ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ5389

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
04-850403-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van Opiumwet delicten en bewezenverklaring wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verschillende feiten met betrekking tot de Opiumwet en wapenbezit. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten onder de Opiumwet, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de productie of voorbereidingshandelingen van amfetamine. De rechtbank concludeerde dat de loods van de verdachte voornamelijk werd gebruikt voor opslag van restmaterialen en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij de productie van verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de aangetroffen stoffen en materialen niet overtuigend konden worden gekoppeld aan de verdachte, mede omdat er meerdere personen toegang hadden tot de loods.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan wapenbezit. Tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte werden verschillende wapens en munitie aangetroffen, waaronder werpmessen en stiletto's. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van deze wapens in strijd was met de Wet wapens en munitie. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 3,5 jaar geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de taakstraf, waardoor de verdachte zijn straf al had uitgezeten.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie, en sprak de verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, terwijl de feiten 5 en 6 bewezen werden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/850403-12
Datum uitspraak : 26 maart 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
[geboortedatum en plaats],
wonende te [adres en woonplaats]
ten tijde van de terechtzitting gedetineerd [adres detentie]
Raadsman is mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard.
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 12 maart 2013.
De rechtbank heeft op 12 maart 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 14 november 2012, te [plaats], in elk geval in de [gemeente], tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk hebben/heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 Opiumwet jo. artikel 47 Wetboek van strafrecht),
althans indien ter zake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 14 november 2012, in elk geval op of omstreeks 14 november 2012, te [plaats], in elk geval in de [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen: immers heeft verdachte zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) verschaft, althans,getracht te verschaffen, door hier een ruimte (een loods gelegen aan de [adres 1]) voor ter beschikking te stellen en/of hebben/heeft verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van een stof met/inhoudende alpha phenylacetoacetonitril (APAAN) en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van een stof met/inhoudende 3,4-methyleendioxyfenyllpropaan-2-on (PMK) en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van een stof met/inhoudende 1-fenyl-2-propanon (BMK) en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van een stof met/inhoudende zoutzuur en/of
- een hoeveelheid jerrycans en/of vaten,
in elk geval een (grote) hoeveelheid chemicaliën/grondstoffen en/of een hoeveelheid onderdelen van een productieopstelling en/of een hoeveelheid laboratoriumbenodigdheden, voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes medeverdachte(n) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
(artikel 10a jo. artikel 2 Opiumwet jo. artikel 47 Wetboek van strafrecht)
2. hij op of omstreeks 14 november 2012 te [plaats], in elk geval in de [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad: - ongeveer 14,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of - een hoeveelheid vloeistof, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur (GHB) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 Opiumwet jo. artikel 47 Wetboek van strafrecht)
3. hij op of omstreeks 27 november 2012 in de [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 Opiumwet)
5. hij op of omstreeks 27 november 2012 in de [gemeente], (een) wapen(s) van categorie III en/of een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten:
- zes, althans een (aantal), werpmes(sen), zijnde (een) wapen(s) van categorie III van de Wet wapens en munitie, en/of
- een hoeveelheid volmantelmunitie en/of een hoeveelheid hagelpatronen en/of twee patroonbanden, zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 jo. artikel 55 Wet wapens en munitie)
6. hij op of omstreeks 27 november 2012 in de [gemeente], (een) wapen(s) van categorie I, te weten:
- een boksbeugel en/of een werpster, zijnde (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie en/of
- tien, althans een (aantal), stiletto('s) en/of vijf, althans een (aantal), vlindermes(sen) en/of vier, althans een (aantal), valmes(sen), zijnde (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I onder 1 van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(artikel 13 jo. artikel 55 Wet wapens en munitie)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
Opmerking rechtbank: het als feit 4 ten laste gelegde is tengevolge van een daartoe strekkende wijziging tenlastelegging komen te vervallen.
3. De voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting:
- is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
- is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
- zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
- zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 3, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen dienen te worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat ter zake feiten 1 en 2 geen sprake was van een redelijk vermoeden ex art. 9 Opiumwet en dat men daarom niet bevoegd was binnen te treden in betreffende loods, waarmee sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen goederen en derhalve tot vrijspraak van feiten 1 en 2.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 1 primair, aangezien op basis van het dossier niet de conclusie getrokken kan worden dat daadwerkelijk productie van amfetamine heeft plaatsgevonden in betreffende loods.
Ter zake feit 1 subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden. Gelet op de aangetroffen situatie was er sprake van opslag van restproducten. Het productieproces, dat elders heeft plaatsgevonden, was reeds voorbij waardoor er geen sprake kan zijn van voorbereidingshandelingen. Voorts had verdachte geen opzet gericht op de feiten als vermeld in art. 10a Opiumwet.
Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 3 gelet op het ontbreken van een NFI-rapportage dan wel gebruikersverklaringen.
Ter zake feiten 5 en 6 heeft de verdediging voor wat betreft de bewezenverklaring zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting ex art. 359a Sv
Uit het dossier blijkt dat verbalisanten in eerste instantie naar aanleiding van een inbraakmelding ter plaatse gingen naar de loodsen op het perceel [adres 1] Uit ter plekke afgenomen verklaringen en gebleken feiten en omstandigheden kregen verbalisanten het vermoeden dat zich in betreffende loodsen verdovende middelen zouden bevinden. Op verzoek van verbalisanten heeft de verhuurster van de loodsen, [verhuurster], de huurders van de loodsen gebeld. Verdachte, zijnde de huurder van de tweede loods. had tegen haar gezegd dat in zijn loods een oude hennepkwekerij zou zitten. Naar aanleiding van deze mededeling is uiteindelijk betreffende loods van verdachte betreden.
In tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verbalisanten onder genoemde omstandigheden op grond van artikel 9 Opiumwet gegronde redenen hadden betreffende loods te betreden.
Concluderend is de rechtbank derhalve van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim ex art. 359a Sv en dat de bevindingen naar aanleiding van het betreden van de loods voor het bewijs gebruikt mogen worden.
De rechtbank verwerpt derhalve betreffend verweer van de verdediging.
Vrijspraakoverweging feit 1
Ter zake feit 1 primair ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte – kort gezegd – als medepleger van de productie van amfetamine aangemerkt kan worden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Op 14 november 2012 zijn tijdens een doorzoeking diverse voorwerpen en stoffen aangetroffen die gebruikt zouden kunnen worden bij de productie en/of bewerking van amfetamine. Uit het rapport van het LFO blijkt echter ook dat diverse specifieke productiemiddelen, zowel grondstoffen als de benodigde apparatuur, niet in de loods aanwezig waren. Gelet op deze bevindingen komt het de rechtbank voor dat de loods gebruikt werd als opslag van restmaterialen en niet als een daadwerkelijke productieplek. Verdachte heeft consequent verklaard dat betreffende goederen niet van hem waren. Verdachtes verklaringen worden overigens ook gesteund door andere verklaringen, waaruit blijkt dat betreffende goederen zeer wel mogelijk van een ander dan verdachte waren. Deze omstandigheden bezien maken dat de rechtbank met de verdediging van oordeel is dat op basis van het dossier niet de conclusie getrokken kan worden dat daadwerkelijk productie van amfetamine heeft plaatsgevonden in betreffende loods, laat staan dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op die productie. Verdachte zal derhalve vrijgesproken worden van feit 1 primair.
Ter zake feit 1 subsidiair ziet de rechtbank zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte schuldig is aan de voorbereiding of bevordering van de productie van amfetamine. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Zoals hiervoor reeds weergegeven komt het de rechtbank niet voor dat in betreffende loods van verdachte daadwerkelijk amfetamine geproduceerd is, maar dat de loods is gebruikt voor opslag van restproducten. Daarmee is het stadium van voorbereiden of bevorderen reeds gepasseerd. Ook in dit geval is de rechtbank derhalve, met de verdediging, van oordeel dat geen sprake is van voorbereidingshandelingen gericht op de productie van amfetamine en verdachte zal dan ook reeds hierom van feit 1 subsidiair worden vrijgesproken.
Vrijspraakoverweging feit 2
Naast voormelde voorwerpen zijn in de loods van verdachte ook (in totaal) 14,9 gram van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB aangetroffen. Deze goederen zijn apart aangetroffen van de voorwerpen en stoffen die in relatie werden gebracht met de amfetamineproductie. Deze goederen zijn weliswaar in de loods van verdachte aangetroffen, maar uit het dossier blijkt ook dat verdachte niet de enige was die gebruik maakte van de loods of deze loods bezocht. Er waren meerdere personen die een sleutel hadden van de loods en bovendien gebruikte verdachte (in het verleden) de loods ook om samen met vrienden drugs te gebruiken. Verder komt uit het dossier niet naar voren dat verdachte naast speed ook GHB zou gebruiken. Onder deze omstandigheden is het geenszins uit te sluiten dat de aangetroffen amfetamine en GHB van een ander dan verdachte zijn. De rechtbank is in elk geval niet overtuigd dat deze goederen van verdachte zijn. Gelet hierop zal verdachte vrijgesproken worden van feit 2.
Vrijspraakoverweging feit 3
In de woning van verdachte is 0,5 gram van een materiaal aangetroffen dat volgens de door de politie uitgevoerde indicatieve test amfetamine zou bevatten. Deze vermeende amfetamine is echter niet door het NFI getest. De rechtbank zou tot bewezenverklaring kunnen komen zonder de beschikking te hebben over een NFI-rapportage, maar daarvoor is een zogenaamde gebruikersverklaring vereist. Verdachte heeft verklaard dat als materiaal op zijn kamer is gevonden, het wel speed zal zijn, maar deze verklaring acht de rechtbank te vaag om daadwerkelijk als gebruikersverklaring te gebruiken. Bij het afwezig zijn van een NFI-rapportage of een gebruikersverklaring kan niet bewezen worden welke stof daadwerkelijk in het materiaal zat. Gelet hierop zal verdachte ook vrijgesproken worden van feit 3.
Bewijsmiddelen feiten 5 en 6
[verbalisant 1] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 27 november 2012 te 07.10 uur hield ik de [verdachte] aan op de [adres 2]. Vervolgens trad ik ter inbeslagneming binnen in de woning van genoemde [verdachte] aan de [adres 2]. Ik werd daarbij vergezeld door diverse verbalisanten. Vervolgens werd gestart met een doorzoeking ter inbeslagneming in genoemde woning. Tijdens genoemde doorzoeking werden diverse goederen in beslag genomen, waaronder diverse wapens en munitie.”
[verbalisant 2] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 27 november 2012 bevond ik mij omstreeks 07.00 uur ter doorzoeking in perceel [adres 2]. Ik zag dat op de zolderverdieping van deze woning wapens en munitie tentoongesteld werden. Ik zag in diverse vitrines tien stiletto’s, vier valmessen, vijf vlindermessen, een werpster, een boksbeugel, diverse soorten scherpe munitie, drie grote werpmessen en drie kleine werpmessen. Ik zag dat in de nabijheid van het bed en over een deur zogenaamde patroonbanden met losse flodders lagen. Verder zag ik dat een attacheekoffertje nagenoeg geheel gevuld was met munitie, zijnde hagelpatronen. Betreffende wapens en munitie werden door mij in beslag genomen.”
De aangetroffen wapens en munitie werden onderzocht door [verbalisant 2], gecertificeerd taakaccenthouder vuurwapencriminaliteit. Hij relateerde hieromtrent
– zakelijk weergegeven – als volgt:
“Op 2 december 2012 stelde ik een onderzoek in aan op 27 november 2012 in beslag genomen voorwerpen. Deze werden inbeslaggenomen onder [verdachte] wonende aan de [adres 2].”
Ten aanzien van de munitie (feit 5)
“Ik zag dat de munitie bestond uit diverse patronen zogenaamde volmantelmunitie, diverse hagelpatronen, diverse lege hulzen en twee patroonbanden en zogenaamde losse flodders. Alle inbeslaggenomen patronen zijn geschikt en bestemd om door middel van een vuurwapen, als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie III van de Wet wapens en munitie, te worden afgeschoten. Het is munitie in de zin van artikel 1, lid 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. De uitzonderingsbepalingen van artikel 26 lid 2 van de Wet wapens en munitie waren niet van toepassing.”
Ten aanzien van de werpmessen (feit 5)
“Ik zag dat deze voorwerpen drie grote en drie kleine werpmessen waren. Ik zag dat deze messen werpmessen waren in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III, onder 3 van de Wet wapens en munitie. De uitzonderingsbepalingen van artikel 26, lid 2 van de Wet wapens en munitie waren niet van toepassing.”
Ten aanzien van de werpster en de boksbeugel (feit 6)
“Ik zag dat een voorwerp een boksbeugel en een voorwerp een werpster betrof. De boksbeugel was een boksbeugel als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie en ik zag dat de werpster een werpster was als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie. Ontheffing of uitzonderingsbepalingen waren niet van toepassing.”
Ten aanzien van de stiletto’s, valmessen en vlindermessen (feit 6)
“Ik zag dat deze voorwerpen 19 messen waren. Ik zag dat tien messen zogenaamde stiletto’s waren, dat vijf messen zogenaamde vlindermessen waren en dat vier messen zogenaamde valmessen waren. Conform artikel 2, lid 1, sub 1a, 1b en 1c van de Regeling wapens en munitie zijn aan stiletto’s, val- en vlindermessen geen nadere eisen met betrekking tot de afmetingen meer gesteld. Stiletto’s, val- en vlindermessen vallen niet onder een van de andere categorieën wapens van de Wet wapens en munitie. Derhalve zijn dit wapens als bedoel in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 1 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 1 van de Regeling wapens en munitie.”
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank ten laste van verdachte acht wettig en overtuigend bewezen dat:
5. hij op 27 november 2012 in de [gemeente], wapens van categorie III en een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten:
- zes werpmessen, zijnde wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, en
- een hoeveelheid volmantelmunitie en een hoeveelheid hagelpatronen en twee patroonbanden, zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad;
6. hij op 27 november 2012 in de [gemeente], wapens van categorie I, te weten:
- een boksbeugel en een werpster, zijnde wapens als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie en
- tien stiletto's, vijf vlindermessen en vier valmessen, zijnde wapens als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
5.1 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2 De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
ter zake feit 5
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
ter zake feit 6
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Het misdrijf onder 5 is strafbaar gesteld bij de artikelen 26 jo. 55 van de Wet wapens en munitie.
Het misdrijf onder 6 is strafbaar gesteld bij de artikelen 13 jo. 55 van de Wet wapens en munitie.
6. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.
7. De oplegging van straf en/of maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, mede gelet op het ten aanzien van de bewezenverklaring ingenomen standpunt en de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, de op te leggen straf zoveel mogelijk te beperken.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt. Aangezien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de op te leggen straf aanzienlijk afwijken van de eis. Wapens en munitie kunnen aanzienlijke schade en letsel teweegbrengen. Het voorhanden hebben daarvan is dientengevolge aan strenge regelgeving en een verlofstelsel gebonden. In strijd met de regelgeving wapens en munitie voorhanden hebben is dan ook een ernstig feit. In beginsel worden voor de afzonderlijke wapens en munitie die verdachte voorhanden heeft gehad geldboetes opgelegd. Eenvoudige cumulatie van meerdere geldboetes zou in onderhavig geval leiden tot een geldboete van duizenden Euro’s, hetgeen de rechtbank gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet wenselijk acht. Verder is niet gebleken dat verdachte betreffende wapens en munitie met kwade bedoelingen voorhanden had, maar dat verdachte liefhebber van wapens was. Hij bewaarde de wapens immers veelal in een vitrine, het wapenbezit was reeds lange tijd bekend bij de politie en verdachte had ook de intentie de wapens te laten controleren door een bekwame verbalisant. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in onderhavig geval volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke taakstraf. Een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, acht de rechtbank gerechtvaardigd. In de praktijk zal dit betekenen dat verdachte, gelet op zijn voorlopige hechtenis van reeds 105 dagen, zijn volledige straf reeds heeft volbracht.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 27, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot taakstraf voor de duur van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. S.G.M. Schellekens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 maart 2013.
Buiten staat
Mr. S.G.M. Schellekens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.