RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Parketnummer : 04/850389-12
Datum uitspraak : 5 maart 2013
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats]
wonende te [adres en woonplaats]
thans verblijvende te [bverblijfplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 19 februari 2013.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2012 te [plaats], in elk geval in de [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1223, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2012 tot en met 22 november 2012 te [plaats], in elk geval in de [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 19 februari 2013 gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie is van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen van hennepteelt. Verdachte heeft weliswaar gesteld dat hij de hennep alleen heeft geteeld, maar volgens de officier van justitie was de echtgenote van verdachte, [echtgenote van verdachte], op de hoogte van de hennepkwekerij in de garage bij de woning aan de [adres]. Dit betreft hun eigen woning. [echtgenote van verdachte] heeft niet consistent verklaard over de datum van de opbouw van de hennepkwekerij. Zij wist al van de opbouw in juni 2012. Bovendien zat er stof op de in de loods aangetroffen apparatuur. Daarenboven hebben beide verdachten gedeeld in de opbrengst van de kwekerij, nu zij onvoldoende inkomen hadden voor hun maandelijkse vaste lasten.
De raadsman heeft in zijn pleitnota – kort gezegd – de volgende verweren gevoerd:
a) De MMA-melding is niet toetsbaar en dient daarom te worden uitgesloten van het bewijs. Aldus bestond er geen grondslag voor een verdenking en dient het vervolgens onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal te worden uitgesloten van het bewijs.
b) De hoofdregel is dat er geen dwangmiddelen mogen worden toegepast uitsluitend op basis van anonieme informatie. De blokmeting kan evenwel niet dienen als voldoende aanvullend onderzoek. Die meting roept immers te veel vragen op en daarbij is van belang dat in de nabijheid van de woning van verdachten bedrijven aanwezig zijn. Gelet hierop is er geen informatie afkomstig van één individueel pand en de vraag is of de verhoogde elektriciteitsafname is te herleiden naar dat pand. Het binnentreden in de woning van verdachten heeft onrechtmatig plaatsgevonden en de daardoor aangetroffen hennepplantage en de hennepplanten werden op onrechtmatige wijze verkregen. Dit vormverzuim dient te leiden tot bewijsuitsluiting van alle vruchten die zijn verkregen. Dit dient te leiden tot vrijspraak van zowel het onder 1 en laste gelegde als van het onder 2 ten laste gelegde.
c) Het verzoek om toestemming tot binnentreden is onbevoegd gedaan, nu er geen redelijk vermoeden van schuld was. Bovendien blijkt niet hoe de toestemming tot binnentreden zou zijn verkregen en blijkt niet van legitimeren en het mededelen van het doel van de komst. De schriftelijke toestemmingsverklaring is disproportioneel en zelfs misbruik van een machtsmiddel. Verdachten hadden gewezen moeten worden op de cautie en het recht een advocaat te raadplegen. Dit alles dient te leiden tot bewijsuitsluiting van al hetgeen is aangetroffen.
d) Ter zitting heeft de raadsman voorts aangevoerd dat een indicatieve test dat het in het onderhavige geval om hennep gaat, ontbreekt en dat er aldus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat het daadwerkelijk om hennep gaat.
7.2. Overwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot de verweren van de raadsman overweegt de rechtbank als volgt:
a) De rechtbank is van oordeel dat de MMA-melding niet van het bewijs dient te worden uitgesloten. Dat de MMA-melding niet of nauwelijks toetsbaar is, is inherent aan een MMA-melding. De rechtbank zal de MMA-melding niet gebruiken voor het bewijs doch is van oordeel dat de melding voldoende concreet en actueel is om als grondslag voor een verdenking van overtreding van de Opiumwet te dienen. Het verweer wordt verworpen.
b) De stelling van de raadsman is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. Immers, verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie (volgens o.a. HR 12 januari 2010, LJN BK8836, HR 13 juli 2010, LJN BM2490 en HR 29 november 2011, LJN BP8497). Of zulke informatie toereikend is voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b van de Opiumwet is volgens de Hoge Raad in belangrijke mate afhankelijk van de weging en waardering van de omstandigheden van het geval. In dit geval is sprake van een recente MMA-melding en een blokmeting: dat die blokmeting ziet op het pand in [plaats] blijkt alleen al uit het opschrift van het piekenpatroon getiteld [adres] en aldus het adres van verdachte. Verbalisanten [1] en [2] relateren dat uit de blokmeting voor dat adres een verhoogd verbruik was en dat er in- en uitschakelpieken zichtbaar waren die overeenkomen met de in- en uitschakeltijden van een hennepkwekerij. Bovendien is het de rechtbank ambtshalve bekend – en naar zij aanneemt de raadsman eveneens, die immers ter zitting stelde dat hij als raadsman “al vele hennepzaken heeft gedaan” – dat het piekenpatroon correspondeert met het stroomverbruik dat behoort bij de kweekcyclus van hennepplanten. Bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende voor een verdenking van overtreding van de Opiumwet en aldus is de machtiging tot binnentreden terecht afgegeven. Dat zich in de nabijheid van de woning en loods van verdachte meerdere bedrijven en andere panden bevinden die mogelijk van invloed zouden zijn op de blokmeting doet daar, mede gelet op het genoemde onderlinge verband, niet aan af. Het verweer wordt verworpen.
c) Nog afgezien van het gegeven dat de rechtbank van oordeel is dat er een voldoende verdenking was van overtreding van de Opiumwet, is de stelling van de raadsman dat voor het vragen van toestemming een redelijk vermoeden van schuld is vereist onjuist (HR 18 december 2012, LJN BY5315). De stelling van de raadsman dat de politie zich niet gelegitimeerd zou hebben noch het doel van hun komst zou hebben medegedeeld, wordt weersproken door zowel het verslag van het binnentreden van de woning, als het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verbalisanten [1] en [2] van 9 januari 2013. Daaruit blijkt immers dat [2] zich middels zijn politielegitimatie aan de echtgenote van verdachte heeft gelegitimeerd en haar het doel van de komst van de politie heeft medegedeeld. Bovendien blijkt eveneens dat de politie de echtgenote van verdachte heeft medegedeeld dat zij een schriftelijke machtiging tot binnentreden bij zich hadden, dat de echtgenote de politie heeft binnengelaten, dat de politie met toestemming is binnengetreden en dat de echtgenote vervolgens schriftelijke toestemming heeft verleend tot doorzoeking. De relevantie van het verweer van de raadsman met betrekking tot de (schriftelijke) toestemming ontgaat de rechtbank, nu vaststaat dat de hennepkwekerij is aangetroffen door middel van het betreden van de loods en niet door middel van doorzoeking. Zelfs als dat anders zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat er geen enkele reden is om het verzoeken en vervolgens verkrijgen van schriftelijke toestemming tot doorzoeking als onrechtmatig te beschouwen. Enig machtsmisbruik is niet aannemelijk geworden. De stelling dat bij het binnentreden en doorzoeken de cautie had moeten worden gegeven en dat verdachte had moeten worden gewezen op het recht om een advocaat te raadplegen is naar het oordeel van de rechtbank eveneens onjuist nu er geen sprake was van een verhoorsituatie.
d) Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de aangetroffen planten daadwerkelijk hennepplanten zijn. De verbalisanten die de loods betraden zagen in ruimte 1 in totaal 593 hennepplanten, in ruimte 2 in totaal 630 hennepplanten en stelden vast dat het hennep betrof omdat zij dat zagen; bovendien constateerden de verbalisanten dat de ruimte kweekruimtes betroffen, voorzien van elektriciteit, aan- en afzuig luchtverversing, irrigatiesystemen en er nog een separate ruimte in de loods was, waar diverse goederen voor de kweek van hennep waren opgeslagen . Bovendien bevinden zich in het dossier diverse foto’s van de planten waarop te zien is dat planten kenmerken hebben – veernervige, lang gesteelde lancetvormige bladeren – zoals hennepplanten die hebben . Tot slot heeft ook verdachte verklaard dat het om hennepplanten ging . Op grond van bovengenoemde omstandigheden acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de aangetroffen 1223 planten hennepplanten betroffen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Naar aanleiding van de opmerking van de officier van justitie ter terechtzitting – dat het thans niet langer noodzakelijk is dat er een indicatieve test voorhanden is – merkt de rechtbank geheel ten overvloede op dat zij die opvatting niet deelt; er zijn omstandigheden denkbaar waar er wel degelijk een (positieve) indicatieve test voorhanden moet zijn om tot bewezenverklaring ter zake hennep(planten) te kunnen komen.
7.3. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
Verdachte verklaart op 22 november 2012 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik ben de eigenaar van de hennepkwekerij die is aangetroffen in de garage van het adres [adres]. Ik heb de hennepkwekerij opgebouwd. Ik heb de planten voeding en water gegeven. De illegale elektrische installatie heb ik aangelegd. Ik heb de verzegeling van de meterkast verbroken en een kabel getrokken vanuit de achterkant van de meters. Ik weet dat diefstal van stroom strafbaar is.”
Ter terechtzitting van 19 februari 2013 , heeft verdachte eveneens bekennend verklaard.
Op 22 november 2012 stelden de verbalisanten [2] en [1] een onderzoek in op het adres [adres] . Zij relateren – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Op genoemd adres bleek een hennepkwekerij met hennepplanten aanwezig. Wij zagen dat naast de woning, verbonden met het woongedeelte, een grote loods aanwezig was, met daarin twee separate kweekruimten. Voor die ruimten was een ruimte in de loods waar diverse goederen voor de kweek van hennep stonden opgeslagen. In ruimte 1 stonden in totaal 593 hennepplanten. In ruimte 2 stonden in totaal 630 hennepplanten. In elke kweekruimte zagen wij dat de plantenbakken gevuld waren met bloemaarde. In elke kweekruimte hingen 36 assimilatielampen. Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In beide kweekruimtes bevonden zich telkens 4 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Wij zagen dat het hennep betrof. De stroomvoorziening van de kwekerij is onderzocht door [naam], fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder Enexis, in onze aanwezigheid. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de stroom voor de meter, na de hoofdzekering, werd afgenomen. De netwerkbeheerder heeft aangifte gedaan van diefstal van stroom.”
In het dossier bevindt zich een schrijven van Enexis B.V., dat – zakelijk weergegeven – inhoudt:
Verklaring aangever:
“Enexis B.V. heeft met een persoon genaamd [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar perceel [adres]. De meetinrichting is onderzocht door fraude-inspecteur [naam] van Enexis B.V. Deze constateerde op 22 november 2012 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Contractueel hoort er 3 x 25A in te zitten. Hij zag dat er nu zekeringen met een waarde van 3 x 63A waren geplaatst. Hierdoor kon Enexis B.V. de juiste tarievenregeling niet toepassen. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Niemand had het recht of de toestemming van Enexis B.V. om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, eigendom van Enexis B.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.”
Bij voormelde aangifte bevindt zich een fotoboek van de aangetroffen hennepkwekerij met aangetroffen planten en apparatuur .
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
1.
hij op 22 november 2012 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 1223 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 22 augustus 2012 tot en met 22 november 2012 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan Enexis B.V.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet.
Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezen verklaarde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en daarnaast een gevangenisstraf voor de tijd van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat verdachte geen strafblad heeft en de rechtbank verzocht – bij bewezenverklaring – te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Bewezen is verklaard dat verdachte in zijn woning hennep heeft gekweekt, waarbij sprake is geweest van een groot aantal hennepplanten. Dit heeft verdachte voor eigen gewin gedaan. Door zijn handelwijze wordt de handel in soft drugs in stand gehouden. Een handel die verboden is omdat het gebruik van soft drugs de gezondheid van personen ernstige schade toebrengt. Verder gaat die handel gepaard met steeds zwaardere vormen van (georganiseerde) criminaliteit. Daarnaast heeft verdachte door zijn handelen elektriciteitsmaatschappij Enexis B.V. benadeeld.
Bij de strafmaat zal de rechtbank rekening houden met de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten en tevens met het feit dat verdachte blijkens de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
Als uitgangspunt is bij een hoeveelheid planten als in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde, maar zal veelal bij een firstoffender zoals verdachte worden volstaan met een taakstraf. Verdachte heeft echter geruime tijd in voorarrest doorgebracht, met alle bezwaarlijke en ontwrichtende gevolgen van dien. In dit licht is de rechtbank van oordeel dat verdachte inderdaad in aanmerking komt voor een taakstraf, waarbij volstaan kan worden met het aantal uren dat omgerekend naar vervangende hechtenis, gelijk is aan de ondergane voorlopige hechtenis.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 27, 57, 91, 310.
Opiumwet art. 3, 11.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van 142 uren,
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 71 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis welke verdachte heeft ondergaan twee uren taakstraf worden gesteld;
heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 5 maart 2013.
Vonnis gewezen door mrs. M.B.T.G. Steeghs, P.M.S. Dijks en C.C.W.M. Aretz, van wie mr. P.M.S. Dijks voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 5 maart 2013.
Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.