ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ5382
Rechtbank Limburg
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige concurrentie door ex-werknemer in kort geding
In deze zaak vorderde de voormalige werkgever van een kapster in kort geding schadevergoeding van de ex-werkneemster op grond van onrechtmatige concurrentie. De werkgever stelde dat de ex-werkneemster, die van 14 november 1997 tot 1 augustus 2012 in dienst was, na haar vertrek klanten had benaderd om over te stappen naar haar eigen eenmanszaak. De werkgever voerde aan dat de ex-werkneemster tijdens haar dienstverband klanten had geworven en lagere tarieven hanteerde, wat leidde tot omzetverlies voor de werkgever. De ex-werkneemster betwistte deze claims en stelde dat zij met toestemming van de vorige eigenaar van de kapsalon voor eigen rekening werkte en dat er geen concurrentiebeding was overeengekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde onrechtmatige concurrentie. De rechter concludeerde dat de ex-werkneemster niet stelselmatig en substantieel klanten had benaderd en dat de claims van de werkgever niet voldoende waren onderbouwd. De vorderingen van de werkgever werden afgewezen, en deze werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de ex-werkneemster. Het vonnis benadrukte dat een werknemer in beginsel vrij is om na afloop van de arbeidsrelatie in vrije concurrentie te treden, mits er geen specifieke afspraken zijn gemaakt die dit beperken.