ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ5103

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
03/700332-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mok en pan in de relationele sfeer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 23 januari 2013, stond de verdachte terecht voor de poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van het slachtoffer, met wie hij een relatie had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer op 20 april 2012 met een mok en een pan tegen het hoofd had geslagen, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen. De rechtbank overwoog dat de kans op zwaar lichamelijk letsel door de gedragingen van de verdachte aanmerkelijk was, ook al had het slachtoffer geen zwaar letsel opgelopen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de Reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, maar vond de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer zwaarwegend. De benadeelde partij vorderde schadevergoeding, waarvan een deel werd toegewezen, en de rechtbank legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700332-12,
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 januari 2013
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. S.X.J. Zuidema, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 24 juli 2012, 19 oktober 2012 en
9 januari 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [naam benadeelde partij] te doden, dan wel heeft geprobeerd [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit, zoals het primair is tenlastegelegd, wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte met een mok en een pan [naam benadeelde partij], meermalen tegen het hoofd heeft geslagen, blijkt volgens de officier van justitie afdoende uit de aangifte van [naam benadeelde partij], met de daarbij gevoegde fotorapportage. Bovendien heeft verdachte zichzelf aangegeven bij de politie, nadat hij [naam benadeelde partij] had geslagen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat [naam benadeelde partij] veel geluk heeft gehad met betrekking tot het opgelopen letsel. Uit de medische verklaring blijkt dat het opgelopen letsel relatief licht is. Echter, gelet op de gedragingen van verdachte had [naam benadeelde partij] veel zwaarder lichamelijk letsel kunnen oplopen. Bovendien heeft [naam benadeelde partij] een slagaderlijke bloeding opgelopen, waaraan zij evengoed had kunnen overlijden. Wanneer iemand een ander meermalen met een stenen mok en een pan tegen het hoofd slaat, bestaat de aanmerkelijke kans dat die persoon daardoor komt te overlijden en dat risico heeft verdachte, aldus de officier van justitie, voor lief genomen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van 9 januari 2013 primair vrijspraak bepleit, nu de opzet van verdachte niet was gericht op het doden van [naam benadeelde partij], dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [naam benadeelde partij]. Van voorwaardelijke opzet op doodslag was volgens de raadsman evenmin sprake, omdat de door verdachte gebruikte wapens ondeugdelijk en ongeschikt waren om iemand mee te doden. Verdachte heeft dan ook geenszins een aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam benadeelde partij] door de gedragingen van verdachte zou komen te overlijden. Evenmin kan volgens de raadsman wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
[naam benadeelde partij] heeft verklaard dat zij bijna een jaar met verdachte is bevriend. Op 20 april 2012 bevond zij zich samen met verdachte in haar woning in Heerlen. Zij kregen ruzie. Op een gegeven moment heeft verdachte een kop gepakt en in de richting van haar hoofd gegooid. De kop raakte haar voorhoofd. [naam benadeelde partij] voelde een hevige pijn. Vervolgens heeft verdachte haar met een pan drie of vier keer op haar hoofd geslagen. [naam benadeelde partij] voelde hevige pijn en voelde dat bloed over haar gezicht liep. Nadat verdachte haar had geslagen, is hij de woning uitgerend.
Volgens de forensisch geneeskundige Poettgens heeft [naam benadeelde partij] enkele verwondingen op het voorhoofd en aan de zijkant van het hoofd opgelopen. Er is sprake van een beperkte periode van arbeidsongeschiktheid, te schatten op circa 1 tot 2 weken. Het herstel zal normaliter voorspoedig verlopen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 juli 2012 verklaard, dat hij op die 20 april 2012 boos werd en met een tot vuist gebalde hand wilde uithalen, maar vergeten was dat hij een mok in zijn handen had. Hij raakte [naam benadeelde partij] met de mok tegen haar hoofd. Vervolgens greep hij naar een pan en haalde hij daarmee twee of drie keer uit, waarbij hij [naam benadeelde partij] op haar hoofd raakte. Hij heeft toen de woning verlaten en heeft zich later zelf bij de politie aangegeven.
Op een vraag antwoordt verdachte dat hij kort na het gebeuren een sms-bericht aan [naam benadeelde partij] heeft gestuurd met de tekst: ‘If there is any sign you contact sombebody, i know once more i will kill you’.
In het proces-verbaal van sporenonderzoek wordt opgemerkt dat in de woning van [naam benadeelde partij] een pan/ketel van ongeveer 750 gram werd aangetroffen. Van de pan/ketel waren beide handvatten afgebroken. Aan de onderzijde van de pan/ketel was bloed aanwezig, met daarin zwarte haren vastgeplakt.
Gelet op de inhoud van het procesdossier, de processen-verbaal van de terechtzittingen van 24 juli 2012 en 19 oktober 2012 en het verhandelde ter terechtzitting van 9 januari 2013, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte de opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, om [naam benadeelde partij] te doden. Noch uit verklaringen van verdachte of van [naam benadeelde partij], noch uit de aard van de gedragingen van verdachte, kan zonder meer worden afgeleid dat verdachte het blote opzet had [naam benadeelde partij] van het leven te beroven. Ten aanzien van het voorwaardelijk opzet oordeelt de rechtbank dat de kans, dat iemand komt te overlijden door deze persoon met een mok en meermalen met een pan tegen het hoofd te slaan, niet aanmerkelijk is. Daarbij acht de rechtbank van belang de omvang en het gewicht van de pan. Het betrof een kleine pan, met twee zeer korte handgrepen, waardoor het zeer onaannemelijk is dat het slaan van verdachte met de pan tegen het hoofd van [naam benadeelde partij], tot overlijden zou kunnen hebben geleid.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
De rechtbank acht wel bewezen de subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De kans dat iemand zwaar lichamelijk letsel oploopt door deze meermalen met een hard en stomp voorwerp tegen het hoofd te slaan, is naar algemene ervaringsregels immers zeer aanmerkelijk. Dat [naam benadeelde partij] geen zwaar lichamelijk letsel heeft gekregen, is een gelukkige, niet aan verdachte toe te rekenen omstandigheid. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank met zijn gedragingen in ieder geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 april 2012, in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet eenmaal met een mok en meermalen met een pan tegen het hoofd van die [naam benadeelde partij] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Over de persoon van de verdachte is uitgebreid gerapporteerd door de deskundigen
drs. M.J. van Weers, psychiater en F. van Nunen, klinisch psycholoog. Beiden hebben hun bevindingen neergelegd in een rapportage respectievelijk d.d. 21 november 2012 en
8 november 2012. De rechtbank komt op grond van deze rapporten tot de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het begaan van het delict. De rechtbank maakt deze conclusie tot de hare en zal daarmee rekening houden in het kader van de strafoplegging.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens heeft de officier van justitie verzocht om aan het voorwaardelijke deel van de strafeis bijzondere voorwaarden te verbinden, in die zin dat verdachte zich binnen vijf werkdagen dient te melden bij de Reclassering, dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen overeenkomstig de aanwijzingen en richtlijnen die hem door of namens de Reclassering worden gegeven, dat verdachte dient deel te nemen aan een gedragsinterventie en dat verdachte zich onder behandeling dient te stellen bij Forensische Polikliniek De Horst.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank toch tot enige bewezenverklaring zou komen, verzoekt de raadsman om in de strafmaat ernstig rekening te houden met het a-typische karakter van het delict. Verdachte heeft klaarblijkelijk een emotioneel moeilijke periode doorgemaakt en juist in die periode beging verdachte het strafbare feit. Verdachte is in het geheel geen agressief persoon en heeft nooit eerder geweld gebruikt. De raadsman verzoekt verdachte daarom te beschouwen als een first offender. Daarbij komt dat [naam benadeelde partij] verdachte inmiddels heeft vergeven dat hij haar op zodanige wijze geslagen heeft. Verdachte heeft sinds het incident, waarvoor hij zich thans dient te verantwoorden, geen contact meer gehad met [naam benadeelde partij]. Voor zover al sprake was van een affectieve relatie, is deze door verdachte beëindigd. Daarnaast heeft verdachte ook wroeging getoond, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat verdachte zichzelf kort nadat het feit had plaatsgevonden heeft aangegeven bij de politie. Naar de mening van de raadsman is het recidiverisico derhalve aanzienlijk verlaagd.
Tevens verzoekt de raadsman acht te slaan op de inhoud van het psychiatrisch en psychologisch rapport, waarin in beide gevallen wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het delict verminderd toerekeningsvatbaar was. Dit gegeven dient volgens de raadsman een strafverminderend effect te hebben. Onder verwijzing naar de LOVS-richtlijnen bepleit de raadsman dat de op te leggen straf in ieder geval niet hoger dient te zijn dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft [naam benadeelde partij] eenmaal met een mok en enkele malen met een pan tegen het hoofd geslagen. Vervolgens liet hij [naam benadeelde partij], zonder zich om [naam benadeelde partij] te bekommeren, hevig bloedend achter. Kennelijk heeft de aanblik van de grote hoeveelheid bloedverlies, die verdachte bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht, verdachte niet tot inkeer weten te brengen. Ondanks dat verdachte wist dat hij [naam benadeelde partij] ernstig verwond had, hij [naam benadeelde partij] in hulpbehoevende toestand achter. Het had op de weg van verdachte gelegen om in ieder geval de hulpdiensten te alarmeren, zodat [naam benadeelde partij] de noodzakelijke geneeskundige behandelingen zou kunnen ondergaan. Het feit dat verdachte zulks niet heeft gedaan, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Bovendien heeft het geweld plaatsgevonden in de relationele sfeer, in de woning van [naam benadeelde partij]. Dit betreft evenzeer een strafverzwarende omstandigheid, aangezien verdachte daardoor in ernstige mate inbreuk heeft gemaakt op het gevoelen van veiligheid van het slachtoffer, op een plaats waar veiligheid en geborgenheid te allen tijde gewaarborgd zou moeten zijn. In dat kader heeft de rechtbank ook oog voor het feit dat het slachtoffer, door haar transseksualiteit, een kwetsbare persoon is. Algemene tendens is dat de overheid, in strafrechtelijke zin, sterk inzet op de bescherming van kwetsbare personen De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft aansluiting gezocht bij de richtlijnen voor zware mishandeling met middelzwaar letsel, toegebracht met behulp van een ander wapen dan een vuurwapen. De daarmee corresponderende sanctie bedraagt zeven maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De hiervoor omschreven omstandigheden, waaronder het feit is begaan, acht de rechtbank evenwel zodanig ernstig, dat aan deze omstandigheden in forse mate strafverzwarende werking zal worden toegekend.
Daarentegen houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat verdachte zichzelf vrijwel meteen heeft aangegeven bij de politie en ter terechtzitting ook spijt heeft betuigd van zijn gedragingen. De rechtbank zal voorts rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn psychische gesteldheid zoals is gebleken uit de psychiatrische en psychologische rapportage. Deze omstandigheden zullen een strafverminderend effect hebben op de uiteindelijke strafmaat. De rechtbank beschouwt verdachte echter niet als first offender, aangezien hij blijkens zijn strafblad in 2009 nog een transactie heeft voldaan van
€ 370,-, ter zake van eenvoudige mishandeling.
Gezien het vorenstaande zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden opleggen, dat verdachte zich binnen vijf dagen dient te melden bij de Reclassering en dat hij zich gedurende de proeftijd dient te gedragen overeenkomstig de aanwijzingen en richtlijnen die hem door of namens de Reclassering worden gegeven. Het vorenstaande geldt onverkort indien verdachte dient deel te nemen aan een gedragsinterventie of wanneer verdachte wordt verplicht zich onder behandeling te stellen bij de Forensische Polikliniek De Horst.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 2500,- , te vermeerderen met de kosten voor rechtsbijstand van € 500,- exclusief BTW.
De raadsman van verdachte heeft de hoogte van de vordering van de benadeelde partij betwist en stelt dat de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering is aldus de raadsman zeer summier onderbouwd en daarnaast kan de raadsman zich niet aan de indruk onttrekken dat de vordering van [naam benadeelde partij] is ingegeven door gevoelens van wraak jegens verdachte. Verdachte heeft immers iedere vorm van contact met [naam benadeelde partij] verbroken. In hoeverre de vordering daadwerkelijk is gebaseerd op door [naam benadeelde partij] geleden emotionele schade, is naar het oordeel van de raadsman onduidelijk.
De rechtbank overweegt dat de volledige schade, zoals die door [naam benadeelde partij] is geleden, thans nog niet geheel in kaart is gebracht. De raadsman van [naam benadeelde partij], mr. A.J.P. Lemmen, heeft ter terechtzitting verklaard dat nadere medische onderzoeken noodzakelijk zijn om duidelijkheid te verkrijgen omtrent eventuele noodzakelijke medische behandelingen. [naam benadeelde partij] vordert een bedrag van € 2500,- aan immateriële schade. Ter onderbouwing van haar vordering verwijst zij kortheidshalve naar de inhoud van het procesdossier. Een aanvullende onderbouwing ontbreekt echter volledig. Gelet op de verwondingen die [naam benadeelde partij] in het aangezicht heeft opgelopen, acht de rechtbank het bestaan van enige immateriële schade wel aannemelijk en zij zal derhalve het schadebedrag, naar redelijkheid en billijkheid, begroten op € 750,-. De rechtbank zal [naam benadeelde partij] voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, met dien verstande dat zij dat gedeelte van haar vordering kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank zal in dat kader eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De door de benadeelde partij gemaakte kosten in het kader van rechtsbijstand van € 500,- exclusief BTW, acht de rechtbank alleszins redelijk en voor toewijzing vatbaar, temeer nu verdachte dit bedrag niet heeft betwist. Rekening houdend met een BTW-percentage van 19%, begroot de rechtbank de kosten voor rechtsbijstand derhalve tot op heden op € 595,- inclusief BTW.
7 Het beslag
De in beslag genomen lederen jas kan, zoals door de officier van justitie gevorderd, worden teruggegeven aan verdachte.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde onder 1 subsidiair bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
De straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen vijf werkdagen na invrijheidstelling dient te melden bij de Reclassering op het adres Heerderweg 25, 6224 LA Maastricht, telefoonnummer 043-3639333;
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte dient deel te nemen aan een Arbeidsvaardighedentraining en ook indien dit inhoudt dat verdachte zich onder behandeling dient te stellen bij de Forensische Polikliniek De Horst of soortgelijke ambulante forensische zorg;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis - waaronder op de voet van het bepaalde bij artikel 72, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld - gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- 2012044575, 1 jas kleur: zwart, 2067997
Vordering benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij], wonende aan de [adresgegevens benadeelde partij], te betalen een bedrag van € 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro);
- verklaart de benadeelde partij voornoemd voor het overige gedeelte in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 595,-;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], € 750,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. L.P. Bosma en mr. P.J.M. Bruijnzeels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.R.A. Greven, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 januari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 april 2012 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam benadeelde partij] van het
leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een mok en/of
pan/ketel tegen het hoofd van die [naam benadeelde partij] heeft geslagen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 april 2012 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
meermalen, althans eenmaal met een mok en/of pan/ketel tegen het hoofd van die
[naam benadeelde partij] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;