ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ5468

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
178608/HA RK 13-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure

In deze zaak hebben verzoeksters een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. W.A.M. de Loo, rechter bij de Rechtbank Limburg, op grond van vermeende partijdigheid. Het verzoek tot wraking is gedaan in het kader van twee aanhangige bestuursrechtelijke zaken, met zittingen gepland op 14 februari 2013. Verzoeksters voerden aan dat de rechter hen processueel overrompelde door een laat ingediend en juridisch complex verweerschrift, en dat de tijdsduur van 45 minuten voor de zitting te kort was. Ze stelden dat de rechter niet adequaat had gereageerd op hun verzoek om uitstel en dat dit leidde tot een gevoel van ongelijke behandeling.

De rechter heeft in haar verweer aangegeven dat de genomen beslissingen binnen haar processuele bevoegdheid vallen en dat er geen reden was om de behandeling uit te stellen of naar een meervoudige kamer te verwijzen. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeksters beoordeeld en geconcludeerd dat er geen concrete feiten zijn die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. De rechter heeft haar beslissingen genomen zonder vooringenomenheid en heeft de mogelijkheid om de zaak naar een meervoudige kamer te verwijzen opengehouden, afhankelijk van de ontwikkelingen tijdens de zitting.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat verzoeksters onvoldoende hebben aangetoond dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 maart 2013.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Meervoudige kamer
Datum uitspraak: 8 maart 2013
Procedurenummer: 178608 / HA RK 13-16
Beslissing als bedoeld in artikel 8:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van:
[VERZOEKER] en
[VERZOEKSTER] ,
wonend te Schinveld,
gemachtigde J.H.T. Theunissen,
tot wraking van:
mr. W.A.M. de Loo, rechter in deze rechtbank (hierna: de rechter).
1. Procesverloop
Bij brief van 12 februari 2013 heeft J.H.T. Theunissen de wraking verzocht van mr. De Loo, rechter bij de rechtbank Limburg, op de gronden zoals opgenomen in de brief. De wraking is verzocht in de in de bij de afdeling publiekrecht/bestuursrecht aanhangige zaken met zaaknummers MAA AWB 12/1558 en 12/1597 waarvan de behandeling ter zitting op
14 februari 2013 was bepaald.
Op 18 februari 2013 heeft de rechter de wrakingskamer medegedeeld dat zij niet in het verzoek tot wraking wenst te berusten en dat zij ter zitting gehoord wenst te worden.
Ter zitting van de wrakingskamer op 25 februari 2013 zijn slechts de gemachtigde van de beide verzoeksters en de rechter verschenen.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.
2. Standpunt verzoeksters
Namens verzoeksters is gesteld dat de wijze waarop voorafgaand aan de zitting gereageerd is op een verzoek om uitstel onterecht is en aanleiding geeft om een verzoek tot wraking in te dienen wegens kennelijke vooringenomenheid van de rechter. De rechter is niet ingegaan op de klacht dat verzoeksters zich processueel overrompeld voelden door een laat ingediend en juridisch complex verweerschrift. De rechter heeft wel de termijnoverschrijding door verweerder geaccepteerd, maar geeft verzoeksters onvoldoende tijd om met een gedegen repliek te komen.
Namens verzoeksters is ter zitting nog aangevoerd dat een tijdsduur van 45 minuten die voor de zitting gepland was, veel te kort is en dat de rechter niet gezien heeft dat een pleitnota met betrekking tot een eerdere behandeling niet bij de stukken gevoegd was, zodat de rechter niet goed het dossier heeft kunnen bestuderen. Daarnaast zijn verzoeksters het niet eens met de beslissing om de zaak niet naar een meervoudige kamer te laten behandelen. Deze omstandigheden zijn ook reden om partijdigheid bij de rechter te veronderstellen.
3. Standpunt rechter
De rechter voert aan dat het in de zaak om processuele beslissingen gaat en dat het nemen van dergelijke beslissingen de bevoegdheid van de rechter betreft en geen grond kan zijn voor wraking. Zij verwoordt dat deze beslissingen zijn genomen zonder vooringenomenheid en verwijst daarbij naar de brief van de rechtbank van 7 februari 2013. In de brief is vermeld dat de rechter thans nog geen aanleiding ziet de zaak naar de meervoudige kamer te verwijzen maar dat dit alsnog overwogen kan worden indien daartoe, naar aanleiding van de zitting, reden bestaat.
Ook heeft de rechtbank in deze brief vermeld dat verweerder in de onderliggende zaken met het indienen van het verweerschrift conform de wettelijke voorschriften heeft gehandeld aangezien het stuk op 1 februari 2013 per fax is ontvangen bij de rechtbank, dat wil zeggen meer dan tien dagen voor de zitting. Omdat deze termijn niet bepalend is voor de vraag of de goede procesorde in het geding is, heeft de rechtbank bezien of op grond hiervan reden is de zitting te verdagen. Nu verweerder relatief kort reageert op de door verzoeksters ingediende beroepsgronden, heeft de rechtbank thans nog geen aanleiding gezien de behandeling van de zaak aan te houden. Ook voor wat betreft deze beslissing kan de rechtbank, indien daartoe ter zitting aanleiding bestaat, alsnog besluiten de behandeling voor een bepaalde termijn aan te houden.
Voorts verwoordt de rechter dat een geplande zittingsduur van 45 minuten al relatief lang is in vergelijking met andere zaken maar dat, mocht meer tijd nodig zijn, deze ook genomen wordt. Zij zegt kennis te hebben genomen van de door verzoeksters bedoelde (en namens hen op enig moment in de procedure alsnog ingezonden) pleitnota. Wat het laten behandelen door een meervoudige kamer betreft, heeft de rechter naar voren gebracht dat in andere zaken die over verwante onderwerpen gaan de meervoudige kamer al een aantal beslissingen heeft genomen. In de onderhavige zaak werd behandeling door een meervoudige kamer niet noodzakelijk geacht. Mocht ter zitting blijken dat die noodzaak wel bestaat, dan kan de zaak altijd nog naar de meervoudige kamer worden verwezen.
4. Beoordeling
Wraking is het middel dat partijen ten dienste staat om het hun - onder meer ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - toekomende recht op rechterlijke onpartijdigheid af te dwingen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:15 van de Awb is wraking mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling van de rechter (de partijdigheid in subjectieve zin). Voor dat geval heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, totdat het tegendeel komt vast te staan.
Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (de partijdigheid in objectieve zin). In dat verband zijn de eventuele schijn van partijdigheid en de overtuiging van de verzoekende partij relevant, maar is doorslaggevend of de twijfel over de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is (Europees Hof voor de Rechten van de Mens, uitspraak van 15 februari 2007, NJ 2007, 536).
Een partij die wraking van een rechter verzoekt, is op grond van de wet gehouden de gronden voor dat verzoek allemaal tegelijk aan te voeren. Namens verzoeksters heeft hun gemachtigde de in het verzoek genoemde grond ter zitting aangevuld met een aantal andere omstandigheden die naar het oordeel van verzoeksters en hun gemachtigde tot wraking zouden moeten leiden. De wrakingskamer zal die nadere gronden als aanvullingen op de in het schriftelijke verzoek neergelegde grond aanmerken.
De wrakingskamer begrijpt het verzoek tot wraking aldus, dat verzoeksters zich op een aantal punten te kort gedaan voelen na het laat indienen van een verweerschrift door verweerder in onderliggende zaken en de reactie hierop van de rechtbank in de brief van 7 februari 2013. Verzoeksters verkeren in de veronderstelling dat het verweerschrift in de onderliggende zaken te laat is ingediend. Gemachtigde van verzoeksters stelt ter zitting dat het hem daardoor niet lukte voldoende voorbereidingen te treffen voor de zitting, hetgeen hem heeft genoodzaakt een verzoek tot uitstel in te dienen. In de brief van de rechtbank d.d. 7 februari 2013 die hierop volgde, is onder meer vermeld dat en waarom op dat moment (‘thans’) geen uitstel verleend zou worden. De brief, die naar het oordeel van de wrakingskamer een zichtbaar verduidelijkende bedoeling had, heeft klaarblijkelijk bij verzoeksters onbegrip opgeleverd. Omdat gemachtigde van verzoeksters van mening is dat sprake is van ongelijke behandeling van partijen heeft hij de conclusie getrokken dat de rechter voor wat betreft deze zaken vooringenomen is.
De wrakingskamer is tot het oordeel gekomen, gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek namens verzoeksters en door de rechter is toegelicht, dat verzoeksters onvoldoende hebben ‘verstaan’ wat de rechter in de brief heeft verwoord. De rechter heeft conform haar bevoegdheid processuele beslissingen genomen door te bepalen dat er vooralsnog geen aanleiding was de behandeling van de zaak/zaken uit te stellen en/of naar een meervoudige kamer te verwijzen maar dat de mogelijkheden daartoe nog altijd aanwezig waren, afhankelijk van hetgeen bij de behandeling ter zitting naar voren zou komen. Noch aan die processuele beslissingen, noch aan de mededeling in de uitnodiging voor de zitting dat de te verwachten behandelingsduur 45 minuten bedraagt, is het vermoeden van vooringenomenheid jegens verzoeksters te ontlenen.
Nu de wrakingskamer geen concrete door verzoeksters beschreven feiten en omstandigheden heeft aangetroffen die grond zouden kunnen vormen voor de gerechtvaardigde vrees dat de rechter in de behandeling van de zaken niet onpartijdig zal zijn, dient het verzoek tot wraking van de rechter te worden afgewezen.
5. Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek tot wraking van mr. De Loo af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. T.M Schelfhout, rechter en mr. H.W.M.A. Staal, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.W.D. Janssen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2013.
MJ