ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ5447

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
514616 CV EXPL 13-851
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopige voorziening tot ontruiming van een woning wegens ernstige overlast door psychische problematiek van de huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de stichting Woonpunt een voorlopige voorziening heeft gevorderd tot ontruiming van de woning van de gedaagde partij. De gedaagde, die lijdt aan paranoïde schizofrenie, heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige overlast voor de omwonenden, waaronder bedreigingen met een mes en ander gewelddadig gedrag. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij sinds 27 augustus 2009 huurder is van de woning en dat er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden die de politie hebben doen ingrijpen. De omwonenden hebben herhaaldelijk geklaagd over de onveiligheid die de gedaagde partij met zijn gedrag veroorzaakte.

Woonpunt heeft aangevoerd dat er een spoedeisend belang is bij de ontruiming, omdat de overlast steeds ernstiger wordt en de veiligheid van de omwonenden in het geding is. De gedaagde partij heeft weliswaar erkend dat er incidenten hebben plaatsgevonden, maar ontkent de ernst van de beschuldigingen en stelt dat hij onder behandeling is en dat de situatie is verbeterd. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de ernst van de overlast en de angst van de omwonenden zwaarder wegen dan de belangen van de gedaagde partij.

De rechter heeft geoordeeld dat er voldoende gronden zijn om aan te nemen dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. De ontruiming is toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de gedaagde partij om de woning te verlaten. Tevens is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Woonpunt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontruiming kan plaatsvinden voordat de gedaagde partij in hoger beroep kan gaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 514616 CV EXPL 13-851
typ: RK
Vonnis in kort geding van 20 maart 2013
in de zaak van
de stichting STICHTING WOONPUNT,
gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
eisende partij,
verder te noemen: Woonpunt,
gemachtigde: mr. C.J.P. Schellekens, advocaat te Best
tegen
[GEDAAGDE PARTIJ],
wonend te [adresgegevens gedaagde partij],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde partij],
gemachtigde: mr. M.W.M. van Doorn, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 26 februari 2013 heeft Woonpunt de kantonrechter als voorzieningenrechter verzocht datum en tijdstip te bepalen waartegen [gedaagde partij] zou kunnen worden gedagvaard in kort geding voor het treffen van een of meer onmiddellijke voorzieningen bij voorraad als bedoeld in artikel 254 Rv.
De voorzieningenrechter heeft aan dit verzoek voldaan en tevens bepaald voor welke uiterste datum (1 maart 2013) het exploot van dagvaarding aan [gedaagde partij] betekend diende te worden.
Bij exploot van dagvaarding van 1 maart 2013 heeft Woonpunt onder medebetekening van producties [gedaagde partij] in kort geding gedagvaard en opgeroepen voor de zitting van 11 maart 2013 te 11:30 uur.
Ter zitting van 11 maart 2013 is namens Woonpunt verschenen de heer [naam medewerker Woonpunt], medewerker van Woonpunt, bijgestaan mr. Schellekens voornoemd. Tevens zijn
verschenen de heer [naam politieambtenaar] van de politie en mevrouw [naam buurvrouw gedaagde partij], de buurvrouw van [gedaagde partij].
[gedaagde partij] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Van Doorn voornoemd.
Mr. Van Doorn heeft ter zitting een pleitnota ingebracht.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier schriftelijk aantekening gehouden.
Daarna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak op vandaag gesteld is.
MOTIVERING
a. de vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken staat vast dat [gedaagde partij] vanaf
27 augustus 2009 van Woonpunt de woning gelegen aan de [adresgegevens gedaagde partij] te Maastricht huurt.
b. de vordering
Woonpunt stelt dat zij er een spoedeisend belang bij heeft om op een zo kort mogelijke termijn over een ontruimingstitel te beschikken.
Zij vordert thans de veroordeling van [gedaagde partij] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - om het gehuurde binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te ontruimen en te verlaten, met al het zijne en al de personen die zijdens hem in voormeld pand verblijven en dit pand ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen, onder afgifte van de sleutels en onder verwijzing van [gedaagde partij] in de proceskosten.
c. het geschil
Woonpunt voert ter onderbouwing van haar vordering aan dat [gedaagde partij] ernstige overlast veroorzaakt in de directe woonomgeving van het gehuurde. De overlast houdt verband met de aanwezigheid van psychiatrische problematiek bij [gedaagde partij], en bestaat uit ernstige (doods)bedreigingen jegens omwonenden en voorbijgangers, verbaal en met wapens, en hard schreeuwen op straat. Omwonenden klagen over stemmingswisselingen bij [gedaagde partij], veel alcoholgebruik en onberekenbaar gedrag van [gedaagde partij] en zijn bang om daarmee geconfronteerd te worden. [gedaagde partij] is een gevaar voor zichzelf en voor anderen, aldus Woonpunt, en omwonenden voelen zich niet meer veilig in de straat en in hun huis. Volgens de omwonenden wordt de overlast steeds erger. Dit beeld wordt bevestigd door de politie.
Volgens Woonpunt heeft [gedaagde partij] eind januari 2013 de (zijn) buren op huisnummer 4 met een mes in de hand met de dood bedreigd. Naar aanleiding daarvan heeft de politie een zogenoemde “Afspraak op Locatie” (AOL) ingesteld op de adressen van [gedaagde partij] en van de buren. Een AOL is een interne maatregel die er op neerkomt dat de politie onmiddellijk in actie komt bij een eventuele 112-melding van de buren dan wel van [gedaagde partij] zelf. Er is sprake van een onhoudbare situatie die op zo kort mogelijke termijn dient te worden genormaliseerd, en van Woonpunt kan in redelijkheid niet worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure (waarin naast ontruiming ook ontbinding van de huurovereenkomst wordt gevorderd) afwacht.
[gedaagde partij] voert tot zijn verweer aan dat hij al jaren te kampen heeft met psychische problematiek - schizofrenie type paranoïde - en dat hij daarvoor al jaren in behandeling en onder begeleiding is van de Mondriaan Zorggroep, locatie Vijverdal. [gedaagde partij] erkent dat sprake is van enkele incidenten, in het bijzonder de incidenten op 4 juni 2012, 8 juli 2012 en 29 januari 2013 (zoals vermeld in het door Woonpunt overgelegde mutatierapport, productie 5 bij exploot), maar hij betwist het gebruik van een mes op 4 juni 2012 en 29 januari 2013. Verder stelt hij dat hij zelf ook bedreigingen ondervonden heeft van de buren op nummer 4. De omgeving heeft geen last van zijn psychische gesteldheid: de problemen zijn er alleen met de buren op nummer 4, aldus [gedaagde partij].
Na het incident op 29 januari 2013 is [gedaagde partij] “twee a drie weken” op vrijwillige basis opgenomen in Vijverdal, waar hem door een zorgverlener via een spuit medicatie toegediend is, welke medicatie om de twee weken dient te worden herhaald. Hij heeft thans twee keer per week ambulante zorg van zijn vaste casemanager van Mondriaan, mevrouw [naam medewerkster Mondriaan], en op dit moment is de situatie in de buurt rustig. Er is dus geen sprake van een situatie die geen uitzicht op verbetering geeft. Zijn focus ligt nu op ‘medicatietrouw’. Daarnaast heeft Woonpunt onvoldoende naar alternatieven gezocht.
d. de beoordeling
De voorzieningenrechter acht het gestelde spoedeisende belang, mede gelet op de aard van de vordering, aannemelijk.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening is vereist dat met een voldoende mate van zekerheid kan worden aangenomen dat in een bodemprocedure een ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken.
Een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming is een ingrijpende maatregel, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) gronden zijn, die toepassing van een dergelijke, in de praktijk vaak definitieve maatregel rechtvaardigen.
Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien vast komt te staan dat de overlast van een zodanige aard is dat ontruiming op korte termijn noodzakelijk is en de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en indien de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) met een grote mate van waarschijnlijkheid de huurovereenkomst zal ontbinden en de huurder tot ontruiming zal veroordelen.
Uit het mutatierapport van de Politie Regio Zuid (productie 5 bij exploot) blijkt dat de politie op 4 juni 2012 naar aanleiding van een melding naar de [adres] is gegaan, waar [gedaagde partij] door verbalisanten scheldend en schreeuwend voor zijn deur werd aangetroffen. Volgens de verbalisanten maakte [gedaagde partij] een verwarde indruk. [gedaagde partij] zou (kennelijk volgens buurtbewoners, zo begrijpt de voorzieningenrechter dit) de buurvrouw door de brievenbus met een mes hebben bedreigd en daarbij geroepen hebben dat hij haar zou vermoorden. Voornoemde politieagent [naam politieambtenaar] heeft ter zitting verklaard dat [gedaagde partij] stond te dreigen richting mevrouw [naam buurvrouw gedaagde partij], de buurvrouw op nummer 4. De verbalisanten hebben [gedaagde partij] “onder controle gebracht en afgeboeid”. Een dag later (5 juni 2012) is [gedaagde partij] gedwongen opgenomen in een psychiatrische inrichting (Vijverdal).
Op 8 juli 2012 is de politie wederom naar de [adres] gegaan, naar aanleiding van een melding dat [gedaagde partij] op straat met stokken achter voorbijgangers aanrende. Volgens de verbalisanten verkeerde [gedaagde partij] duidelijk in een verwarde toestand, begon hij omstanders uit te schelden (nazi’s, vuile moslims enz.) en waren de buurtbewoners erg ontdaan en geëmotioneerd. De hulpofficier van justitie besloot dat [gedaagde partij] opgenomen diende te worden in voornoemde psychiatrische inrichting, waarop [gedaagde partij] liet weten dat hij vrijwillig mee wilde gaan, waarna hij naar Vijverdal is gebracht.
Op 29 januari 2013 is de politie wederom naar aanleiding van meldingen van bedreigen door [gedaagde partij] naar de [adres] gegaan. Ter plaatse troffen de verbalisanten niemand op straat aan. Het mutatierapport vermeldt vervolgens het volgende: “Bij [gedaagde partij] aan de deur. Begon meteen wartaal uit te slaan over zijn buurman en atoombommen onder het bed, diefstal van vlees uit zijn koelkast door mensen uit de kazematten. Hem gewaarschuwd, echter bleef bezig met schreeuwen. Stond op een gegeven moment weer te schreeuwen op straat dat hij alles in brand zou steken en iedereen neer zou steken. Vervolgens aangehouden voor artikel 3 politiewet, ter beoordeling van de crisisdienst.” [gedaagde partij] is vervolgens op vrijwillige basis door een patrouille overgebracht naar Vijverdal.
Naar aanleiding van het incident van 29 januari 2013 is voornoemde AOL ingesteld, en heeft de politie op 30 januari 2013 een buurtonderzoek verricht om te peilen hoe de beleving is onder de bewoners van de [adres] 8 tot en met 24. Volgens genoemd mutatierapport kon bij de bewoners die thuis waren, “gemeten” worden dat ze zich behoorlijk onveilig voelden, omdat [gedaagde partij] onbetrouwbaar is in (onder andere) zijn gedrag. Twaalf buurtbewoners hebben een brandbrief van 31 januari 2013 aan de burgemeester ondertekend, waarin zij om spoedige actie vragen om de door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast op te lossen (productie 4 bij exploot).
[gedaagde partij] erkent dat er zich op 4 juni 2012, 8 juli 2012 en 29 januari 2013 incidenten hebben voorgedaan, doch ontkent dat hij met een mes heeft gedreigd. De incidenten plaatst hij in het kader van ‘therapie ontrouw’ zijnerzijds. Volgens mevrouw [naam medewerkster Mondriaan] voornoemd is er een terugval in zijn algeheel functioneren als hij zijn medicijnen niet neemt.
Gelet op de ernst van de genoemde incidenten en de angst en het gevoel van onveiligheid van de omwonenden die dit - gelet op de niet weersproken uitkomst van het buurtonderzoek en de onbetwist gebleven door omwonenden ondertekende “brandbrief”aan de burgemeester - meebrengt, kan naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter met voldoende mate van zekerheid aangenomen worden dat in een bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. [gedaagde partij] stelt wel dat zijn ‘therapie ontrouw’ sinds het incident van 29 januari 2013 niet meer aan de orde is en dat door goede controle op zijn medicijngebruik incidenten tot het verleden kunnen gaan behoren, doch garanties daartoe biedt [gedaagde partij] - voor zover hij dat al zou kunnen - niet. Het risico dat [gedaagde partij] zich op enig moment aan die controle onttrekt en dat zich daarmee onder invloed van zijn psychische gesteldheid een incident zal voordoen met ernstige gevolgen, is een risico waarvan van Woonpunt (en met name van de direct omwonenden) niet langer gevergd kan worden dat zij dat dienen te aanvaarden.
Het verweer van [gedaagde partij], inhoudende dat Woonpunt onvoldoende naar alternatieven heeft gezocht, slaagt niet, nu [gedaagde partij] zelf heeft aangevoerd dat Woonpunt in een gesprek medio december 2012 met hem en mevrouw [naam medewerkster Mondriaan] de mogelijkheid heeft voorgelegd om verhuizing naar een andere wijk in overweging te nemen en dat hij daarop te kennen gegeven heeft dat hij met veel plezier in de wijk Blauwdorp woont en dat hij de energie niet meer heeft om te verhuizen.
Gelet op het bovenstaande zal de gevorderde ontruiming worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op veertien dagen wordt gesteld.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van Woonpunt gevallen proceskosten veroordeeld worden.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde partij] om de woning gelegen aan de [adresgegevens gedaagde partij] te Maastricht binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te ontruimen en te verlaten, met al het zijne en al de personen die zijdens hem in voormeld pand verblijven en dit pand ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen, onder afgifte van de sleutels.
Veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot de datum van dit vonnis begroot op € 604,82, bestaande uit € 400,00 aan salaris gemachtigde,
€ 112,00 aan griffierecht en € 92,82 aan explootkosten.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.