ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ5079

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
04/804038-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld van een ouder echtpaar na bankafhaaltransactie

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 5 januari 2012 in Venlo, waar een ouder echtpaar net een groot contant bedrag van € 42.500,- had afgehaald bij de bank. De rechtbank concludeert dat de overval goed gepland was, waarbij gebruik is gemaakt van inside informatie. De verdachte en zijn mededader(s) hebben het echtpaar overvallen op het moment dat zij de bank verlieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met geweld heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid, waarna de tas met het geld werd weggenomen. De buit werd later aangetroffen in een sok met daarop het DNA van de verdachte, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij de overval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar voor zijn rol in deze gewelddadige diefstal. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld en dat de ernst van het delict een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/804038-12
Parketnummer : 20/000235-11(tul)
Datum uitspraak: 15 maart 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2013.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 05 januari 2012 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende onder meer een bedrag aan geld, groot EURO 42.500,--, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld heeft bestaan in het met kracht vastpakken en vervolgens opzij en/of tegen de grond gooien van genoemde [slachtoffer 1], terwijl het feit werd gepleegd op de [adres], in elk geval op een openbare weg; (artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 06 februari 2012 te Ven-Zelderheide, in elk geval in de gemeente Gennep, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kluis in de beveiligde ruimte achter de balie van een tankstation, gelegen aan [adres], heeft weggenomen een bedrag aan geld, groot EURO 52.900,--, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 1 maart 2013 gevorderd dat
het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De gebeurtenissen die op 5 januari 2012 voorafgaande en na de overval op [adres] te Venlo hebben plaatsgevonden kunnen volgens de officier van justitie niet enkel berusten op toevalligheden. Al deze gebeurtenissen staan in verband met verdachte. Op grond hiervan kan het onder 1 tenlastegelegde worden bewezen verklaard. Feit 2 kan worden bewezen verklaard nu daarbij dezelfde auto is gebruikt als bij feit 1, in combinatie met het gegeven dat de dader kennelijk wist waar de kluissleutel van het tankstation lag, terwijl de vriendin van verdachte in datzelfde tankstation heeft gewerkt.
De verdediging heeft zich, zoals weergegeven in de ter terechtzitting van 1 maart 2013 overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Volgens de raadsvrouw is het opsporingsonderzoek op meerdere onderdelen ontoereikend geweest waardoor er onvoldoende bewijs is om ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bewezenverklaring te komen. Zo is onder andere niet duidelijk of de gebruikte BMW van de 5 of de 7 serie was, is er geen sprake van een bruikbaar DNA-spoor, zijn de auto, de tas en het geld niet op sporen onderzocht en zijn de persoonskenmerken van de plegers van de onder 1 genoemde overval niet identiek aan die van verdachte.
7.2.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de in het dossier aanwezig stukken en het verhandelde ter terechtzitting is sprake van een aantal feiten en omstandigheden, die ontegenzeggelijk passen bij de hypothese dat verdachte feit 2 heeft begaan. Echter, voor bewezenverklaring van dat feit als zodanig ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs. Verdachte wordt derhalve van feit 2 vrijgesproken.
7.3.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] verklaart –zakelijk weergegeven–.
Ik wil aangifte doen van diefstal van geld, gepleegd op 5 januari 2012 te Venlo aan [adres], waarbij geweld is gebruikt. Ik heb hedenmorgen geld opgehaald bij een bank en ben toen ik buitenkwam overvallen en beroofd van mijn geld. Wij hebben op 20 december 2011 bij [bank] aan [adres] te Venlo de afspraak gemaakt om op 5 januari 2012 onze certificaten/aandelen contant op te halen. Op 5 januari 2012 hebben wij binnen in de bank een nummertje getrokken. Toen wij aan de beurt waren kwam een jongeman naar ons en wij vertelden hem dat wij een afspraak hadden met [naam]. Op datzelfde moment kwam [naam] van achter naar de balie. Hij herinnerde zich ons want hij vertelde dat hij wist dat wij geld kwamen halen. Hij vertelde ons dat het om een bedrag van € 43.000,- en nog ongeveer € 29,- en wat kleingeld ging. [naam] heeft het geldbedrag boven de € 43.000,- daar ter plaatse aan ons uitbetaald. Vervolgens kwam er een vrouwelijke collega van [naam]. Ik zag dat [naam] haar een sleutel gaf. Ik ben toen samen met mijn vrouw meegelopen met die vrouwelijke collega naar beneden, naar de kluis. Nadat de vrouw de plastic zak uit het kastje had genomen scheurde zij deze plastic zak open. Zij zei dat het 86 biljetten moesten zijn. Zij begon vervolgens op een tafel biljetten van € 500,- af te tellen. Zij deed dit in 2 stapels van 43 biljetten en deed het geld in een omslag. Mijn vrouw heeft hier vervolgens 1 biljet van € 500,- uitgepakt. Ik heb de omslag vervolgens in een zwarte tas gedaan. Ik ben suikerpatiënt en moet hiervoor insuline spuiten. De spullen hiervoor heb ik ook altijd in deze tas. Nadat ik het geld gekregen had zijn wij naar buiten gelopen. Toen ik buiten kwam heb ik nog op mijn horloge gekeken en zag dat het 11.25 uur was. Buiten voor de deur ben ik rechtstreeks naar mijn auto gelopen. Ik heb het achterportier aan bestuurderszijde geopend en heb de tas in de auto gelegd. Ik voelde vervolgens dat ik van achter werd beetgepakt. Ik voelde dat mijn bovenborst van achteren met twee armen werd beetgepakt. Het was erg krachtig. Ik voelde vervolgens dat ik naar rechts opzij werd gegooid. Ik kwam aan het struikelen en viel deels achter mijn auto op de grond. Ik ben opgestaan en zag toen dat, een meter of vier van mij vandaan, aan de overzijde van de weg, een auto stond waarvan het bestuurdersportier werd dicht getrokken. Ik ben toen meteen naar deze auto gerend. Op een gegeven moment heb ik gehoord dat de bestuurder de auto startte. Op welk moment dit precies was weet ik niet. Ik heb tegen deze auto getrapt en probeerde vervolgens het portier open te maken. Tot mijn verbazing ging het portier open. Ik heb het portier met mijn linkerhand verder geopend. Meteen hierop gaf de bestuurder gas en reed hij weg. Naast de bestuurder zat nog een persoon op de bijrijderstoel. De auto betrof een zilvergrijze BMW.
[slachtoffer 1] heeft in zijn aanvullende aangifte verklaard dat hij op 5 januari 2012 nog een lunchpakket bij zich had dat bestond uit onder andere voedsel en een thermoskan. Dat lunchpakket zat in een beige dames (hand) tas. Deze tas stond op de achterbank, direct achter de bestuurderszitplaats in de auto. Toen hij die dag thuis kwam bemerkte hij dat die tas uit de auto verdwenen was. Hij concludeert dat het niet anders zijn dan dat die tas met dat luchtpakket werd weggenomen tijdens de diefstal in Venlo.
[slachtoffer 3] verklaart onder andere het volgende.
Vandaag ben ik met mijn man naar de bank in Venlo gereden. Wij hadden een afspraak om geld op te halen. Mijn man heeft € 42.500 in zijn tas waar ook zijn insulinespullen in zaten gestopt. We liepen naar de auto. Ik zag dat mijn man zijn jas uit wilde doen. Op het moment dat hij met zijn handen zijn jas open wilde maken en uit wilde doen hoorde ik mijn man schreeuwen: “Inge !!” Ik zag toen dat een man met een bivakmuts mijn man vastpakte van de achterkant. De man pakte [slachtoffer 1] vast en ik zag dat hij [slachtoffer 1] op de grond gooide. Ik zag dat de man met de zwarte tas in zijn rechterhand snel wegging richting een BMW die geparkeerd stond aan de zijkant van [bank] bank. (Opmerking verbalisant: dit is [adres]).
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] relateren het volgende.
Op donderdag 5 januari 2012 vond er een overval/straatroof plaats op [adres] te Venlo. De melding van dit strafbare feit kwam omstreeks 11.25 uur bij de politie binnen. Hierop hebben wij de, verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], de camerabeelden bekeken van de aldaar gesitueerde beveiligingscamera’s.
Op deze beelden zagen wij, verbalisanten, het navolgende:
11.2[adres]
Een grijze BMW voorzien van een Nederlands kenteken komt aanrijden over de [adres] en draait vervolgens linksaf de [straat] op. De BMW is voorzien van licht metalen velgen en een schuif-kanteldak.
11.24.09 uur, camera [straat]
Een grijze BMW voorzien van licht metalen velgen en een schuif-kanteldak rijdt vanuit [adres] de [straat] op. Op de camerabeelden is te zien dat genoemde personenauto met verhoogde snelheid rijdt.
Op de plattegrond van Venlo (en aldus een feit van algemene bekendheid) is te zien dat [adres] rechtstreeks te bereiken is via de [straat] en dat [adres] haaks op de [straat] gelegen is.
[getuige 1] verklaart het volgende.
Op donderdag 5 januari 2012, omstreeks 11.25 uur wilde ik [adres] op rijden. Ik zie dat een persoon uit het linker portier van een auto stapt, naar een man toe rent die bij zijn auto stond aan de overzijde van [adres] en dat die persoon die man vast pakte. Ik zag de die persoon die man vervolgens naar rechts op de grond gooide. Ik zag dat die persoon een bivakmuts op had. Volgens mij pakte toen die persoon iets uit de auto van de man die hij op de grond had gegooid. Ik zag dat een andere persoon voor de auto van de overvaller door richting mij kwam gelopen ik zag dat hij met een vuurwapen liep te zwaaien. Ik zag vervolgens dat de overvaller en de persoon met het vuurwapen weer in de auto stapten. De overvaller stapte op de bestuurdersplaats in en die persoon met het vuurwapen stapte op de bijrijderplaats in. Ik zag dat de auto met de overvallers hard weg reed in de richting van de [straat]. De auto betrof een zilvergrijze BMW. Het kenteken weet ik niet helemaal. Het was [kenteken]
[getuige 2] verklaart – zakelijk weergegeven - het volgende.
Op 5 januari 2012 tussen 11.15 en 11.30 uur zag ik dat over het fietspad in het centrum van Venlo een grijze BMW reed. Ik zag dat de bestuurder een bivakmuts droeg. Mijn aandacht werd getrokken door de bijrijder. Ik zag namelijk dat er over het dak een pistool in onze richting gehouden werd. Mijn vriendin heeft gezien dat er twee mensen in de grijze BMW zaten en vertelde dat zij bivakmutsen droegen.
[getuige 3] verklaart het volgende .
Op 5 januari 2012, omstreeks 11.24 uur stond ik bij het verkeerslicht te wachten ter hoogte van de [straat] te Venlo. Op datzelfde ogenblik zag ik over het fietspad een auto komen aanrijden. Deze auto had een zeer hoge snelheid. Het betrof een zilverkleurige BMW, gekentekend [[kenteken]] Op het moment dat deze auto stilstond zag ik dat er twee mannen in de auto zaten. Ik zag dat de bestuurder (man) een zwarte bivakmuts droeg. Ik zag wel zijn ogen en ik had het vermoeden dat er enige paniek was in zijn ogen. Ik heb het kenteken in mijn linkerhandpalm geschreven. De bijrijder droeg een zwarte bivakmuts en stak zijn arm met daarin een pistool uit het raam. De auto reed weg tegen het verkeer in.
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] relateren het volgende.
Op 5 januari 2012 omstreeks 11.30 uur hoorden wij, verbalisanten, dat de regionale meldkamer de melding gaf uit te kijken naar een grijze BMW personenauto, gekentekend [kenteken] Dit in verband met een zojuist gepleegde overval op [adres] te Venlo. Het voertuig was weggereden via de [straat] in de richting van Tegelen.
Wij verbalisanten bevonden ons op de [straat] te Tegelen en zagen vanuit de richting van de [straat] de genoemde BMW in tegengestelde richting de [straat] oprijden. Wij zagen dat het genoemde kenteken [kenteken] op de voorzijde van de BMW zat. Wij zagen dat een persoon met een Noord-Afrikaans uiterlijk de auto bestuurde. Wij verbalisanten zagen dat de bestuurder ons aankeek en vervolgens zijn snelheid verhoogde. Wij zijn even verder op de weg gekeerd en hebben de bestuurder middels het dienstvoertuig een stopteken gegeven waaraan de bestuurder geen gehoor gaf. We hebben de achtervolging ingezet en hebben daarbij gebruik gemaakt van de optische en geluidssignalen. Wij zagen dat op de achterzijde van de BMW ook het kenteken [kenteken] was gemonteerd. Op de [straat] te Tegelen hebben wij het zicht op de personenauto verloren.
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] relateren het volgende .
Wij zijn via de [straat] in de richting van Belfeld gereden en hebben aldaar in de omgeving uitgekeken naar deze grijze BMW. Op donderdag 5 januari 2012, te 11.41 uur werden we op de [straat] te Belfeld aangesproken door [getuige 4] die op de [straat] zojuist een zwarte tas had gevonden. Wij zagen dat in de zwarte tas medicatie voor diabetici zat.
In het dossier bevindt zich een kennisgeving van inbeslagneming waaruit blijkt dat op 5 januari 2012 om 12.30 uur op de [straat] te Belfeld na achtervolging van een vluchtauto van een overval in de berm van de weg een beige damestas met daarin lunch en een thermoskan in beslag werd genomen .
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] relateren het volgende.
Op 5 januari 2012 tussen 12.00 uur en 12.30 uur ontvingen wij van de meldkamer de melding van [getuige 5] dat er zojuist een grijze personenauto, merk Audi, met 2 inzittenden, op de [straat], te Reuver gestopt was. Een man stapte uit. Het was de man die iets weggegooid had. Hierop gingen wij ter plaatse naar de [straat] te Reuver. Aldaar troffen wij [getuige 5]. [getuige 5] gaf aan dat de melding van [getuige 6] afkwam. Hij had dit gezien en had dit vreemd gevonden en dit doorgegeven aan [getuige 5]. [getuige 5] had dit gemeld aan de politie. [getuige 5] gaf aan dat hij zelf voormeld voertuig op de [straat] te Reuver tegemoet was gekomen. In deze personenauto zouden 2 inzittenden zitten. [getuige 5] deelde mede dat [getuige 6] hem gezegd had dat ze halverwege het betreffende bosje gestopt waren. Met behulp van de speurhond werd in de bossage een dichtgeknoopte sportsok gevonden.
[getuige 5] verklaart het volgende.
Ik reed op 5 januari 2012 laat in de ochtend over de [straat] en kwam [getuige 6] tegen. Ik hoorde van [getuige 6] dat hij iets verdachts had gezien. [getuige 6] vertelde dat hij op de [straat] gezien had dat er een personenauto aldaar was gestopt halverwege de bossage. Er was iemand uit deze personenauto gestapt en deze manspersoon liep de bossage in. [getuige 6] vertelde mij dat hij had gezien dat deze manspersoon iets weggooide in de bossage. Voordat ik contact had met [getuige 6] passeerde mij een donkere Audi met twee manspersonen van buitenlandse afkomst. Ze waren licht getint. Ik weet dat de bijrijder in het zwart gekleed was.
In het dossier bevindt zich het proces-verbaal Sporenonderzoek waarin verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] het volgende relateren .
Wij verbalisanten begaven ons op donderdag 5 januari 2012 naar Reuver waar ons door de aanwezige collegae een witte sok overhandigd werd met daarin een geldbedrag. De witte sok werd veiliggesteld en voorzien van SINAAB7240NL.
In de sok werden 85 bankbiljetten van € 500,-- aangetroffen, met een totale waarde van € 42.500,-- ,
In het dossier bevindt zich een Deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut. In de rapportage wordt gerelateerd dat onderzoek naar biologische sporen is verricht aan de sok met nummer AAAB 7240NL. De sok is bemonsterd. De bemonsteringen zijn voor DNA-onderzoek veiliggesteld als:
AAAB7240NL#01, bemonstering van de binnenkant rondom de voet tot net boven de hiel.
AAAB7240NL#02, bemonstering van de binnenkant rondom het enkelgedeelte.
AAAB7240NL#03, bemonstering van de buitenkant rondom de voet tot net boven de hiel.
AAAB7240NL#04, bemonstering van de buitenkant rondom het enkelgedeelte.
Van het celmateriaal in de bemonsteringen AAAB7240NL#01 tot en met #04 van de sok zijn complexe DNA-mengprofielen verkregen waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van ten minste drie personen waarvan minimaal een man. Uit het DNA-mengprofiel van de bemonstering AAAB7240NL#02 is een onvolledig DNA-profiel afgeleid van een prominent aanwezige celdonor. Dit betekent dat de bemonstering AAAB7240#02 een relatief grote hoeveelheid celmateriaal bevat dat afkomstig is van een man (onbekende man A). De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het afgeleid onvolledige DNA-profiel is kleiner dan een op een miljard. Op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek kan onbekende man A ook één van de donoren zijn van celmateriaal in de bemonsteringen AAAB 7240NL#01, #03 en #04.
Het afgeleide onvolledige DNA-profiel van de prominente donor van het celmateriaal in de bemonstering AAAB 7240NL#02 is op 25 juni 2012 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] geboren op 15 november 1989.
Dit betekent dat [verdachte] de prominente donor kan zijn van het celmateriaal in de bemonstering AAAB7240NL#02. Op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek kan onbekende man A ook één van de donoren zijn van celmateriaal in de bemonsteringen AAAB7240NL#01, #03 en #04.
In het dossier bevindt zich het proces-verbaal van verhoor van [getuige 7] waarin hij –zakelijk weergegeven – het volgende verklaart.
[naam] heeft mij verteld dat hij iets met de overval te maken had. Hij vroeg mij of ik mee had gekregen dat er geld was gevonden in de bossen. Hij vertelde mij dat de overval op televisie kwam bij Opsporing Verzocht. Het gesprek vond ongeveer 1 tot 2 weken voor de uitzending van Opsporing Verzocht plaats.
Verbalisant [verbalisant] relateert dat in verband met het onderzoek naar de overval op [adres] te Venlo op 5 januari 2012 op 9 oktober 2012 aandacht werd besteed aan deze overval in het programma Opsporing Verzocht .
[naam] verklaart het volgende.
Ik werkte bij [bank] bank aan [adres] te Venlo vanaf [datum].
Ik ken [verdachte] van kleins af aan.
Verdachte verklaart ter terechtzitting van 1 maart 2013 dat [naam] familie van hem is en dat hij regelmatig telefonisch contact heeft met [naam].
Verbalisant [verbalisant] relateert dat in de publieke ontvangsthal van [bank] bank tijdens zijn aanwezigheid op 5 januari 2012 om 12.05 uur [naam] aanwezig was in de ontvangsthal van [bank]-Bank. [naam] trad gedurende die ochtend op als “host”, wat het verwelkomen en naar de juiste balie verwijzen van de binnenkomende klanten betekent .
Uit de ANWB routeplanner volgt (en aldus een feit van algemene bekendheid) dat de afstand tussen [adres] te Venlo en de [straat] te Reuver – bij een route die loopt via de [straat] te Tegelen - ongeveer 15 kilometer is met een gemiddelde reistijd per auto van ongeveer 34 minuten. De afstand tussen de [straat] te Belfeld en de [straat] te Reuver is ongeveer 5 kilometer met een reistijd per auto van ongeveer 11 minuten.
Voorts acht de rechtbank het een feit van algemene bekendheid dat Belfeld is gelegen tussen Tegelen en Reuver.
De rechtbank stelt op grond van de vorengenoemde bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 20 december 2011 maakt aangever met zijn vrouw een afspraak aan de balie van [bank] bank om op 5 januari 2012 een contant bedrag van ongeveer € 43.000,- af te halen. Op 5 januari 2012 arriveert het echtpaar volgens afspraak bij de bank, neemt vervolgens in de bank het geld in ontvangst en doet een deel van het geld ten bedrage van € 42.500,- in coupures van € 500,- in een tasje waarin zich ook de medicatie van aangever bevindt. Het echtpaar verlaat vervolgens omstreeks 11.25 uur de bank en verplaatst zich naar de auto.
Om exact 11.23 uur rijdt een zilvergrijze BMW via de [adres] de [straat] op. Diezelfde BMW rijdt om 11.24 uur via [adres] met verhoogde snelheid de [straat] op. Het is die BMW waarin de overvallers aan komen rijden, juist op het moment dat het echtpaar de bank verlaat. Als het echtpaar bij de auto is gearriveerd opent aangever zijn auto en legt de tas met het geld achter de bestuurdersstoel van de auto. Op de achterbank staat tevens de beige tas met daarin een lunchpakket en een thermoskan. Gelijktijdig met deze handelingen stapt uit de grijze BMW een persoon die naar aangever toe gaat, hem vastpakt, op de grond gooit, de tas met geld uit de auto pakt en samen met zijn mededader met de grijze BMW op de vlucht slaat.
[naam], een bekende van verdachte, is in de functie van host in de bank werkzaam en kan op grond van de getuigenverklaring van [getuige 7] in verband kan worden gebracht met de overval.
Tijdens de vlucht met de BMW worden de overvallers door meerdere getuigen waargenomen. Uit hun verklaringen blijkt dat de overvallers, die beiden een bivakmuts droegen, met hoge snelheden tegen de rijrichting in en op het fietspad reden en dat de bijrijder tijdens de rit een pistool uit het raam stak en richtte op voorbijgangers. De daders zijn gevlucht in de richting van Tegelen. In Tegelen is de politie de grijze BMW uit het oog verloren. Gedurende de vlucht wordt door de politie de omgeving van de vluchtrichting van de daders verkend en wordt informatie ingewonnen. Nog vóór 11.45 uur wordt op de [straat] te Belfeld een zwarte tas met diabetes medicijnen aangetroffen en niet veel later wordt in de berm van de [straat] een beige tas met lunchpakket en thermoskan aangetroffen. Gezien de gelijkluidende inhoud van deze tas in de aanvullende aangifte en de kennisgeving van inbeslagneming houdt de rechtbank het er voor dat de op de [straat] aangetroffen tassen, de tassen zijn van het echtpaar [slachtoffer 1] die tijdens de overval werden weggenomen.
Rond 12.00 uur neemt een voorbijganger waar dat er door een van de inzittenden van een donkere Audi iets in de bossen – gelegen aan de [straat] te Reuver - wordt gegooid. Onderzoek wijst uit dat in de bossen aan de [straat] te Reuver een sok is verstopt met daarin een geldbedrag ad € 42.500 in coupures van € 500,-. Forensisch onderzoek aan de sok wijst uit dat zich op de sok DNA materiaal bevindt dat overeenkomt met dat van verdachte.
Gelet op de korte tijd tussen de overval en het aantreffen van dat geldbedrag, in het verlengde van de vluchtroute (Venlo-Tegelen-Belfeld-Reuver), alsmede het gegeven dat de coupures en het totaalbedrag exact overeenkomen met het gestolen geldbedrag, stelt de rechtbank vast dat het in de sok aangetroffen geld, het geld is dat is buitgemaakt bij de overval van het echtpaar [slachtoffer 1].
Het vorenstaande leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de overval op het echtpaar [slachtoffer 1] een van te voren geplande en goed voorbereide actie is geweest. De daders beschikten daarbij over de voorinformatie van [naam] dat er op 5 januari 2012 een groot geldbedrag zou worden afgehaald. Op het moment dat het echtpaar [slachtoffer 1] de bank uitloopt is de door de overvallers gebruikte BMW reeds doende met het vanuit de [adres] in te rijden. Hieruit leidt de rechtbank af dat de overvallers door [naam], die die dag ook weer in de bank werkzaam was, zijn ingeseind dat het echtpaar naar buiten kwam, dan wel dat de overvallers (een) ander(en) op de uitkijk hebben gezet om hen tijdig te waarschuwen.
Vervolgens is er een tijdspanne van ongeveer een half uur waarin de overvallers de overval plegen en er vervolgens in de BMW vandoor gaan, de achtervolgende politie afschudden, de gestolen tassen op inhoud onderzoeken, het geld eruit halen en de tassen met overige inhoud op de [straat] weggooien. Voorts is op zijn minst genomen in elk geval de buit, ergens tussen Tegelen en Reuver, van auto gewisseld: de buit zat aanvankelijk in de vluchtauto - de grijze BMW – en later in een donkere Audi. Op basis van de omstandigheid dat de normale reistijd tussen de plaats van de overval en de plaats van het aantreffen van de buit ongeveer 34 minuten is, en de tijdspanne tussen de overval en het zien van het in de struiken gooien van de buit iets meer dan een half uur is, concludeert de rechtbank dat de daders uit vrees voor ontdekking bij een mogelijke controle (er was behoorlijk wat politie op de been) de buit verstopt hebben met de bedoeling deze later, als de kust veilig was, weer op te halen.
De stelling van de raadsvrouw dat de overvallers het DNA van verdachte op de sok zouden hebben geplant is volstrekt onaannemelijk nu het bepaald niet voor de hand ligt dat de overvallers wilden dat de door hun verstopte buit gevonden zou worden. Het ‘planten’ van andermans DNA zal immers enkel gebeuren om politie en justitie op een verkeerd spoor te zetten en het bewust gebruiken van andermans sok eveneens: de gedachte dat de overvallers vóór de overval een sok van verdachte hebben meegenomen om de buit te verpakken ligt niet voor de hand en is ook niet aannemelijk geworden.
De rechtbank stelt vast dat het DNA van verdachte een daderspoor betreft. De rechtbank vindt steun voor deze conclusie in het gegeven dat – nu de sok op een viertal plaatsen waaronder rondom de enkel epitheel van verdachte bevat – het gaat om een gedragen sok. Het meest voor de hand liggende scenario is dat de daders van de overval – in paniek omdat zij op de vlucht waren en uit angst voor ontdekking doordat de politie de buit zou aantreffen – de buit uit de tas hebben gehaald en vervolgens in de op dat moment door verdachte gedragen sok hebben overgeheveld.
Verdachte heeft aldus zeer kort na de overval de beschikking gehad over het gestolen geldbedrag en heeft daarvoor geen enkele aannemelijke verklaring gegeven. Gelet op dat zeer korte tijdsverloop tussen het moment van wegnemen van het geld en het moment van aantreffen van de sok – met daarop het als daderspoor te beschouwen DNA materiaal van verdachte - kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte op zodanige wijze is betrokken bij de overval dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en is verdachte aldus aan te merken als een medepleger.
Verdachte heeft voor het eerst ter terechtzitting verklaard over de aangetroffen sok. Hij heeft verklaard dat hij mogelijk de sok verloren heeft bij het sporten of bij een moskeebezoek of dat hij deze in het huis van bewaring heeft achtergelaten toen hij uit detentie kwam. De rechtbank acht deze uitleg niet aannemelijk daar de sok met daarin de buit kennelijk in paniek, op de vlucht uit angst voor ontdekking in het bos aan de [straat] is achtergelaten. Verder heeft verdachte voor de aanwezigheid van zijn DNA op de sok geen aannemelijke verklaring gegeven.
De raadsvrouwe heeft gesteld dat de sok vervuild is en niet meer kan worden gebruikt voor het bewijs gelet op de wijze van aantreffen, opslaan, drogen en het aanraken door diverse mensen alsmede omdat niet duidelijk is wat er met de sok gedurende een aantal maanden is gebeurd.
Uit het proces-verbaal leidt de rechtbank het volgende af.
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben op 5 januari 2012 de sok met daarin de buit veiliggesteld nadat speurhondengeleider Schilderman met behulp van zijn speurhond de sok gevonden had . Vervolgens is de sok overhandigd aan de forensische onderzoekers [naam] en [naam]. De sok werd veiliggesteld voor eventueel DNA onderzoek en voorzien van code SINAAB7240NL . De forensisch onderzoekers hebben gerelateerd dat zij het sporenmateriaal met de daarvoor bestemde hulpmiddelen en volgens de geldende richtlijnen hebben veiliggesteld en dat het DNA materiaal zou worden bewaard in een daarvoor bestemde ruimte. Voorts relateerden zij dat met de sok werd gehandeld conform de werkvoorschriften. De rechtbank heeft geen reden om aan de vermeldingen in het proces-verbaal omtrent de wijze van aantreffen en opslaan van het sporenmateriaal te twijfelen. Dat in het proces-verbaal niet staat vermeld op welke wijze de sok, die nat was bij het aantreffen daarvan , is gedroogd doet daar niet aan af.
Vervolgens is in de periode die daarop volgt diverse keren overleg gepleegd met het NFI over de (on)mogelijkheden tot DNA-onderzoek. Op 7 mei 2012 bleek vervolgens dat de witte sok kon worden ingezonden naar het NFI. Bekend was geworden dat er een mogelijk verdachte in beeld was gekomen. Het insturen naar het NFI kon plaatsvinden onder de voorwaarde dat er referentiemateriaal van de hondengeleider zou worden meegestuurd . Hoewel zulks niet uitdrukkelijk in het proces-verbaal staat vermeld begrijpt de rechtbank dat die voorwaarde werd ingegeven door het feit dat de hondengeleider de sok met zijn blote handen had aangeraakt toen hij de sok uit de mond van de speurhond nam. Het slijm van de hond bleek geen beletsel te zijn om een DNA-profiel te kunnen genereren .
De stelling van de raadsvrouwe dat de sok door meerdere mensen met de blote handen – zo begrijpt de rechtbank – is aangeraakt kan uit het proces-verbaal niet blijken. Het gegeven dat enkel het referentiemateriaal van de hondengeleider is meegestuurd naar het NFI – en dus niet van andere verbalisanten die de (veiliggestelde) sok hebben aangeraakt - doet veeleer vermoeden dat slechts de hondengeleider met zijn blote handen de sok aanraakte. Wat daar ook van zij, van een zodanige contaminatie of vervuiling van het sporenmateriaal op de sok dat daardoor geen betrouwbaar DNA-profiel meer zou kunnen worden verkregen, is geenzins gebleken. Integendeel, uit het mengprofiel kon het NFI een zodanig spoor afleiden dat daaruit een DNA-profiel kon worden afgeleid dat bleek te matchen met verdachte terwijl voorts niet is gesteld noch gebleken dat de daar aanwezige verbalisanten kort voordien (lijfelijk) contact hebben gehad met verdachte waardoor een mogelijke overdracht van DNA materiaal op de sok mogelijk zou zijn geweest.
De raadsvrouwe heeft voorts aangevoerd dat er te veel tijd is verstreken voordat de sok is aangeboden voor onderzoek en wijst daarbij op artikel 6 van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. De rechtbank vat het beroep van de raadsvrouwe op als een beroep op artikel 5 van het Besluit waaruit blijkt dat het te onderzoeken materiaal zo spoedig mogelijk wordt bezorgd bij het NFI, evenwel pas ná dat een opdracht tot het verrichten van DNA-onderzoek is gegeven. Op 5 juni 2012 heeft de officier van justitie opdracht gegeven tot het verrichten van een DNA-onderzoek terwijl al een dag vóór die opdracht, op 4 juni 2012 , de sok naar het NFI is verstuurd. De rechtbank vermag niet in te zien waarom aldus niet met de vereiste spoed is gehandeld en verwerpt het verweer. Overigens is op grond van de hierboven geschetste gang van zaken voldoende inzichtelijk wat er met de sok is gebeurd vanaf het aantreffen tot en met het DNA-onderzoek aan de sok.
De rechtbank verwerpt het verweer mitsdien in al zijn onderdelen. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of enigszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot de conclusie dat er sprake is van vervuild of gecontamineerd bewijsmateriaal, is de rechtbank van oordeel dat de sok – of beter gezegd het resultaat van het DNA-onderzoek – voor het bewijs kan worden gebezigd.
7.4.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 05 januari 2012 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende onder meer een bedrag aan geld, groot € 42.500 toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld heeft bestaan in het met kracht vastpakken en vervolgens opzij en tegen de grond gooien van genoemde [slachtoffer 1], terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg [adres].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
8.2.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
T.a.v. feit 1:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken terwijl het feit op de openbare weg wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezen verklaarde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 1 maart 2013 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat nu vrijspraak is bepleit.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal met geweld. De aangever, een oudere man van 74 jaar oud is, nadat hij de bank verliet en het geld in de auto legde, vastgepakt en geduwd waardoor hij is gevallen. Een grote hoeveelheid geld, die bestemd voor levensonderhoud is daarbij afgenomen. Dit alles heeft plaatsgevonden op klaarlichte dag op de openbare weg volgens een vooropgezet plan. De daders hebben door aldus te handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaakt, de lichamelijke integriteit van hen aangetast en tevens een inbreuk gemaakt op hun eigendomsrecht. Verdachte en zijn mededader(s) hebben enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Vervolgens zijn de daders, op een manier waarbij ze het verkeer in gevaar hebben gebracht, gevlucht en hebben tijdens die vlucht meerdere malen met een wapen gedreigd. Gewelddadige feiten als de onderhavige schokken de rechtsorde ernstig en brengen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg. Deze diefstal met geweld is zeker gelet op de daarmee gepaard gaande omstandigheden zeer ernstig te noemen.
De rechtbank heeft in het bijzonder gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere straf dan een langdurige gevangenisstraf.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 november 2012 waaruit blijkt dat hij reeds meermalen is veroordeeld.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 310, 312
12.De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank is van oordeel dat nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een aan de verdachte bij een vroegere veroordeling opgelegde voorwaardelijke straf beslist dient te worden zoals hierna is vermeld.
13.Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 31 augustus 2011, parketnummer 20/000235-11 opgelegde gevangenisstraf van 12 maanden, ten aanzien waarvan was bepaald dat dit voorwaardelijk niet ten uitvoer zou worden gelegd;
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, M.B.T.G. Steeghs en P.M.S. Dijks,
rechters, van wie mr. P.M.S. Dijks voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A.H. Peters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 maart 2013.
Mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.