ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ2357

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
04/994502-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van het varkensrecht en de Meststoffenwet in een gesloten bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd meer vleesvarkens te houden dan toegestaan op basis van de Meststoffenwet. De verdachte, die een gesloten bedrijf exploiteert, werd verweten dat hij in de jaren 2009 en 2010 gemiddeld meer varkens hield dan het op zijn bedrijf rustende varkensrecht, dat is vastgesteld op 8912,70 varkenseenheden voor 2009 en 8982,70 varkenseenheden voor 2010. De Algemene Inspectiedienst (AID) had berekend dat de verdachte gemiddeld 9452,74 varkens in 2009 en 9394,48 varkens in 2010 hield, wat een overschrijding van het varkensrecht zou betekenen.

De rechtbank heeft het bewijs van de AID beoordeeld en vastgesteld dat de AID haar conclusies baseerde op aannames die door de verdediging gemotiveerd zijn bestreden. De verdediging voerde aan dat de AID de rondesnelheid en de groei van de varkens niet correct had berekend, en dat de eigen opgelegde biggen gemiddeld 25,3 kilogram wogen, wat de beschuldigingen zou ontkrachten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De rechtbank concludeerde dat de overschrijding van het varkensrecht slechts bij benadering kon worden vastgesteld en dat de AID niet kon volstaan met haar berekeningen, die op aannames waren gebaseerd.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij meer varkens had gehouden dan toegestaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van nauwkeurige en verifieerbare gegevens bij het handhaven van de Meststoffenwet en de rol van de AID in het toezicht op de varkenshouderij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/994502-12
Datum uitspraak : 22 februari 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboortedatum en plaats]
wonende te [adres en woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 8 februari 2013.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 te [plaats],
gemeente [gemeente], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, op een
bedrijf gelegen [adres] gemiddeld gedurende het jaar 2009 9452,74
varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, in elk geval een groter aantal
varkens, heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, te weten
8912,70 varkenseenheden;
2.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te [plaats],
gemeente [gemeente], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, op een
bedrijf gelegen [adres] gemiddeld gedurende het jaar 2010 9394,48
varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, in elk geval een groter aantal
varkens, heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, te weten
8982,70 varkenseenheden;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 8 februari 2013 gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
Aan verdachte wordt, kort samengevat, verweten dat hij op zijn bedrijf [bedrijfsnaam] gemiddeld in het kalenderjaar 2009 en 2010 een groter aantal vleesvarkens (categorie 411) heeft gehouden dan het op dit bedrijf rustende varkensrecht. Onder varkensrecht wordt verstaan het gemiddeld aantal varkens uitgedrukt in varkenseenheden dat op grond van de meststoffenwet ten hoogste mag worden gehouden. [bedrijfsnaam] betreft een (deels) gesloten bedrijf, hetgeen inhoudt dat maar een deel van de biggen uit eigen fok worden aangehouden voor de mesterij. De overige biggen werden verkocht. Uit bijlage II behorende bij de Meststoffenwet volgt dat een big geen zelfstandige factor is in de berekening van het aantal varkenseenheden. De overgang van big naar een andere diercategorie (bijvoorbeeld vleesvarken of opfokzeug) vindt plaats bij een gewicht van circa 25 kilogram. Daar waar dieren op het eigen bedrijf worden aangehouden is deze overgang bij een gewicht van exact 25 kilogram. De vraag of dit laatste het geval is bij een gesloten bedrijf , zoals dat van de V.O.F. waar de vleesvarkens op een andere locatie zitten dan de zeugen en de biggen laat de rechtbank gelet op het hiernavolgende in het midden.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat enkel de biggen die werden verkocht werden gewogen. De eigen opgelegde biggen werden opgelegd met een geschat gewicht van 25 kilogram.
Door de verbalisanten [1] en [2] van de Algemene Inspectiedienst Zuid Nederland (hierna AID) is geconstateerd dat de aantallen verkochte vleesvarkens en de I & R transportmeldingen met elkaar in overeenstemming waren en dat de veesaldokaarten, waaruit het aantal dierdagen blijkt, akkoord waren.
De AID komt op grond van eigen berekeningen - zoals weergegeven in het proces-verbaal - tot de conclusie dat er op de bedrijven van de vennootschap onder firma gemiddeld in 2009 en 2010 een groter aantal varkens is gehouden dan toegestaan krachtens het op de bedrijven rustende varkensrecht. De AID komt tot deze conclusie door hantering van de volgende uitgangspunten:
- gelet op bijlage II van de Meststoffenwet, worden biggen afkomstig van het eigen gesloten bedrijf, vanaf exact 25 kilogram aangemerkt als vleesvarkens;
- bij vleesvarkens kunnen per varkensplaats 3 rondes per jaar gedraaid worden;
- bij mannelijke vleesvarkens met een goede groei kan in het groeitraject van 25 tot 33 kilogram een gemiddelde groei per dag gehaald worden van 520 gram.
Op basis van de normatieve benadering komt de AID tot de conclusie dat er meer vleesvarkens zijn geleverd dan op basis van de door de de AID gehanteerde uitgangspunten bij een opleggewicht van 25 kilogram mogelijk wordt gehouden en dat het dus niet anders kan dan dat de biggen op een zwaarder gewicht dan 25 kilogram zijn opgelegd in de vleesvarkensstallen en dus te laat zijn overgegaan naar diercategorie 411 (vleesvarken). Na herberekening naar een gewicht van 25 kilogram leidt dit volgens de AID tot een overschrijding van het op de bedrijven rustende varkensrecht.
De verdediging heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een overschrijding zoals door de AID is berekend. Door de getuige-deskundige [naam] van DLV Intensief Advies BV is in dit verband gemotiveerd aangevoerd en gesteld dat de rondesnelheid in de bedrijven van de vennootschap ruim 8% boven de door de AID gehanteerde rondesnelheid van 3 ligt, waardoor de volledige verweten overschrijding enkel alleen al op dit punt valt te verklaren. Tevens is door de getuige-deskundige aangevoerd dat een groei per dag van 700 gram in het groeitraject van 25 tot 33 kilogram gehaald kan worden. De getuige-deskundige [naam] concludeert uit zijn berekening, gebaseerd op de vaststaande - door de AID niet in twijfel getrokken - bedrijfsgegevens (oplegdatum, afvoerdatum, afvoergewicht, aantal dierdagen) dat het werkelijk aantal door de bedrijven van de vennootschap afgeleverde vleesvarkens overeen kan stemmen met het aantal opgelegde biggen indien deze bij opleg een gewicht hadden van 25 kilogram.
Tenslotte wordt aangevoerd dat uit de controlelijsten blijkt dat de verkochte biggen gemiddeld 25,3 kilogram wogen en dat het onwaarschijnlijk is te veronderstellen dat de eigen opgelegde biggen meer zouden hebben gewogen, omdat de beste biggen door de kopers werden aangekocht.
De rechtbank dient te beoordelen of op de bedrijven van de vennootschap een groter aantal vleesvarkens is gehouden dan het op de bedrijven rustende varkensrecht. Kernvraag hierbij is of de bedrijven een aantal vleesvarkens ten onrechte (te lang) als big heeft aangemerkt. Het dossier bevat geen bewijsmiddel waaruit valt af te leiden op welk exact gewicht de biggen naar de vleesvarkensstal en daarmee naar de categorie 411 zijn overgezet. De toepasselijke wet- en regelgeving kent overigens ook geen verplichting om de dieren te wegen bij oplegging.
Het gemiddeld gehouden aantal dieren in de categorie vleesvarkens kan derhalve niet exact, maar enkel bij benadering, met gebruik van een aantal aannames, worden vastgesteld. De overschrijding van het varkensrecht kan derhalve ook enkel bij benadering worden vastgesteld. De verweten overschrijding is ongeveer 5 à 6%. In het licht van het vorenstaande kan met de berekeningen van de AID voor het bewijs van het tenlastegelegde niet worden volstaan, temeer niet nu deze gebaseerd is op een aantal aannames waarvan de juistheid door de verdediging gemotiveerd is bestreden en die voorts onvoldoende aannemelijk zijn geworden.
Verdachte dient te worden vrijgesproken.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, M.B.Th.G. Steeghs en Y.J.C.A. Roeffen, rechters, van wie mr. M.B.Th.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 februari 2013.