Ad 2.
4.2.5. Gelet op het onder 4.1.1. en 4.2.1. overwogene dient de gemeente, nu sprake is van een onrechtmatig beslag, de hierdoor door Eemnes geleden schade te vergoeden. Dit is in beginsel niet anders voor zover die schade bestaat uit gemaakte proces- en advocaatkosten (Rechtbank Rotterdam 15 december 2010, LJN:BO8920).
4.2.6. Eemnes vordert hier een bedrag van in totaal € 27.533,96.
De rechtbank heeft moeten vaststellen dat Eemnes zich over de onderscheiden schadeposten welke zouden leiden tot dit totaalbedrag niet consistent uitlaat.
In de dagvaarding, punt 15, is vermeld:
“Ook vordert Eemnes vergoeding van de door haar gemaakte advocaatkosten in de met Bergen gevoerde procedures, waarbij heeft te gelden dat de procedure in kort geding in hoger beroep niet is doorberekend.”, onder verwijzing naar productie 8.
Productie 8 bij dagvaarding, genaamd “Overzicht declaraties” bevat een zevental rubrieken, te weten: KG (05.09.124); HB KG (05.09.128); bodem (05.09.135); HB (05.10.116); afwikkeling (05.10.117); opheffing beslag (05.10.118); opheffing beslag (05.11.102).
Anderzijds vermeldt Eemnes in processtuk 5, punt 35:
“De gevorderde advocaatkosten betreffen (enkel) de procedures in kort geding.”
4.2.7. Gelet op laatstvermeld citaat zal de rechtbank ervan uitgaan dat Eemnes het eerdere standpunt over de omvang van de gevorderde schade zoals dat lijkt te zijn ingenomen in de dagvaarding en in het “Overzicht declaraties” inmiddels heeft verlaten en dat thans nog slechts de kosten met betrekking tot de beide kort geding procedures worden gevorderd. Overigens, voor zover Eemnes niet zou hebben beoogd de omvang van de vordering in te perken, overweegt de rechtbank dat de kosten van Eemnes in verband met de beide bodemprocedures niet zijn te zien als een gevolg van de onrechtmatige beslaglegging.
Met betrekking tot de beide kort geding procedures is dit wel het geval. De kosten die Eemnes met betrekking tot die procedures heeft moeten maken met als doel om de beslaglegging door de gemeente ongedaan te maken staan in voldoende causaal verband met die -als gezegd onrechtmatige- beslaglegging door de gemeente. Door beslag te leggen nadat door de rechtbank in de bodemprocedure op 6 oktober 2010 al was geoordeeld dat er wel een koopovereenkomst tot stand was gekomen en de gemeente de koopsom van € 815.400,-- aan Eemnes diende te betalen was het voor de gemeente, meer nog dan dat het geval is bij een beslaglegging zonder dat er al een rechterlijk oordeel voorligt over de (on)gegrondheid van de onderliggende vordering, redelijkerwijs ook voorzienbaar dat die beslaglegging kon leiden tot door Eemnes geëntameerde opheffingsprocedures met de daarbij behorende kosten.
4.2.8. Als gezegd uitgaand van de schadeplichtigheid van de gemeente jegens Eemnes met betrekking tot de kosten van de beide kort geding procedures dient vervolgens te worden bezien of die kosten door Eemnes voldoende zijn onderbouwd.
Eemnes heeft als productie 8 het hierboven onder 4.2.6. genoemde “Overzicht declaraties“ met de al genoemde zeven rubrieken in het geding gebracht, en als productie 9 ingediend 28 facturen, de eerste gedateerd 9 september 2009 en de laatste 10 maart 2011. Betalingsbewijzen zijn niet voorhanden; evenmin bevatten de facturen urenspecificaties.
4.2.9. De eerste rubriek, genaamd KG, bestaat uit 4 facturen ten bedrage van:
€ 25,20 d.d. 9 september 2009 betreffend Uittreksel(s);
€ 85,98 d.d. 28 september 2009 betreffend Deurwaarderskosten;
€ 262,00 d.d. 14 oktober 2009 betreffend Griffierecht;
€ 4.006,37 d.d. 20 oktober 2009 (einddeclaratie) aan Honorarium -bij moderatie-, Kantoorkosten, Uittreksel(s), betreffend “werkzaamheden verricht in bovengenoemde zaak, voorbereiden procedure, opstellen concept dagvaarding, dagbepaling, uitbrengen dagvaarding, voorbereiden mondelinge behandeling, opstellen pleitnotitie, bijwonen mondelinge behandeling, kennisname vonnis en advisering”.
Het ontgaat de rechtbank op welke wijze deze facturen, gelet op hun datering, betrekking kunnen hebben op de kort geding procedure in eerste aanleg, nu die procedure eerst is ingeleid bij dagvaarding van 28 december 2010.
4.2.10. De tweede rubriek, genaamd HB KG, bestaat uit 5 facturen ten bedrage van:
€ 85,98 d.d. 9 november 2009, betreffend Deurwaarderskosten;
€ 85,98 d.d. 30 december 2009, betreffend Deurwaarderskosten;
€ 1.400,63 d.d. 11 januari 2010 (tussentijdse declaratie) aan Honorarium, Kantoorkosten en Deurwaarderskosten betreffend “werkzaamheden verricht in bovengenoemde zaak gedurende het 4e kwartaal 2009, bestudering stukken, opstellen dagvaarding, aanbrengen van de zaak, literatuur- en rechtspraakonderzoek, diverse correspondentie en telefonische contacten met u en derden”;
€ 445,66 d.d. 12 april 2010 (tussentijdse declaratie) aan Honorarium, Kantoorkosten en Deurwaarderskosten betreffend “werkzaamheden verricht in bovengenoemde zaak gedurende het 1e kwartaal 2010, bestuderen stukken, literatuur- en rechtspraakonderzoek, voeren procedure, diverse correspondentie en telefonische contacten met u, de wederpartij en derden”;
€ 2.437,29 d.d. 12 juli 2010 (einddeclaratie) aan Honorarium en Kantoorkosten, betreffend “werkzaamheden verricht in bovengenoemde zaak, voeren procedure, voorbereiden mondelinge behandeling, opstellen pleitnotitie, bijwonen mondelinge behandeling, afwikkeling procedure”.
Ook hier is onbegrijpelijk op welke wijze deze facturen betrekking kunnen hebben op de kort geding procedure in hoger beroep, nu die eerst is ingeleid bij exploot van 9 februari 2011.
4.2.11. De derde en vierde rubriek van het “Overzicht declaraties” met daarin 8 facturen ten bedrage van in totaal € 7.684,82 respectievelijk 4 facturen ten bedrage van in totaal € 4.531,22 betreffen, blijkens het opschrift “bodem” respectievelijk “HB”, klaarblijkelijk niet de beide kort geding procedures.
4.2.12. De vijfde rubriek, genaamd afwikkeling, bestaat uit 2 facturen ten bedrage van:
€ 585,72 d.d. 6 januari 2011 aan Honorarium en Kantoorkosten betreffende “werkzaamheden verricht in bovengenoemde zaak gedurende het 4e kwartaal 2010, bestuderen stukken, diverse correspondentie en telefonische gesprekken met u en de advocaat van de wederpartij inzake de afwikkeling/executie van het vonnis”;
€ 827,65 d.d. 11 april 2011 (Einddeclaratie) aan Honorarium en Kantoorkosten betreffende “werkzaamheden verricht in bovengenoemde zaak gedurende het 1e kwartaal 2011, correspondentie advocaat wederpartij, aansprakelijkstelling Gem. Bergen voor rente en kosten, aanspraak op verbeurde dwangsommen, betekening vonnis en aanzegging betaling proceskosten, aanzegging betaling dwangsommen, diverse correspondentie.”
Voor de rechtbank is niet na te gaan op welke procedure deze kosten betrekking hebben; nu er sprake is van aanspraak op dwangsommen heeft het er de schijn van dat het hier gaat om de bodemprocedure bij de rechtbank te Roermond.
4.2.13. De zesde rubriek, genaamd opheffing beslag, bestaat uit 3 facturen ten bedrage van:
€ 105,63 d.d. 29 december 2010 betreffend Deurwaarderskosten en Uittreksel(s);
€ 2.291,94 d.d. 6 januari 2011 aan Honorarium en Kantoorkosten betreffende “werkzaamheden verricht in bovengenoemde zaak gedurende het 4e kwartaal 2010, bestuderen stukken, literatuur- en rechtspraakonderzoek, opstellen kort geding dagvaarding en voeren procedure, diverse correspondentie en telefonische contacten over het gelegde beslag met u, de notaris en advocaat wederpartij”;
€ 1.932,08 d.d. 4 april 2011 (einddeclaratie) betreffend “werkzaamheden verricht in bovengenoemde zaak gedurende het 1e kwartaal 2011, bestuderen stukken, opstellen pleitaantekeningen, voorbereiden en bijwonen zitting, diverse correspondentie en telefonische contacten met u, de wederpartij en derden.”
De rechtbank houdt het ervoor dat het hier gaat om kosten betreffende de kort geding procedure in eerste aanleg. Deze kosten komen dan ook voor toewijzing in aanmerking, zij het met de kanttekening dat enige urenspecificatie niet is aangetroffen.
4.2.14. De zevende en laatste rubriek, eveneens genaamd opheffing beslag, bestaat uit 2 facturen ten bedrage van:
€ 90,81 d.d. 14 februari 2011 (overigens, anders dan in het overzicht declaraties vermeld, het opschrift dragend “oph. besl. HB”) betreffend Deurwaarderskosten;
€ 649,-- d.d. 10 maart 2011 (eveneens met opschrift “oph. besl. HB”) betreffend Griffierecht. Deze kosten zien blijkbaar op de kort geding procedure in hoger beroep, en zijn dan ook toewijsbaar.
4.2.15. Het vorenoverwogene leidt tot een toewijsbaar bedrag aan door Eemnes geleden schade in de vorm van advocaatkosten als gevolg van de onrechtmatige beslaglegging door de gemeente van € 5.069,46.
De rechtbank sluit niet uit dat Eemnes ter zake van de onrechtmatige beslaglegging meer kosten heeft gemaakt dan voormeld bedrag. Door de, zoals moge blijken uit het voorgaande, onduidelijke en bepaald onnavolgbare wijze van declareren c.q. van het onderbouwen van die kosten in deze procedure, waarbij ook urenspecificaties ontbreken, is toewijzing tot een hoger bedrag als zojuist vermeld niet aan de orde. Voor een nadere schriftelijke ronde teneinde Eemnes in de gelegenheid te stellen deze gebrekkige onderbouwing van de gestelde schade -voor zover mogelijk- te herstellen kan geen sprake zijn. Voor zover Eemnes niet al duidelijkheid had kunnen -en moeten- verschaffen in de dagvaarding dan had dit toch uiterlijk dienen te geschieden in de conclusie van repliek in conventie.