ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ2353
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van het varkensrecht en bewijsvoering in de Meststoffenwet
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 22 februari 2013, stond de verdachte terecht voor het ten laste gelegde dat hij in de jaren 2009 en 2010 een groter aantal varkens heeft gehouden dan toegestaan op basis van de Meststoffenwet. De officier van justitie vorderde dat de ten laste gelegde feiten bewezen zouden worden verklaard. De Algemene Inspectiedienst (AID) had vastgesteld dat de verdachte op zijn bedrijf gemiddeld meer varkens hield dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, dat was vastgesteld op 2218 varkenseenheden voor 2009 en 2433 varkenseenheden voor 2010.
De rechtbank beoordeelde of de verdachte inderdaad meer vleesvarkens had gehouden dan toegestaan. De AID had berekeningen gepresenteerd die leidden tot de conclusie dat de verdachte zijn varkensrecht had overschreden, maar de verdediging bestreed deze aannames. De rechtbank oordeelde dat de AID niet voldoende bewijs had geleverd om de overschrijding van het varkensrecht te onderbouwen. De rechtbank merkte op dat de overschrijding slechts bij benadering kon worden vastgesteld en dat de AID's berekeningen waren gebaseerd op aannames die door de verdediging gemotiveerd waren bestreden.
Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van solide bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op de Meststoffenwet en de interpretatie van varkenseenheden.