ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ4152

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
465109 CV EXPL 12-833
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid deurwaarder bij onjuiste berekening beslagvrije voet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een schuldenaar en zijn deurwaarder. De schuldenaar, aangeduid als [eisende partij], heeft de deurwaarder, [gedaagde partij 1], en de besloten vennootschap AGC GERECHTSDEURWAARDERS & INCASSO B.V. (hierna: AGC), aangesproken op de onrechtmatige incasso's die hij heeft ondervonden door een onjuiste berekening van de beslagvrije voet. De schuldenaar stelde dat zijn inkomen gedurende de beslaglegging onder de beslagvrije voet lag, waardoor er geen beslag op zijn uitkering had mogen worden gelegd. Hij vorderde schadevergoeding van de deurwaarder en AGC, die hij aansprakelijk stelde voor de onjuiste berekening.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter overwoog dat de deurwaarder op grond van artikel 475g lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verantwoordelijk is voor de berekening van de beslagvrije voet. De schuldenaar was verplicht om zijn inkomensgegevens en die van zijn gezinsleden te verstrekken aan de deurwaarder. De rechter concludeerde dat de schuldenaar niet voldoende bewijs had geleverd dat hij de benodigde gegevens tijdig had verstrekt, en dat de deurwaarder op basis van de beschikbare informatie de beslagvrije voet had berekend.

De kantonrechter verwierp de verweren van de gedaagden en oordeelde dat de vorderingen van de schuldenaar niet konden worden toegewezen. De rechter wees de vorderingen van de schuldenaar af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van zowel de schuldenaar als de deurwaarder in het kader van de berekening van de beslagvrije voet en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Sittard-Geleen
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 465109 CV EXPL 12-833
Vonnis van de kantonrechter van 20 februari 2013
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. R. Schoonbrood, advocaat te Sittard,
tegen
1. [gedaagde partij 1], gerechtsdeurwaarder,
gevestigd te Maastricht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AGC GERECHTSDEURWAARDERS & INCASSO B.V., mede handelend onder de naam AGC GERECHTSDEURWAARDER & INCASSO Limburg,
statutair gevestigd te Stadskanaal, mede kantoorhoudende te Maastricht,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gedaagde partij 1].
Eisende partij zal hierna met [eisende partij] worden aangeduid. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk in enkelvoud [gedaagde partij 1 en 2] worden genoemd en afzonderlijk met [gedaagde partij 1] en AGC worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de conclusie van repliek met producties,
- de conclusie van dupliek met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
2.2. AGC is een gerechtsdeurwaarderskantoor met vestigingen door heel Nederland, waaronder in Maastricht. AGC is de rechtsopvolger van Adactio Gerechtsdeurwaarders (Adactio). [gedaagde partij 1] is als gerechtsdeurwaarder gelieerd aan AGC en indertijd was hij gelieerd aan Adactio.
2.3. Op grond van een executoriale titel is ten verzoeke van schuldeiser [naam schuldeiser] bij exploot van 29 september 2006 beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op de uitkering uit hoofde van de Algemene Ouderdomswet (AOW) van [eisende partij]. Bij exploot van 10 oktober 2006 is voornoemd beslag aan [eisende partij] betekend door [gedaagde partij 1].
2.4. Mevrouw [echtgenote eisende partij] is de echtgenote van [eisende partij].
2.5. Juristenpraktijk Maastricht is ter zake dit beslag als gemachtigde van [eisende partij] opgetreden. Bij brief van 14 november 2006 verstuurd door Juristenpraktijk Maastricht (ondertekend door de heren Dols en Westhovens) aan Adactio (productie 4 bij dagvaarding). Heeft die praktijk – voor zover van belang voor de beoordeling – het volgende laten weten:
“[…]
Wat beslaglegging op inkomen en/of uitkering betreft kan dit zolang het inkomen van de beslagene niet onder de grens komt van het minimuminkomen minus 10%. De AOW- uitkering van cliënt is lager dan deze grens. Een en ander betekent dat er op de uitkering van cliënt geen beslag mag worden gelegd.
In bijlage toegevoegd vindt u verder de huwelijkse voorwaarden tussen de Heer [eisende partij] en zijn echtgenote mevrouw [echtgenote eisende partij].
[…]”
2.6. In zijn brief van 17 september 2009 (productie 11 bij dagvaarding) schrijft [gedaagde partij 1] aan Schoonbrood – voor zover van belang voor de beoordeling – het volgende:
“[…]
U levert wederom niet de juiste c.q. volledige gegevens aan. U geeft enkel een door u uitgevoerde ruwe berekening, die (mogelijkerwijs) in de buurt van de feitelijke netto-inkomsten van uw cliënt komt. Wij dienen ons echter exact te baseren op de correcte netto-inkomensgegevens, gebaseerd op verificatoire bescheiden.
[…]
Indien u ook voor de jaren 2006, 2007 en 2008 aanspraak wenst te maken op verhoging van de beslagvrije voet i.v.m. woonkosten en premie ziektekostenverzekering, benodigen wij nog de navolgende gegevens:
- hoogte van de UWV-uitkering van mevrouw [echtgenote eisende partij] in 2006;
- hoogte van de AOW-uitkering van de heer [eisende partij] in 2008;
- hoogte van de kale huur in 2006 en 2007;
- hoogte van de huurtoeslag in 2006, 2007 en 2008;
- hoogte van de ziektekostenpremie van beiden in 2006 en 2008;
- hoogte van de zorgtoeslag in 2006 en 2008
Hoewel uw cliënt blijkbaar anders beweert, zijn bovenstaande gegevens niet bij ons bekend c.q. nooit door u of uw cliënt bij ons aangeleverd.[…]”
2.7. In de brief van 29 september 2009 van Schoonbrood aan Adactio (productie 10 bij conclusie van antwoord) staat – zakelijk weergegeven – dat Schoonbrood (nogmaals) een aantal stukken aan Adactio toestuurt. Over 2009 gaat het om de beschikking zorgtoeslag en de polis van de ziektekostenverzekering. Over de periode 2006 tot en met 2008 gaat het om de polis van de ziektekostenverzekering en de beschikking zorgtoeslag. Schoonbrood schrijft voorts:
“De huurgegevens en de hoogte van de AOW uitkering over 2008 is bij u bekend. De UWV uitkering van Mevrouw [echtgenote eisende partij] over 2006 is niet relevant.”
2.8. [gedaagde partij 1] heeft bij brief van 7 oktober 2009 SVB verzocht het beslag op te schorten.
2.9. [eisende partij] is per 13 oktober 2009 in de schuldsanering komen te verkeren.
3. Het geschil
3.1. [eisende partij] heeft gevorderd – zakelijk weergegeven – bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- te verklaren voor recht dat [gedaagde partij 1 en 2] wegens het hanteren van de onjuiste beslagvrije voet hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [eisende partij] heeft geleden door de onrechtmatige incasso’s,
- [gedaagde partij 1 en 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 5.434,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf november 2006 en betaling van de buitengerechtelijke kosten, begroot op € 815,00, met veroordeling van [gedaagde partij 1 en 2] in de proceskosten.
3.2. [eisende partij] heeft aan zijn vordering – zakelijk weergegeven – de volgende stellingen ten grondslag gelegd. [gedaagde partij 1] heeft bewust een te lage beslagvrije voet berekend en is die gedurende de gehele periode van de executie van het beslag blijven hanteren. Hij heeft daarmee onrechtmatig gehandeld. [eisende partij] heeft al in 2006 (en daarna herhaaldelijk) alle inkomensgegevens aan [gedaagde partij 1] gestuurd. Het inkomen van [eisende partij] heeft de gehele periode onder de beslagvrije voet gelegen en hij heeft schade geleden doordat desondanks inhoudingen hebben plaatsgevonden. [gedaagde partij 1 en 2] is gehouden die schade te vergoeden.
3.3. [gedaagde partij 1 en 2] heeft als verweer aangevoerd dat [eisende partij] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vorderingen omdat niet [gedaagde partij 1 en 2], maar de beslaglegger in wiens opdracht zij heeft gewerkt aansprakelijk moet worden gesteld, althans dat [eisende partij] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering jegens AGC omdat voor deurwaarders de ministerieplicht geldt, zodat enkel [gedaagde partij 1] verantwoordelijk is voor de ambtshandelingen die hij als deurwaarder verricht. Voorts heeft [gedaagde partij 1] gesteld dat hij de beslagvrije voet heeft berekend op basis van de hem bekende gegevens. [eisende partij] heeft niet uit eigen beweging, noch desgevraagd al zijn feitelijke inkomensgegevens en die van zijn echtgenote verstrekt. Pas in 2009 heeft [eisende partij] meer feitelijke inkomensgegevens (en gegevens aangaande ziektekostenpremies en woonlasten) verstrekt, waarna [gedaagde partij 1] het beslag direct heeft opgeschort.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ten aanzien van de primaire (ontvankelijkheids-) verweren van [gedaagde partij 1 en 2] overweegt de kantonrechter dat de wet bepaalt dat de deurwaarder verantwoordelijk is voor de berekening van de beslagvrije voet (zie artikel 475g lid 1 Rv) en het executeren van het beslag. Indien de deurwaarder die bevoegdheden onjuist gebruikt, kan daaruit aansprakelijkheid voortvloeien. In beginsel is niet uitgesloten dat ook AGC als B.V. waarvoor [gedaagde partij 1] werkt, op grond van 6:162 BW aansprakelijk kan zijn voor de vermeende schade van [eisende partij]. De (ontvankelijkheids-) verweren worden dus verworpen.
4.2. [eisende partij] heeft ter zake de aansprakelijkheid van AGC niet meer gesteld dan dat zij op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is. Enige feitelijke handelingen van AGC zijn niet vermeld. Bij gebrek aan die verfeitelijking moet de vordering tegen AGC worden afgewezen. Hieronder zal derhalve enkel de vordering van [eisende partij] tegen [gedaagde partij 1] worden besproken.
4.3. Een schuldenaar is in het kader van een executoriaal beslag ingevolge artikel 475g lid 1 Rv verplicht desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven aan de deurwaarder. Uit artikel 475g lid 2 Rv volgt dat de schuldenaar verplicht is desgevraagd ook de inkomensgegevens van zijn gezinsleden aan wie samen met hem gezinsbijstand zou kunnen toekomen op te geven aan de deurwaarder op straffe van halvering van de beslagvrije voet. De beslagvrije voet wordt ingevolge artikel 475d lid 5 Rv verhoogd met de premie ziektekostenverzekering en de woonkosten. In het kader van de berekening van de beslagvrije voet is het al dan niet hebben van huwelijkse voorwaarden niet relevant.
[eisende partij] was aldus conform de op hem rustende informatieplicht gehouden zijn eigen feitelijke inkomensgegevens en die van [echtgenote eisende partij] te verstrekken, vanwege het verzoek van [gedaagde partij 1] daartoe, zo volgt uit de wet. Voorts diende [eisende partij], ter onderbouwing van zijn verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet, de volledige gegevens met betrekking tot de premie ziektekostenverzekering en de woonkosten verstrekken aan [gedaagde partij 1], teneinde [gedaagde partij 1] in staat te stellen op basis van die gegevens de beslagvrije voet te herberekenen.
4.3.1. [eisende partij] heeft gesteld dat de in r.o. 4.3 bedoelde gegevens al in 2006 zijn overgelegd en heeft ter onderbouwing van die stelling bij conclusie van repliek als productie 12 een verklaring van zijn toenmalige gemachtigde Westhovens (van Juristenpraktijk Maastricht) overgelegd waarin Westhovens het volgende verklaart:
“[…]
Op 14 november 2006 is een brief uitgegaan naar Adactio waarin uitdrukkelijk bezwaar werd gemaakt tegen de beslaglegging, mede werden gefaxt de financiële gegevens van [eisende partij] en [echtgenote eisende partij] alsook de huwelijkse voorwaarden.
[…]”
4.3.2. [gedaagde partij 1] heeft betwist dat hij bij de brief van 14 november 2006 de feitelijke inkomensgegevens van [eisende partij] en [echtgenote eisende partij] als bijlage heeft ontvangen.
4.3.3. In de brief (zie 2.5) wordt enkel genoemd de bijlage houdende de huwelijkse voorwaarden geldend tussen [eisende partij] en [echtgenote eisende partij]. Over andere bijlagen wordt niet gesproken.
Het had op de weg van [eisende partij] gelegen de betreffende fax inhoudende de verstrekking van de complete inkomensgegevens (inclusief bewijsstukken) aan [gedaagde partij 1], over te leggen aan de kantonrechter. Dit heeft hij nagelaten.
4.3.4. Van de zijde van beide partijen zijn verschillende producties overgelegd, inhoudende (kennelijk) de nagenoeg complete correspondentie tussen partijen in de periode 2006 – 2009. Uit geen van de overgelegde producties blijkt dat al bij brief van 14 november 2006 de in r.o. 4.3 genoemde gegevens zijn verstrekt aan [gedaagde partij 1], zoals [eisende partij] wel heeft aangevoerd.
Uit de op voornoemde brief gevolgde correspondentie tussen partijen blijkt dat [gedaagde partij 1] wederom, meermaals om toezending van de in r.o. 4.3 genoemde gegevens vraagt. Dat wijst er naar het oordeel van de kantonrechter temeer op dat de bedoelde gegevens niet zijn overgelegd.
4.3.5. Behoudens het onder 4.3.1. besprokene heeft [eisende partij] niets concreets gesteld met betrekking tot het verstrekken van de bedoelde inkomensgegevens aan [gedaagde partij 1] in 2006, althans op enig moment vóór 29 september 2009.
4.3.6. Bij brief van 29 september 2009 heeft Schoonbrood (een deel van) de door [gedaagde partij 1] gevraagde gegevens aan hem toegestuurd, op grond waarvan [gedaagde partij 1] aanleiding heeft gezien het beslag op te schorten per 7 oktober 2009.
4.4. Niet is gebleken dat [eisende partij] [gedaagde partij 1] op enig moment vóór 29 september 2009 de in r.o. 4.3. genoemde gegevens, die [gedaagde partij 1] hadden kunnen nopen tot herberekening van de hoogte van de beslagvrije voet, heeft verstrekt. Naar het oordeel van de kantonrechter is derhalve niet gebleken van enig onrechtmatig handelen van [gedaagde partij 1]. Ook de vorderingen van [eisende partij] jegens [gedaagde partij 1] liggen om die reden voor afwijzing gereed.
4.5. Het geschil kan gelet op het voorgaande voor het overige onbesproken worden gelaten.
4.6. [eisende partij] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij 1 en 2] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 500,00 (2 punt × tarief € 250,00)
Totaal € 500,00
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. wijst af de vorderingen van [eisende partij];
5.2. veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partij 1 en 2]
begroot op € 500,00.
Aldus gewezen door mr. K.A. Maarschalkerweerd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.