ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ3468

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
04/850389-12, ontneming
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

Op 5 maart 2013 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte beoordeeld. De zaak betreft een hennepkwekerij die tussen 23 augustus 2012 en 22 november 2012 operationeel was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kwekerij een productiecapaciteit had van 1223 hennepplanten, wat leidde tot een geschatte opbrengst van € 110.864,--. Na aftrek van kosten, waaronder energiekosten, afschrijvingskosten en huisvestingskosten, kwam de rechtbank tot een netto-opbrengst van € 90.230,45. De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 90.000,-- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor de opbrengst van een eerdere oogst en dat de bevindingen van de politie en het rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie voldoende bewijs boden voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter mr. P.M.S. Dijks was. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/850389-12
Datum uitspraak : 5 maart 2013
Tegenspraak
Uitspraak ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboortedatum en plaats]
wonende te [adres en woonplaats]
thans verblijvende te [verblijfplaats]
1. Onderzoek van de zaak
De rechtbank heeft op 19 februari 2013 gehoord:
- de officier van justitie,
- [verdachte], voornoemd, bijgestaan door mr. E. Stevens, advocaat te Helmond.
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel op € 102.605,86 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het proces-verbaal van politie en het vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 5 maart 2013 in de zaak met parketnummer 04/850389-12, waarbij [verdachte] voornoemd is veroordeeld wegens:
1) opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2) diefstal.
2. Bewijsmiddelen
Voor zover deze beslissing is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan deze beslissing gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a, 365b en 511e van het Wetboek van Strafvordering.
3. Verweren
De raadsman heeft zich ter terechtzitting overeenkomstig zijn pleitnota op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen, nu hij zich primair op het standpunt stelt dat in de strafzaak geen veroordeling kan volgen wegens bewijsuitsluiting. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De raadsman is van mening dat niet is komen vast te staan dat er een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. Voor de aangetroffen kalkresten, stof en overige vervuiling geeft [verdachte] als verklaring dat hij het materiaal tweedehands heeft gekocht. De raadsman heeft voorts kanttekeningen geplaatst bij de opmaak van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van de rapporteur [verbalisant 1]. Volgens de raadsman kan geen waarde worden gehecht aan de in het rapport aangekruiste bevindingen. Mocht de rechtbank anders oordelen, dan verzoekt de raadsman de zaak aan te houden teneinde [verbalisant 1] als getuige te kunnen horen over het rapport. Tenslotte heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr.” (hierna te noemen het rapport) wordt het volgende vermeld:
- betreft onderzoek hennepkwekerij [adres]
- doel van het onderzoek is een berekening te maken van het verkregen wederrechtelijke voordeel over de periode van 23 augustus 2012 tot en met 22 november 2012;
- aangetroffen planten/potten: in de kwekerij stonden 1223 hennepplanten;
- uitgegaan wordt van één eerder gerealiseerde oogst, waarbij uitgegaan is van een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst;
- in de kweekruimte bevond zich kalkafzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten;
- het filterdoek van de aangetroffen koolstoffilters was vervuild; bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat op de plaats waar dit was aangebracht het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat de koolstoffilters in de kwekerij waren bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt;
- er lag stof op: de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder, de aanwezige elektra, het rotorblad van de ventilator; te zien was dat de aanwezige apparatuur ogenschijnlijk met een natte doek was afgenomen. Dit was te zien aan de aanwezige strepen / waas op de lampenkappen. Tevens was te zien dat niet overal was geveegd, waardoor er nog plakkaten met stof waren;
- door de fraude-inspecteur van Enexis, [naam], werd een onderzoek ingesteld naar het gasverbruik in de hennepkwekerij. Op 19 juni 2012 werd door een meteropnemer een gasmeterstand geconstateerd van 81.920 m3. Op de datum van de ontmanteling van de hennepplantage op werd een gasmeterstand geconstateerd van 86.672 m3. Dit betekent dat er in 5 maanden een gasverbruik was van 4.752 m3. Het normaalverbruik van een woning is 3.000 m3 per jaar. Verwezen wordt naar de opnameresultaten en de verklaring van [naam]
Bij voormeld rapport bevindt zich een staatje waarop de opnameresultaten met betrekking tot het adres [adres] zijn vermeld. Dit houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 27 april 2007: 71.938
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 8 juni 2007: 72.043
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 5 juni 2008: 75.236
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 31 december 2008: 76.347
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 16 juni 2009: 77.753
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 17 juni 2009: 77.753
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 18 juni 2009: 77.753
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 2 juni 2010: 79.776
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 20 juni 2011: 81.431
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verbruiker 1] per 12 april 2012: 81.863
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verdachte] per 27 april 2012: 81.867
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verdachte] per 19 juni 2012: 81.920
- opnamedatum m.b.t. verbruik [verdachte] per 22 november 2012: 86.672.
De heer [naam] van Enexis heeft op het staatje – handgeschreven – vermeld dat het normaal verbruik van een woning 3.000 m3 betreft in 12 maanden.
De rechtbank constateert aan de hand van het staatje dat – na vergelijking van de meterstanden per jaar – de vorige bewoners van het betreffende pand een verbruik hadden dat varieerde van 1.655 m3 (periode 2 juni 2010 tot 20 juni 2011) tot 3.193 m3 (periode 8 juni 2007 tot 5 juni 2008). De rechtbank constateert dat het verbruik per jaar van de vorige bewoners in de meeste gevallen onder de 3.000 m3 lag en dat aldus het gasverbruik van verdachte en diens echtgenote van 4.752 m3 in slechts vijf (deels zomer)maanden buitengewoon hoog is geweest. De rechtbank concludeert hieruit dat de loods verwarmd is, te meer daar voor het buitengewone verbruik geen enkele andere aannemelijke verklaring is gegeven. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de opmerking van [naam] over (normaal) verbruik niet uit de lucht gegrepen is, aangezien de meterstanden van juist het pand van verdachte die opmerking ondersteunen.
Gelet op het buitengewoon hoge gasverbruik in combinatie met de andere aanwijzingen – klak, stof en het vervuilde filterdoek – dat de kwekerij al langer in gebruik was, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van één eerdere oogst. Het gegeven dat er geen hennepresten of hennepafval is aangetroffen doet daar niet aan af; het opruimen van de kwekerij na een oogst past bovendien bij de conclusie van de politie dat de apparatuur in de kwekerij was schoongemaakt.
Met betrekking tot het voorwaardelijk gedane verzoek tot het horen van de rapporteur [verbalisant 1] overweegt de rechtbank als volgt. Het is aan de rechtbank om aan de hiervoor vermelde feitelijke constateringen een conclusie te verbinden. De rechtbank acht geen noodzaak aanwezig om de heer Schuijling te horen, te meer daar de Enexis medewerker [naam] het hiervoor vermelde verbruiksstaatje heeft overgelegd. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de inhoud van dit staatje. De rechtbank heeft geconstateerd dat in 5 maanden tijd, van juni tot en met november 2012, deels in de zomerperiode, er sprake is van een sterk verhoogd gasverbruik. Niet gesteld noch gebleken is dat het verwarmen van die loods anders nodig is geweest dan voor het kweken van hennep. De niet onderbouwde stelling van [verdachte] voornoemd dat hij de materialen voor de hennepkwekerij via een Pool tweedehands heeft gekocht en dat het stof en overige vervuiling er al langer op zaten, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het verzoek van de raadsman om [verbalisant 1] te horen wordt afgewezen.
4. Motivering van de maatregel
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] voornoemd voordeel heeft gekregen door middel van een ander strafbaar feit als de strafbare feiten waarvoor hij bij voormeld vonnis is veroordeeld.
Nu [verdachte] geen aannemelijke verklaring aflegt over de (opbrengst van de) eerdere oogst, is de rechtbank genoodzaakt bij haar schatting uit te gaan van de standaardberekening en normen zoals verantwoord in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’, een uitgave van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van 1 november 2010 (hierna te noemen: ‘rapport BOOM’).
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de aangetroffen hennepkwekerij een productiecapaciteit had van in totaal (593 + 630) 1223 hennepplanten, verdeeld over twee ruimtes en dat sprake was van 16 planten per m2. Uitgegaan kan worden van een gemiddelde opbrengst van 27,7 gram hennep per plant (zie rapport BOOM). De rechtbank is van oordeel dat bij de bepaling van de bruto kiloprijs van hennep dient te worden uitgegaan van het rapport BOOM. Daarin wordt uitgegaan van een opbrengst van hennep van € 3.280,-- per kilogram.
Dit levert op de navolgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Opbrengsten
De aangetroffen kwekerij had een productiecapaciteit van 1223 planten. Deze planten zouden met een gemiddelde opbrengst van 27,7 gram per plant (1223 x 27,7 = 33.877) 33,8 kilogram verkoopbaar hennepproduct opleveren. Uitgaande van een opbrengst van
€ 3.280,-- per kilogram hennep, zou dit een opbrengst betekenen van (33,8 x € 3.280,-- =) € 110.864,--, exclusief kosten.
Kosten
Energiekosten
De raadsman heeft aannemelijk gemaakt dat [verdachte] thans in overleg is met Enexis om voor de kosten van elektra een betalingsregeling te treffen. Uit het dossier blijkt dat Enexis een bedrag van € 6.333,07 in rekening brengt. De rechtbank zal dit bedrag voor mindering in aanmerking laten komen. De rechtbank zal ook rekening houden met het feit dat de kosten voor het gebruikte gas door [verdachte] betaald zullen moeten worden. Dit betreft blijkens de pleitnota en de daaraan gehechte bijlage een bedrag van € 3.516,48. De rechtbank zal – in het voordeel van [verdachte] – uitgaan van dit gehele bedrag.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten zijn afhankelijk van de productiecapaciteit van de kwekerij. Volgens het rapport BOOM bedragen, uitgaande van twee ruimtes (één van tussen de 500 en 599 planten en één van tussen de 600 en 699 planten) de afschrijvingskosten € 750,-- (€ 350,-- + € 400,--). De rechtbank zal van dit uitgangspunt uitgaan.
Huisvestingskosten
De rechtbank zal – nu de garage/loods enkel voor de hennepkwekerij in gebruik is genomen – ook met de aanschafkosten à € 20.000,-- rekening houden. De rechtbank acht het redelijk en billijk om hiervoor een bedrag van € 2.000,-- in mindering te brengen.
Directe variabele kosten
De rechtbank zal rekening houden met de stekjes die dood zijn gegaan en aldus geen voordeel hebben opgeleverd, maar slechts kosten vertegenwoordigen. Voor variabele kosten hanteert het rapport BOOM een bedrag van € 3,33 per plant en voor de aanschaf van de stekjes € 2,85, zijnde in totaal € 6,18. De rechtbank hiervoor in mindering brengen een bedrag van 1300 x € 6,18 = € 8.034,--.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank uit op de hierna vermelde netto-opbrengst:
Bruto-opbrengst € 110.864,--
Energiekosten elektra € 6.333,07
gas € 3.516,48
Afschrijvingskosten € 750,--
Huisvestingkosten € 2.000,--
Directe variabele kosten € 8.034,--
Netto-opbrengst € 90.230,45
Het totaal van het netto verkregen voordeel wordt aldus geschat op € 90.230,45, hetgeen door de rechtbank wordt afgerond op een bedrag van € 90.000,--.
5. Toegepaste wetsartikelen
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
6. Beslissing
De rechtbank stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 90.000,--.
De rechtbank legt [verdachte] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 90.000,-- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij door middel van een ander strafbaar feit als de strafbare feiten waarvoor hij bij voormeld vonnis is veroordeeld.
Deze uitspraak is gegeven door mr. P.M.S. Dijks, mr. M.B.T.G. Steeghs en mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. P.M.S. Dijks voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2013
Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat deze beslissing vonnis mede te ondertekenen.