ter zake van het plegen van geweldsmisdrijven, waaronder moord.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest.
6 Het beslag
Onder verdachte is een toegangspas met het opschrift “[opschrift]” in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd deze pas terug te geven aan verdachte.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven toegangspasje, nu het belang van strafvordering zich hiertegen niet meer verzet.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen toegangspas (nr. 5).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. R. Robroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 april 2013.
Buiten staat
Mr. R. Robroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een (scherp) voorwerp heeft gestoken en/of gesneden (in zijn borst- en/of halsstreek), althans met (een) zwaaiende beweging(en) met dat mes, althans dat (scherpe) voorwerp, die [slachtoffer] heeft verwond (aan zijn borst- en/of halsstreek) en/of
- meermalen, althans eenmaal, (tegen zijn gezicht) heeft geschopt en/of geslagen, onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een (scherp) voorwerp heeft gestoken en/of gesneden (in zijn borst- en/of halsstreek), althans met (een) zwaaiende beweging(en) met dat mes, althans dat (scherpe) voorwerp, die [slachtoffer] heeft vewond (aan zijn borst- en/of halsstreek) en/of
- meermalen, altahsn eenmaal, (tegen zijn egzicht) heeft geschopt en/of geslagen, onder meer terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.