ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ4190

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
03-703276-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel

Op 12 maart 2013 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2011 in Brunssum samen met anderen een man wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. Het slachtoffer deed aangifte van gijzeling/ontvoering en verklaarde dat hij door meerdere personen was overmeesterd, geboeid en in een auto was geduwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer op het hoofd hebben geslagen en hem zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht. De verdachte had verklaard dat hij de man naar een politiebureau wilde brengen, maar de rechtbank oordeelde dat dit de wederrechtelijkheid van de vrijheidsberoving niet wegnam. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het gebruik van pepperspray en het tonen van een vuurwapen, omdat niet kon worden vastgesteld wie deze handelingen had verricht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2000,- aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/703276-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 maart 2013
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. L.W.M. Hendriks, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 februari 2013. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met (een) ander(en) [naam benadeelde partij] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van [naam benadeelde partij]. Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het telefoonverkeer van de verdachte genoegzaam naar voren komt dat de vrijheidsberoving van [naam benadeelde partij] van te voren gepland was. De verklaring van verdachte dat het de bedoeling was [naam benadeelde partij] naar een politiebureau te brengen, acht de officier van justitie ongeloofwaardig. In dat geval had verdachte de politie immers op voorhand kunnen inschakelen of had hij in ieder geval het adres van het dichtstbijzijnde politiebureau kunnen instellen in het navigatiesysteem van de auto waar [naam benadeelde partij] in werd gelegd. Daarbij komt dat het alarmnummer pas werd gebeld op het moment dat [naam benadeelde partij] al op de achterbank van de auto lag en er een politieauto achter hem reed. Naar de mening van de officier van justitie wilden verdachte en zijn mededader zich willen revancheren op [naam benadeelde partij], omdat deze in het verleden verdachte opgelicht zou hebben. Dat [naam benadeelde partij] bij de ontvoering zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen blijkt genoegzaam uit het dossier.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam benadeelde partij]. Wel heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte noch de medeverdachte iets te maken hadden met het slaan en boeien van [naam benadeelde partij], alsmede met het gebruik van pepperspray en het tonen van een vuurwapen. Daarbij komt dat verdachte wel de intentie had om [naam benadeelde partij] naar het politiebureau te brengen. De raadsman heeft hierbij verwezen naar de achtergrond van deze zaak, namelijk dat verdachte een aantal maanden eerder door [naam benadeelde partij] was opgelicht. Zowel verdachte als de medeverdachte hebben verklaard dat zij [naam benadeelde partij] aan de politie wilden overdragen. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte ook daadwerkelijk het alarmnummer heeft gebeld. Tevens blijkt uit de telefoongegevens van verdachte dat daags voor het plegen van het feit al werd gesproken over het inschakelen van de politie.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 23 juni 2011 is door meerdere mensen melding gemaakt van het feit dat in Brunssum aan het Koutenveld een man tegen zijn wil in een auto geduwd, waarna de auto wegreed. Het zou gaan om een zwarte Audi, voorzien van het Belgische kenteken XXXXXXX. Op de Emmaweg in Brunssum zien verbalisanten dit voertuig rijden en volgen dit in de richting van Hoensbroek. Op de Akerstraat Noord te Heerlen wordt het voertuig tot stilstand gebracht. Er ligt een persoon geboeid op de achterbank van de Audi. De bestuurder, de bijrijder en de persoon op de achterbank worden aangehouden. De persoon op de achterbank blijkt [naam benadeelde partij] te heten. De bestuurder en de bijrijder zijn verdachte en zijn medeverdachte.
Op 24 juni 2011 doet [naam benadeelde partij] aangifte van gijzeling/ontvoering. Hij verklaart dat hij op 23 juni 2011 in Brunssum was, toen er opeens drie auto’s kwamen aangereden. Hij kreeg klappen op zijn hoofd en voelde pepperspray in zijn ogen. Vervolgens weet hij nog dat hij wakker werd en geboeid in een auto lag. Hij vermoedt dat de mannen hem in de auto getrokken hebben. Uit medische informatie blijkt dat aangever het volgende letsel heeft opgelopen: een brandwond aan de rechterarm/schouder, een schaafwond aan de rechterknie en een fractuur van de rechterbovenarm (verbrijzeld), waaraan [naam benadeelde partij] op 1 juli 2011 geopereerd is. Het functieherstel van de schouder is onzeker.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 juni 2011 te Brunssum een afspraak had om I-Phones te kopen. Hij ging samen met medeverdachte [naam medeverdachte] naar Brunssum in zijn Audi, voorzien van het kenteken XXXXXXX. Er reed ook nog een vriend mee in een andere auto, die het geld bij zich had. Deze vriend had ook nog een vriend bij zich. Op de afgesproken plek herkende verdachte de man waarmee hij een afspraak had als de persoon die hem eerder bij een soortgelijke transactie had opgelicht. Verdachte heeft verder verklaard dat hij deze man wilde vasthouden en dat hij de politie wilde bellen. De man wilde echter weglopen, waarop verdachte hem bij zijn kleren vastpakte. Vervolgens kwamen uit meerdere richtingen personen aangerend, minstens 5 of 6, er werd met gas gespoten en verdachte kon niets meer zien. Wel bleef hij de man vasthouden. Verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment handboeien zag. Hij belandde met de man op de grond en werd door iemand geholpen die de man handboeien omdeed. Die persoon duwde verdachte vervolgens samen met de man in de auto van verdachte. Verdachte is toen met de medeverdachte weggereden en in de auto heeft hij 112 gebeld. Even later werd verdachte aangehouden.
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij ’s middags door verdachte werd gebeld. Deze vertelde dat hij was benaderd voor een deal door waarschijnlijk dezelfde mensen die hem in het verleden hadden opgelicht. Verdachte had nu een afspraak met deze mensen gemaakt. In totaal gingen ze met vijf mensen en drie auto’s naar Brunssum. Daar aangekomen herkende [naam verdachte] de man waarmee hij had afgesproken inderdaad als de oplichter. De man wilde niet meekomen en wilde wegrennen, waarbij hij viel. De vrienden hebben hem gepakt, handboeien omgedaan en in de auto gegooid. De medeverdachte heeft verder verklaard dat hij hoorde dat hij moest gaan rijden en dat heeft hij gedaan. Ze zouden de man naar het politiebureau brengen.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met een aantal anderen, naar Brunssum is gereden, dat men daar [naam benadeelde partij] zag lopen, dat [naam benadeelde partij] vervolgens door een of meerdere personen uit de groep van verdachte is geslagen en overmeesterd en vervolgens geboeid in de auto is geduwd waarin de medeverdachte op dat moment als bestuurder zat en waar verdachte vervolgens ook is ingestapt. Verdachte is vervolgens met de medeverdachte en [naam benadeelde partij] op de achterbank weggereden. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam benadeelde partij] en dat [naam benadeelde partij] hierbij werd geboeid en op het hoofd werd geslagen. Gelet op de aard en de omschrijving van het letsel acht de rechtbank bewezen dat [naam benadeelde partij] hierbij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het gegeven dat zowel verdachte als de medeverdachte wellicht de intentie hadden het slachtoffer vervolgens naar een politiebureau te brengen, doet daaraan niet af.
Dit brengt de rechtbank bij de vraag of ook het ten laste gelegde gebruik van pepperspray en tonen van een vuurwapen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank merkt hierbij allereerst op dat er niet zachtzinnig met [naam benadeelde partij] is omgegaan. Dit blijkt uit het door hem opgelopen letsel, dat de rechtbank kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier komt echter niet duidelijk naar voren door wie nu met pepperspray is gespoten en wie er een vuurwapen getoond heeft. Uit de verklaring van [naam benadeelde partij] zou men kunnen afleiden dat deze handelingen moeten zijn gepleegd door verdachte en/of een of meerdere van zijn mededaders. Uit het dossier komt echter ook naar voren dat er tijdens het incident naast de personen die bij verdachte hoorden ook andere personen aanwezig waren die, naar het zich laat aanzien, bij [naam benadeelde partij] hoorden. Ook deze personen hebben zich met het incident bemoeid. Dat blijkt niet alleen uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachte, maar ook uit de verklaring van getuige [naam getuige].
Nu de rechtbank niet kan uitsluiten dat de pepperspray is gebruikt door het “kamp” van [naam benadeelde partij], waarbij [naam benadeelde partij] per ongeluk is geraakt, zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Datzelfde geldt voor het tonen van een vuurwapen. Uit het telefoonverkeer van verdachte komt wel naar voren dat er gesproken is over een gaspistool, maar dit is geen bewijs dat verdachte of een van zijn mededaders daadwerkelijk een vuurwapen hebben meegenomen en dit aan [naam benadeelde partij] hebben getoond.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 juni 2011 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet die [naam benadeelde partij] op het hoofd geslagen en die [naam benadeelde partij] geboeid en op de achterbank van een personenauto geplaatst en met die [naam benadeelde partij] weg zijn gereden, welk feit voor die [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de intentie van verdachte, zijn blanco strafblad en het feit dat [naam benadeelde partij] hem heeft opgelicht. De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk deel en een taakstraf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft [naam benadeelde partij] samen met anderen wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden door hem midden op straat te overmeesteren en geboeid op de achterbank van een auto te leggen. Hierbij is [naam benadeelde partij] op zijn hoofd geslagen en heeft hij ernstig schouderletsel opgelopen. De rechtbank kan zich voorstellen dat deze ervaring voor het slachtoffer zeer beangstigend is geweest. Dit soort misdrijven roept niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving in het algemeen en bij de getuigen die een en ander zien gebeuren in het bijzonder gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op. Het voorgaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op de aard en de ernst van het feit en het letsel dat bij het slachtoffer is veroorzaakt, zou in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zijn. De rechtbank zal daar in het onderhavige geval echter van af zien en wel om de volgende redenen.
Er zijn voldoende aanwijzingen in het dossier die erop duiden dat de medeverdachte inderdaad in het verleden slachtoffer is geworden van oplichting. Er zijn ook voldoende aanwijzingen dat verdachte en zijn mededader daadwerkelijk van plan waren de man die zij hiervoor verantwoordelijk achtten aan de politie over te dragen, zoals het zelf bellen van de politie en het trekken van de aandacht door te knipperen met de autolampen als de politie verschijnt. De rechtbank zal verdachte dan ook op dit punt het voordeel van de twijfel gunnen en uitgaan van zijn oprechte bedoeling verdachte uit te leveren aan justitie. Zoals hierboven reeds vermeld doet dit niet af aan de strafbaarheid van het feit, maar de rechtbank zal dit gegeven wel verdisconteren in de op te leggen straf.
Ook zal de rechtbank in strafverminderende zin rekening houden met de omstandigheid dat de vrijheidsberoving slechts van korte duur is geweest. Tenslotte heeft de rechtbank ook nog rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uur, met aftrek van het voorarrest, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, een passende straf.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 15.000,- als voorschot. Deze vordering omvat immateriële schade door angstgevoelens en als gevolg van het opgelopen letsel.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij, gelet op de ingewikkeldheid van de vordering, niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [naam benadeelde partij] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde vrijheidsberoving. Verdachte heeft [naam benadeelde partij] immers, samen met zijn mededaders, met geweld op de achterbank van een auto geduwd en hem tegen zijn wil meegenomen. Daarbij heeft hij letsel opgelopen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 2000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2011 tot aan de dag van volledige voldoening. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voor het meerdere acht de rechtbank de vordering te ingewikkeld van aard. Gelet op de ingewikkeldheid van deze vordering is de rechtbank van oordeel dat het in deze fase van het geding te belastend is voor het strafproces indien de benadeelde partij nog in de gelegenheid zou worden gesteld de vordering nader te onderbouwen. Dit brengt met zich mee dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering. De benadeelde partij kan zich voor dit deel van de vordering wenden tot de civiele rechter.
7 Het beslag
Onder verdachte zijn inbeslaggenomen een ploertendoder, een tas met hoofdtelefoontjes en een papieren zak met I-Phone doosjes.
De officier van justitie heeft gevorderd deze voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich ter zake gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier komt naar voren dat de inbeslaggenomen ploertendoder is gebruikt bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam benadeelde partij]. De rechtbank zal deze dan ook onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven hoofdtelefoontjes en I-Phone doosjes, nu het belang van strafvordering zich hiertegen niet meer verzet.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van een jaar voorwaardelijk;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarde heeft overtreden;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot taakstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uur per dag;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen ploertendoder (nr. 1);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen tas met hoofdtelefoontjes (nr. 9) en de zak met I-Phone doosjes (nr. 10);
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van € 2000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij] € 2000,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2011;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 maart 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 juni 2011 in de gemeente Brunssum en/of Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [naam benadeelde partij] op het hoofd geslagen en/of (vervolgens) pepperspray in de ogen van die [naam benadeelde partij] gespoten en/of (vervolgens) een (vuur)wapen aan die [naam benadeelde partij] getoond en/of (vervolgens) die [naam benadeelde partij] geboeid en/of (vervolgens) op de achterbank van een (personen)auto geplaats en/of (vervolgens) met die [naam benadeelde partij] weg zijn gereden, welk feit voor die [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.