Zittingsplaats Maastricht
parketnummer: 03/703277-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 maart 2013
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. B.F.M. Huijskens, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 februari 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met (een) ander(en) [naam benadeelde partij] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van [naam benadeelde partij]. Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het telefoonverkeer van de medeverdachte ([naam medeverdachte]) genoegzaam naar voren komt dat de vrijheidsberoving van [naam benadeelde partij] van te voren gepland was. De verklaring van verdachte dat het de bedoeling was [naam benadeelde partij] naar een politiebureau te brengen, acht de officier van justitie ongeloofwaardig. In dat geval had verdachte de politie immers op voorhand kunnen inschakelen of had hij in ieder geval het adres van het dichtstbijzijnde politiebureau kunnen instellen in het navigatiesysteem van de auto waar [naam benadeelde partij] in werd gelegd. Daarbij komt dat het alarmnummer pas werd gebeld op het moment dat [naam benadeelde partij] al op de achterbank van de auto lag en er een politieauto achter hem reed. Naar de mening van de officier van justitie wilden verdachte en zijn mededader zich revancheren op [naam benadeelde partij], die in het verleden [naam medeverdachte] had opgelicht. Dat [naam benadeelde partij] bij de ontvoering zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen blijkt genoegzaam uit het dossier.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, dan wel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte van te voren niet op de hoogte was van het treffen met [naam benadeelde partij]. Verder is verdachte steeds in de auto blijven zitten en had hij geen wapens bij zich. Op het moment dat [naam benadeelde partij] in de auto werd geduwd en de medeverdachte schreeuwde dat verdachte moest gaan rijden, heeft verdachte in pure paniek gehandeld en is hij weggereden. Verdachte had daarbij de intentie om [naam benadeelde partij] naar een politiebureau te brengen. De medeverdachte heeft in het bijzijn van verdachte met de politie gebeld en verdachte heeft bij het zien van een politieauto met de lichten van de auto geknipperd. Er is volgens de raadsman dan ook geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam benadeelde partij]. Het was voor verdachte geen optie om alléén weg te rijden en de medeverdachte achter te laten. Verder blijkt nergens uit dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Daarbij komt dat verdachte op geen enkel moment betrokken is geweest bij de zware mishandeling van [naam benadeelde partij]. Volgens de raadsman komt uit het dossier onvoldoende naar voren welke personen nu precies bij het incident betrokken zijn geweest. Uit getuigenverklaringen blijkt wel dat [naam benadeelde partij] niet alleen was en ter plaatse over assistentie beschikte. Hierdoor is niet uit te sluiten dat het geweld en de pepperspray door handlangers van [naam benadeelde partij] zijn toegepast.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 23 juni 2011 is door meerdere mensen melding gemaakt van het feit dat in Brunssum aan het Koutenveld een man tegen zijn wil in een auto werd geduwd, waarna de auto wegreed. Het zou gaan om een zwarte Audi, voorzien van het Belgische kenteken XXXXXXX. Op de Emmaweg in Brunssum zien verbalisanten dit voertuig rijden en volgen dit in de richting van Hoensbroek. Op de Akerstraat Noord te Heerlen wordt het voertuig tot stilstand gebracht. Er ligt een persoon geboeid op de achterbank van de Audi. De bestuurder, de bijrijder en de persoon op de achterbank worden aangehouden. De persoon op de achterbank blijkt [naam benadeelde partij] te heten. De bestuurder en de bijrijder zijn verdachte en zijn medeverdachte.
Op 24 juni 2011 doet [naam benadeelde partij] aangifte van gijzeling/ontvoering. Hij verklaart dat hij op 23 juni 2011 in Brunssum was, toen er opeens drie auto’s kwamen aangereden. Hij kreeg klappen op zijn hoofd en voelde pepperspray in zijn ogen. Vervolgens weet hij nog dat hij wakker werd en geboeid in een auto lag. Hij vermoedt dat de mannen hem in de auto getrokken hebben. Uit medische informatie blijkt dat aangever het volgende letsel heeft opgelopen: een brandwond aan de rechterarm/schouder, een schaafwond aan de rechterknie een fractuur van de rechterbovenarm (verbrijzeld), waaraan [naam benadeelde partij] op 1 juli 2011 geopereerd is. Het functieherstel van de schouder is onzeker.
Verdachte heeft verklaard dat hij ’s middags door medeverdachte [naam medeverdachte] werd gebeld. Deze vertelde dat hij was benaderd voor een deal, waarbij het zich waarschijnlijk handelde om dezelfde mensen die hem eerder hadden opgelicht. Verdachte was op de hoogte van het feit dat [naam medeverdachte] eerder slachtoffer van oplichting was geworden. [naam medeverdachte] had nu een afspraak met deze mensen gemaakt en wilde gaan kijken of het inderdaad om dezelfde mensen ging. In totaal gingen ze met vijf mensen en drie auto’s naar Brunssum. Daar aangekomen herkende [naam medeverdachte] de man waarmee hij had afgesproken als de oplichter. De man wilde niet meekomen en wilde wegrennen, waarbij hij viel. De vrienden hebben hem gepakt, handboeien omgedaan en in de auto gegooid. Verdachte heeft verder verklaard dat hij hoorde dat hij moest gaan rijden en dat heeft hij gedaan. Ze zouden de man naar het politiebureau brengen.
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 23 juni 2011 te Brunssum een afspraak had om I-Phones te kopen. Hij ging samen met verdachte naar Brunssum in zijn Audi, voorzien van het kenteken XXXXXXX. Er reed ook nog een vriend mee in een andere auto, die het geld bij zich had. Deze vriend had ook nog een vriend bij zich. Op de afgesproken plek herkende [naam medeverdachte] de man waarmee hij een afspraak had als de persoon die hem eerder had opgelicht. [naam medeverdachte] wilde deze man vasthouden en de politie bellen. De man wilde echter weglopen, waarop [naam medeverdachte] hem bij zijn kleren vastpakte. Vervolgens kwamen uit meerdere richtingen minstens 5 of 6 personen, er werd met gas gespoten en [naam medeverdachte] kon niets meer zien. Wel bleef hij de man vasthouden. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij op een gegeven moment handboeien zag. Hij belandde met de man op de grond en werd door iemand geholpen die de man handboeien omdeed. Die persoon duwde [naam medeverdachte] vervolgens samen met de man in de auto. [naam medeverdachte] is toen weggereden en in de auto heeft hij 112 gebeld. Even later werd hij aangehouden.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met een aantal anderen, naar Brunssum is gereden, dat men daar [naam benadeelde partij] zag lopen, dat [naam benadeelde partij] vervolgens door een of meerdere personen uit de groep van verdachte is geslagen en overmeesterd en vervolgens geboeid in de auto is geduwd waar verdachte op dat moment als bestuurder in zat. Verdachte is vervolgens met [naam benadeelde partij] op de achterbank weggereden. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam benadeelde partij] en dat [naam benadeelde partij] hierbij op het hoofd werd geslagen en werd geboeid. Gelet op de aard en de omschrijving van het letsel acht de rechtbank bewezen dat [naam benadeelde partij] hierbij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank gaat hiermee voorbij aan het verweer van de verdediging dat verdachte er niet van op de hoogte was wat er in Brunssum zou gaan gebeuren, noch wat betreft het geweld noch wat betreft de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het zou kunnen dat verdachte aanvankelijk niets wist van de plannen van de medeverdachte toen hij hem toezegde op 23 juni 2011 bij de transactie aanwezig te zullen zijn. Maar uiterlijk in Nederland, toen hij bij [naam medeverdachte] in de auto was gaan zitten en wist dat 5 personen en 3 auto’s bij de confrontatie betrokken zouden zijn moet het hem duidelijk geworden zijn waarom het ging. Verdachte heeft zich toen echter niet gedistantieerd, maar is met de medeverdachte verder naar de afgesproken plek gereden. Ook daar heeft hij zich vervolgens niet gedistantieerd van het gebeuren. Alhoewel er geen bewijs voorhanden is dat verdachte zelf [naam benadeelde partij] in de auto heeft geduwd, was het wel verdachte die vervolgens, nadat [naam benadeelde partij] met geweld in de auto werd gelegd, met die [naam benadeelde partij] is weggereden, waarmee de ontvoering een feit was. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededader(s), dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het gegeven dat zowel verdachte als de medeverdachte wellicht de intentie hadden het slachtoffer vervolgens naar een politiebureau te brengen, doet daaraan niet af.
Dit brengt de rechtbank bij de vraag of ook het ten laste gelegde gebruik van pepperspray en tonen van een vuurwapen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank merkt hierbij allereerst op dat er niet zachtzinnig met [naam benadeelde partij] is omgegaan. Dit blijkt uit het door hem opgelopen letsel, dat de rechtbank kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier komt echter niet duidelijk naar voren door wie nu met pepperspray is gespoten en wie er een vuurwapen getoond heeft. Uit de verklaring van [naam benadeelde partij] zou men kunnen afleiden dat deze handelingen moeten zijn gepleegd door een of meerdere mededaders van verdachte. Uit het dossier komt echter ook naar voren dat er tijdens het incident naast de personen die bij verdachte hoorden ook andere personen aanwezig waren die, naar het zich laat aanzien, bij [naam benadeelde partij] hoorden. Ook deze personen hebben zich met het incident bemoeid. Dat blijkt niet alleen uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachte, maar ook uit de verklaring van getuige Weegels.
Nu de rechtbank niet kan uitsluiten dat de pepperspray is gebruikt door het “kamp” van [naam benadeelde partij], waarbij [naam benadeelde partij] per ongeluk is geraakt, zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Datzelfde geldt voor het tonen van een vuurwapen. Uit het telefoonverkeer van de medeverdachte komt wel naar voren dat er gesproken is over een gaspistool, maar dit is geen bewijs dat verdachte of een van zijn mededaders daadwerkelijk een vuurwapen hebben meegenomen en dit aan [naam benadeelde partij] hebben getoond.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 juni 2011 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet die [naam benadeelde partij] op het hoofd geslagen en die [naam benadeelde partij] geboeid en op de achterbank van een personenauto geplaatst en met die [naam benadeelde partij] weg zijn gereden, welk feit voor die [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de strafmaat, nu hij vrijspraak heeft bepleit.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft samen met anderen [naam benadeelde partij] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Zijn mededaders hebben [naam benadeelde partij] midden op straat overmeesterd en geboeid op de achterbank van een auto te gelegd. Tijdens deze exercitie is [naam benadeelde partij] op zijn hoofd geslagen en heeft hij ernstig schouderletsel opgelopen. De rechtbank kan zich voorstellen dat deze ervaring voor het slachtoffer zeer beangstigend is geweest. Dit soort misdrijven roept niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op. Het voorgaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op de aard en de ernst van het feit en het letsel dat bij het slachtoffer is veroorzaakt, zou in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zijn. De rechtbank zal daar in het onderhavige geval echter van af zien en wel om de volgende redenen.
Er zijn voldoende aanwijzingen in het dossier die erop duiden dat de medeverdachte inderdaad in het verleden slachtoffer is geworden van oplichting. Er zijn ook voldoende aanwijzingen dat verdachte en zijn mededader daadwerkelijk van plan waren de man die zij hiervoor verantwoordelijk achtten aan de politie over te dragen, zoals het zelf bellen van de politie en het trekken van de aandacht door te knipperen met de autolampen als de politie verschijnt. De rechtbank zal verdachte dan ook op dit punt het voordeel van de twijfel gunnen en uitgaan van zijn oprechte bedoeling verdachte uit te leveren aan justitie. Zoals hierboven reeds vermeld doet dit niet af aan de strafbaarheid van het feit, maar de rechtbank zal dit gegeven wel verdisconteren in de op te leggen straf.
Ook zal de rechtbank in strafverminderende zin rekening houden met de omstandigheid dat de vrijheidsberoving slechts van korte duur is geweest. Tenslotte heeft de rechtbank ook nog rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uur, met aftrek van het voorarrest, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, een passende straf.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 15.000,- als voorschot. Deze vordering omvat immateriële schade door angstgevoelens en als gevolg van het opgelopen letsel.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij, gelet op de ingewikkeldheid van de vordering, niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [naam benadeelde partij] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde vrijheidsberoving. Verdachte heeft [naam benadeelde partij] immers, samen met zijn mededaders, met geweld op de achterbank van een auto geduwd en hem tegen zijn wil meegenomen. Daarbij heeft hij letsel opgelopen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 2000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2011 tot aan de dag van volledige voldoening. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voor het meerdere acht de rechtbank de vordering te ingewikkeld van aard. Gelet op de ingewikkeldheid van deze vordering is de rechtbank van oordeel dat het in deze fase van het geding te belastend is voor het strafproces indien de benadeelde partij nog in de gelegenheid zou worden gesteld de vordering nader te onderbouwen. Dit brengt met zich mee dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering. De benadeelde partij kan zich voor dit deel van de vordering wenden tot de civiele rechter.
7 Het beslag
Onder verdachte zijn handboeien inbeslaggenomen.
De officier van justitie heeft gevorderd deze voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich ter zake gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier komt naar voren dat de inbeslaggenomen handboeien zijn gebruikt bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam benadeelde partij]. De rechtbank zal deze dan ook onttrekken aan het verkeer.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van een jaar voorwaardelijk;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarde heeft overtreden;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot taakstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uur per dag;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen handboeien (nr. 4);
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van € 2000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij] € 2000,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2011;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 maart 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 juni 2011 in de gemeente Brunssum en/of Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [naam benadeelde partij] op het hoofd geslagen en/of (vervolgens) pepperspray in de ogen van die [naam benadeelde partij] gespoten en/of (vervolgens) een (vuur)wapen aan die [naam benadeelde partij] getoond en/of (vervolgens) die [naam benadeelde partij] geboeid en/of (vervolgens) op de achterbank van een (personen)auto geplaats en/of (vervolgens) met die [naam benadeelde partij] weg zijn gereden, welk feit voor die [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.