ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ2357
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van het varkensrecht en de Meststoffenwet in een gesloten bedrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd meer vleesvarkens te houden dan toegestaan op basis van de Meststoffenwet. De verdachte, die een gesloten bedrijf exploiteert, werd verweten dat hij in de jaren 2009 en 2010 gemiddeld meer varkens hield dan het op zijn bedrijf rustende varkensrecht, dat is vastgesteld op 8912,70 varkenseenheden voor 2009 en 8982,70 varkenseenheden voor 2010. De Algemene Inspectiedienst (AID) had berekend dat de verdachte gemiddeld 9452,74 varkens in 2009 en 9394,48 varkens in 2010 hield, wat een overschrijding van het varkensrecht zou betekenen.
De rechtbank heeft het bewijs van de AID beoordeeld en vastgesteld dat de AID haar conclusies baseerde op aannames die door de verdediging gemotiveerd zijn bestreden. De verdediging voerde aan dat de AID de rondesnelheid en de groei van de varkens niet correct had berekend, en dat de eigen opgelegde biggen gemiddeld 25,3 kilogram wogen, wat de beschuldigingen zou ontkrachten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De rechtbank concludeerde dat de overschrijding van het varkensrecht slechts bij benadering kon worden vastgesteld en dat de AID niet kon volstaan met haar berekeningen, die op aannames waren gebaseerd.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij meer varkens had gehouden dan toegestaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van nauwkeurige en verifieerbare gegevens bij het handhaven van de Meststoffenwet en de rol van de AID in het toezicht op de varkenshouderij.