ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ2353

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
04/994509-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van het varkensrecht en bewijsvoering in de Meststoffenwet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 22 februari 2013, stond de verdachte terecht voor het ten laste gelegde dat hij in de jaren 2009 en 2010 een groter aantal varkens heeft gehouden dan toegestaan op basis van de Meststoffenwet. De officier van justitie vorderde dat de ten laste gelegde feiten bewezen zouden worden verklaard. De Algemene Inspectiedienst (AID) had vastgesteld dat de verdachte op zijn bedrijf gemiddeld meer varkens hield dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, dat was vastgesteld op 2218 varkenseenheden voor 2009 en 2433 varkenseenheden voor 2010.

De rechtbank beoordeelde of de verdachte inderdaad meer vleesvarkens had gehouden dan toegestaan. De AID had berekeningen gepresenteerd die leidden tot de conclusie dat de verdachte zijn varkensrecht had overschreden, maar de verdediging bestreed deze aannames. De rechtbank oordeelde dat de AID niet voldoende bewijs had geleverd om de overschrijding van het varkensrecht te onderbouwen. De rechtbank merkte op dat de overschrijding slechts bij benadering kon worden vastgesteld en dat de AID's berekeningen waren gebaseerd op aannames die door de verdediging gemotiveerd waren bestreden.

Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van solide bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op de Meststoffenwet en de interpretatie van varkenseenheden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/994509-11
Datum uitspraak : 22 februari 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres en woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 8 februari 2013.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 in de
gemeente [gemeente], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, op een
bedrijf gelegen [adres] gemiddeld gedurende het jaar 2009 2446,51
varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, in elk geval een groter aantal
varkens, heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, te weten
2218 varkenseenheden;
2.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 in de
gemeente [gemeente], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, op een
bedrijf gelegen [adres] gemiddeld gedurende het jaar 2010 2692,07
varkens, uitgedrukt in varkenseenheden heeft gehouden dan het op dat bedrijf
rustende varkensrecht, te weten 2433 varkenseenheden;
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging verdachte.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 8 februari 2013 gevorderd dat
het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
Aan verdachte wordt, kort samengevat, verweten dat hij op zijn bedrijf gemiddeld in het kalenderjaar 2009 en 2010 een groter aantal vleesvarkens (categorie 411) heeft gehouden dan het op het bedrijf rustende varkensrecht. Onder varkensrecht wordt verstaan het gemiddeld aantal varkens uitgedrukt in varkenseenheden dat op grond van de meststoffenwet ten hoogste mag worden gehouden. Verdachte heeft een gesloten bedrijf, hetgeen inhoudt dat de biggen uit eigen fok worden aangehouden voor de mesterij. Uit bijlage II behorende bij de Meststoffenwet volgt dat een big geen zelfstandige factor is in de berekening van het aantal varkenseenheden. De overgang van big naar een andere diercategorie (bijvoorbeeld vleesvarken of opfokzeug) vindt plaats bij een gewicht van circa 25 kilogram. Daar waar dieren op het eigen bedrijf worden aangehouden is deze overgang bij een gewicht van exact 25 kilogram.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat de biggen van het bedrijf van verdachte werden opgelegd met een geschat gewicht van 25 kilogram en niet werden gewogen.
Door de verbalisanten [1] en [2] van de Algemene Inspectiedienst Zuid Nederland (hierna AID) is geconstateerd dat de aantallen verkochte vleesvarkens en de I & R transportmeldingen met elkaar in overeenstemming waren en dat de veesaldokaarten, waaruit het aantal dierdagen blijkt, akkoord waren.
De AID komt op grond van eigen berekeningen - zoals weergegeven in het proces-verbaal - tot de conclusie dat er op het bedrijf van verdachte gemiddeld in 2009 en 2010 een groter aantal varkens is gehouden dan toegestaan krachtens het op het bedrijf rustende varkensrecht. De AID komt tot deze conclusie door hantering van de volgende uitgangspunten:
- gelet op bijlage II van de Meststoffenwet, worden biggen afkomstig van het eigen gesloten bedrijf, vanaf exact 25 kilogram aangemerkt als vleesvarkens;
- bij vleesvarkens kunnen per varkensplaats 3 rondes per jaar gedraaid worden;
- bij mannelijke vleesvarkens met een goede groei kan in het groeitraject van 25 tot 33 kilogram een gemiddelde groei per dag gehaald worden van 520 gram.
Op basis van de normatieve benadering komt de AID tot de conclusie dat er meer vleesvarkens zijn geleverd dan op basis van de door de de AID gehanteerde uitgangspunten bij een opleggewicht van 25 kilogram mogelijk wordt gehouden en dat het dus niet anders kan dan dat de biggen op een zwaarder gewicht dan 25 kilogram zijn opgelegd in de vleesvarkensstallen en dus te laat zijn overgegaan naar diercategorie 411 (vleesvarken). Na herberekening naar een gewicht van 25 kilogram leidt dit volgens de AID tot een overschrijding van het op het bedrijf rustende varkensrecht.
De verdediging heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een overschrijding zoals door de AID is berekend. Door de getuige-deskundige [naam] van DLV Intensief Advies BV is in dit verband gemotiveerd aangevoerd en gesteld dat de rondesnelheid in het bedrijf van verdachte ruim 10% boven de door de AID gehanteerde rondesnelheid van 3 ligt, waardoor de volledige verweten overschrijding enkel alleen al op dit punt valt te verklaren. Tevens is door de getuige-deskundige aangevoerd dat een groei per dag van 700 gram in het groeitraject van 25 tot 33 kilogram gehaald kan worden. De getuige-deskundige [naam] concludeert uit zijn berekening, gebaseerd op de vaststaande - door de AID niet in twijfel getrokken - bedrijfsgegevens (oplegdatum, afvoerdatum, afvoergewicht, aantal dierdagen) dat het werkelijk aantal door het bedrijf van verdachte afgeleverde vleesvarkens overeen kan stemmen met het aantal opgelegde biggen indien deze bij opleg een gewicht hadden van 25 kilogram.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte op zijn bedrijf een groter aantal vleesvarkens heeft gehouden dan het op het bedrijf rustende varkensrecht. Kernvraag hierbij is of het bedrijf een aantal vleesvarkens ten onrechte (te lang) als big heeft aangemerkt. Het dossier bevat geen bewijsmiddel waaruit valt af te leiden op welk exact gewicht de biggen naar de vleesvarkensstal en daarmee naar de categorie 411 zijn overgezet. De toepasselijke wet- en regelgeving kent overigens ook geen verplichting om de dieren te wegen bij oplegging.
Het gemiddeld gehouden aantal dieren in de categorie vleesvarkens kan derhalve niet exact, maar enkel bij benadering, met gebruik van een aantal aannames, worden vastgesteld. De overschrijding van het varkensrecht kan derhalve ook enkel bij benadering worden vastgesteld. De verweten overschrijding is ongeveer 10%. In het licht van het vorenstaande kan met de berekeningen van de AID voor het bewijs van het tenlastegelegde niet worden volstaan, temeer niet nu deze gebaseerd is op een aantal aannames waarvan de juistheid door de verdediging gemotiveerd is bestreden en die voorts onvoldoende aannemelijk zijn geworden.
Verdachte dient te worden vrijgesproken.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, M.B.Th.G. Steeghs en Y.J.C.A. Roeffen, rechters, van wie mr. M.B.Th.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 februari 2013.