ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ2861

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/03/171698 / OT RK 12-789
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 22 januari 2013 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De vader van de minderjarige verzocht om afwijzing van de verlenging, omdat hij van mening was dat het Bureau Jeugdzorg had gefaald en hij zelf hulp wilde inroepen. De moeder was akkoord met de verlenging, maar deelde de mening van de vader dat het Bureau Jeugdzorg niet adequaat functioneerde. De kinderrechter oordeelde dat, ondanks de tekortkomingen van het Bureau Jeugdzorg, de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de ontwikkeling van de minderjarige te beschermen. De ouders waren in een conflict verwikkeld dat de minderjarige ernstig bedreigde in haar ontwikkeling. De kinderrechter benadrukte dat de strijd tussen de ouders de belangrijkste oorzaak was van de problemen van de minderjarige en dat hulpverlening essentieel was. De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen van 26 januari 2013 tot 26 juli 2013, met de verwachting dat het Bureau Jeugdzorg nu adequaat zou ingrijpen en hulp zou bieden aan de minderjarige. De beschikking werd uitgesproken in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 22 januari 2013
Zaaknummer: C/03/171698 / OT RK 12-789
BESCHIKKING OP VERZOEK VERLENGING ONDERTOEZICHTSTELLING
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[Naam minderjarige] geboren te [geboorteplaats] op [1998],
verder te noemen: [de minderjarige]
kind van:
[Naam moeder], wonende te [woonplaats], [adres],
verder te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.G. van Ek,
en
[Naam vader], wonende te [woonplaats], [adres],
verder te noemen: de vader,
advocaat mr. A.S. van Gans.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door de kinderrechter, bij de rechtbank Maastricht, gegeven en op 23 juli 2012 uitgesproken beschikking.
1. Het verder verloop van de procedure
Bij brief van 4 december 2012 heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, verder te noemen bureau jeugdzorg, een afschrift van het diagnostisch onderzoek overgelegd.
De zaak is voortgezet ter mondelinge behandeling van 15 januari 2013.
2. De standpunten ter zitting
Bureau jeugdzorg heeft ter zitting – zakelijk weergegeven - gesteld dat er in de afgelopen anderhalve maand veel is gebeurd. [de minderjarige] heeft wisselend bij vader en bij moeder gewoond en ook nog bij een neutrale derde. De situatie rond om [de minderjarige] is zeer zorgelijk. Ze vertrouwt amper iemand, ze voelt zich heel eenzaam, ze heeft veel last van de voortdurende strijd tussen de ouders en ze uit zelfmoordgedachten. [de minderjarige] heeft niet het gevoel dat ze er mag zijn en dat ze mag houden van beide ouders. [de minderjarige] moet hulp krijgen en wellicht is het voor haar noodzakelijk om op een meer neutrale plek op te groeien en daar te leren hoe om te gaan met de huidige situatie tussen de ouders. Op dit moment is er nog geen verzoek gedaan om [de minderjarige] uithuis te plaatsen, maar een besluit hierover zal op korte termijn worden genomen.
De advocaat heeft namens de moeder verklaard dat de situatie buitengewoon zorgelijk is en dat er een verlenging van de ondertoezichtstelling moet komen.
Het is belangrijk dat [de minderjarige] die hulp krijgt die ze nodig heeft. [de minderjarige] zit vast in haar loyaliteit naar beide ouders waardoor de zaak om de paar weken escaleert.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat het, hoewel de ondertoezichtstelling niet werkt, toch nodig is dat deze verlengd wordt. Volgens de moeder kan de gezinsvoogdes de situatie niet aan en krijgt [de minderjarige] niet de hulp die ze zo hard nodig heeft. De moeder maakt zich ernstige zorgen om [de minderjarige] en zij wil samenwerken met de hulpverlening, maar er moet voor gezorgd worden dat [de minderjarige] geholpen wordt.
De advocaat heeft namens de vader, die niet ter zitting aanwezig is, aangevoerd dat de situatie heel zorgelijk is, maar dat de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde heeft nu bureau jeugdzorg niet adequaat ingrijpt ondanks herhaald verzoek daartoe. De vader heeft een verzoek bij bureau jeugdzorg ingediend om een andere gezinsvoogd aan te stellen, maar dat verzoek is niet toegewezen. De vader wil dat de ondertoezichtstelling wordt opgeheven, zodat hij zelf de kans krijgt die hulp in te schakelen die [de minderjarige] nodig heeft.
3. De verdere beoordeling
Op 1 januari 2013 is in werking getreden de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart).
Ingevolge artikel CII, eerste lid, van de Wet herziening gerechtelijke kaart gaan zaken die op 31 december 2012 bij de rechtbank Maastricht aanhangig waren op 1 januari 2013 van rechtswege over naar de rechtbank Limburg. Ingevolge artikel CIVA, eerste lid, van de Wet herziening gerechtelijke kaart worden, voor zover hier van belang, verzoekschriften en andere processtukken in aanhangige of aanhangig te maken zaken, tot kennisneming waarvan op 31 december 2012 de rechtbank Maastricht bevoegd was, met ingang van 1 januari 2013 aangemerkt als processtukken in zaken tot kennisneming waarvan de rechtbank Limburg bevoegd is.
De kinderrechter verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist.
De kinderrechter is van oordeel dat, gelet op de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting, nog steeds sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige].
[de minderjarige] lijdt zeer door de strijd tussen haar ouders en de ouders zijn niet in staat gebleken die strijd ter wille van [de minderjarige] te staken.
-Met de ouders maakt de kinderechter zich ernstig zorgen over verdere escalaties en de gevolgen daarvan voor [de minderjarige].
-Met de ouders is de kinderrechter voorts van oordeel dat hulpverlening noodzakelijk is, maar, anders dan de vader meent, oordeelt de kinderrechter dat hulp in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk en in het belang van [de minderjarige] blijft.
-Met de ouders is de kinderrechter van oordeel dat bureau jeugdzorg tot nog toe heeft gefaald in de hulpverlening door niet in te grijpen en door het voortdurend wisselen van verblijf van [de minderjarige] te laten gebeuren c.q te gedogen. Hierdoor is een kritieke situatie voor [de minderjarige] ontstaan en de kinderrechter is bezorgd over de gevolgen van het niet ingrijpen door bureau jeugdzorg.
Echter, door de ondertoezichtstelling niet te verlengen en dientengevolge de beide gezaghebbende ouders de noodzakelijke hulp zelf te laten inroepen, wordt het belang van [de minderjarige] nog meer geschaad. Immers, de strijd tussen de ouders is de belangrijkste reden van de bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige]. Ouders kunnen het niet eens worden over wat voor [de minderjarige] noodzakelijk is. Namens vader is ter zitting al aangekondigd dat, wanneer de ondertoezichtstelling wegvalt en moeder niet meewerkt met vaders hulpverleningsvoorstel, vader een verzoek tot gezagswijziging zal indienen. Daarmee wordt het belang van [de minderjarige] niet gediend en blijft zij nog langer verstoken van hulp.
Daarom is verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk en zal het verzoek tot verlenging worden toegewezen, waarbij de kinderrechter aanneemt dat bureau jeugdzorg nu voortvarend hulp aan [de minderjarige] gaat bieden door uithuisplaatsing te realiseren.
4. De beslissing
Verlengt de termijn waarvoor voornoemde minderjarige onder toezicht is gesteld van de stichting bureau jeugdzorg Limburg met ingang van 26 januari 2013 tot 26 juli 2013.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, en in het openbaar op 22 januari 2013 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
LF
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.