ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ2348

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-04-114498 - HA ZA 12-69
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalitatieve overgang van rechten bij overdracht van onroerende zaken en saneringsverplichtingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de vraag of een saneringsdepot dat door de gedaagde, Nedri Spanstaal B.V., is gestort bij Geeris Vastgoed BV, automatisch overgaat op de nieuwe eigenaar van het fabrieksterrein, Nedven. De rechtbank heeft de feiten en de juridische context van de zaak uitvoerig besproken, waarbij artikel 6:251 van het Burgerlijk Wetboek centraal staat. Dit artikel regelt de overgang van rechten die verbonden zijn aan een goed bij de overdracht van dat goed. De rechtbank heeft vastgesteld dat het depot, dat als zekerheid was gestort voor saneringsverplichtingen, niet automatisch is overgegaan op Nedven bij de overdracht van het fabrieksterrein. Dit is gebaseerd op de constatering dat Geeris en Nedven in onderling overleg hebben besloten het depot bij Geeris te laten rusten, wat betekent dat Nedri geen aanspraak kan maken op het depot of de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft de vorderingen van Nedri in zowel conventie als reconventie afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Nedven. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken bij de overdracht van onroerende zaken, vooral als het gaat om verbonden rechten en verplichtingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/04/114498 / HA ZA 12-69
Vonnis van 27 februari 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING NEDVEN,
gevestigd te Bussum,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.D. Stibbe,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDRI SPANSTAAL B.V.,
gevestigd te Venlo,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L. Cohen.
Partijen zullen hierna Nedven en Nedri genoemd worden.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De informatie in dit vonnis is ontleend aan de volgende processtukken:
1) de dagvaarding
2) de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
3) de akte vermindering van eis in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie
4) het vonnis van 27 juni 2012
5) het proces-verbaal van comparitie van 26 september 2012
1.2. Verwijzing naar de bijlagen vindt plaats door vermelding van het nummer van het processtuk gevolgd door het nummer van de bijlage.
2. Het geschil
2.1. Nedri verwerkt staal in gewapend beton. Zij voert deze onderneming aan de Groot Egtenrayseweg 13 in Venlo. Op 17 januari 2002 heeft Nedri ter verkrijging van liquiditeit het tot dan aan haar toebehorende fabrieksterrein met opstallen aan de Groot Egtenrayseweg 13 in Venlo (verder: het fabrieksterrein) aan Geeris Vastgoed BV (verder: Geeris) geleverd voor € 12.252.065 (bijlage 1,1). In dezelfde notariële akte heeft Geeris het betreffende onroerend goed voor 30 jaar (tot 17 januari 2032) aan Nedri in erfpacht verstrekt tegen betaling van een canon van € 1.225.206,50 per jaar, jaarlijks te verhogen met 2,6%. Deze constructie kan als een sale en lease back worden geduid.
2.2. In artikel 8 van de betreffende notariële akte zijn voorzieningen opgenomen voor aangetroffen bodemvervuiling in het door Nedri aan Geeris geleverde fabrieksterrein. In genoemd artikel is geregeld dat alle kosten voor bodemsanering door Nedri gedragen zullen worden en dat Nedri Geeris zal vrijwaren voor alle bedragen die in verband met bodemvervuiling door de overheid of andere derden van Geeris als eigenaar zullen worden gevorderd.
2.3. Bij afzonderlijke overeenkomst (bijlage 1,2) zijn Nedri en Geeris op dezelfde dag (17 januari 2002) bij dezelfde notaris (Mr.Verlinden van Loyens en Loeff) met betrekking tot de in artikel 8 van de in de overeenkomst nader omschreven notariële akte overeengekomen dat Nedri € 907.560 in depot bij Geeris zal storten tot zekerheid voor de nakoming door Nedri van haar saneringsverplichtingen. Over het depotbedrag zal elk jaar 5% rente worden vergoed. In de overeenkomst is voorts opgenomen dat Geeris op 7 januari 2007 de helft van het in depot gestort bedrag (€ 453.780) zal terugbetalen en de andere helft zal moeten worden terugbetaald zodra de sanering is voltooid. Aan de tussentijdse terugbetaling is niet voldaan. In artikel 5 van de overeenkomst is opgenomen dat als Geeris in staat van faillissement wordt verklaard, het in depot gestort bedrag of het restant daarvan onmiddellijk opeisbaar is dan wel verrekend mag worden met de nog door Nedri te betalen erfpachtcanon. Tot deze verrekening is Nedri niet overgegaan.
2.4. Bij akte van levering van 16 september 2005 heeft Geeris het eerder door haar van Nedri verkregen fabrieksterrein met opstallen aan Nedven verkocht en geleverd voor een bedrag van € 15.879.372, zulks met respectering van het aan Nedri toekomende recht van erfpacht (bijlage 1,3). Geeris verbond zich in dezelfde akte om de onroerende zaken uiterlijk vijf jaar na levering terug te kopen voor een koopprijs die per saldo (zie proces-verbaal van comparitie) 11% hoger zou liggen dan de prijs waarvoor zij het verkocht had. De koopprijs is gefinancierd met een lening van de Rabobank. Als zekerheid voor de terugbetaling daarvan heeft (mede) Nedri (derden) hypotheek op het aan haar toebehorende erfpachtrecht verleend (bijlage 2,3).
2.5. Met betrekking tot de bodemverontreiniging is tussen Geeris en Nedven (in artikel 15) opgenomen dat Nedri Geeris schadeloos zal stellen en haar zal vrijwaren voor alle kosten die voor bodemsanering gemaakt moeten worden en dat die vrijwaring door Geeris aan Nedven wordt overgedragen. Over het tot zekerheid daarvoor door Nedri onder Geeris in depot gestorte bedrag is in de betreffende leveringsakte of anderszins geen voorziening opgenomen; Geeris heeft het betreffende bedrag onder zich gehouden. Wel legt [de heer X] in privé nagenoeg op dezelfde datum als waarop Geeris het fabrieksterrein met opstallen aan Nedven overdraagt, een schriftelijke verklaring af jegens Nedri, Nedven en de financierende Rabobank dat hij de kosten van noodzakelijke bodemsanering voor zijn rekening zal nemen alsmede de koper bij een eventuele executie van het door Nedven gekochte voor elke aansprakelijkheid zal vrijwaren (bijlage 1,4).
2.6. Op 24 januari 2012 is Geeris in staat van faillissement verklaard, ook [de heer X] in privé is failliet. Partijen gaan er van uit dat uit het faillissement van Geeris geen (zodanige) uitkering is te verwachten dat het saneringsdepot (in zijn geheel) aan Nedri kan worden terugbetaald. Inzet van de onderhavige procedure is of Nedven jegens Nedri gehouden is om het saneringsdepot en de daarover verschuldigde rentetermijnen te voldoen. Nedri meent van wel en vordert in reconventie verklaringen voor recht dat het saneringsdepot een kwalitatief recht is en daarom de daaruit voortvloeiende verplichtingen vanaf het moment van levering van de onroerende zaken op Nedri zijn komen te rusten, met veroordeling tot betaling van de opeisbare saneringsdepotrente. Subsidiair stelt Nedri zich op het standpunt dat Nedven onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door het saneringsdepot niet over te nemen en vordert zij uit dien hoofde de openstaande saneringsdepotrente. Meer subsidiair vraagt zij een verklaring voor recht dat de saneringsverplichtingen niet langer op haar rusten. Nedven vordert (na vermindering van eis) in conventie de verklaring voor recht dat Nedri jegens haar noch jegens een opvolgend koper aanspraak kan maken op welke betaling of vergoeding dan ook in verband met het onder Geeris gestorte saneringsdepot.
2.7. Nadere stellingen en weren zullen in de beoordeling worden weergegeven voor zover dat aan de motivering daarvan bijdraagt.
3. Beoordeling
3.1. De kwestie welke partijen verdeeld houdt en die zowel het onderwerp is van de vordering in conventie als in reconventie, is of het onder Geeris gestorte milieudepot met de overgang van het fabrieksterrein door Geeris aan Nedven en de op de eigendom gebaseerde saneringsverplichting, van rechtswege eveneens naar Nedven is overgegaan. De rechtsgrond voor deze automatische overgang ontleent Nedri aan artikel 6:251 BW.
3.2. Artikel 6:251 BW luidt als volgt:
1. Staat een uit een overeenkomst voortvloeiende, voor overgang vatbaar recht in een zodanig verband met een aan de schuldeiser toebehorend goed, dat hij bij dat recht slechts belang heeft, zolang hij het goed behoudt, dan gaat dat recht over op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt.
2. Is voor het recht een tegenprestatie overeengekomen, dan gaat de verplichting tot het verrichten van die tegenprestatie mede over, voor zover deze betrekking heeft op de periode na de overgang. De vervreemder blijft naast de verkrijger jegens de wederpartij aansprakelijk, behoudens voor zover deze zich na de overgang in geval van uitblijven van de tegenprestatie van haar verbintenis kan bevrijden door ontbinding of beëindiging van de overeenkomst.
3. Het in de vorige leden bepaalde geldt niet, indien de verkrijger van het goed tot de wederpartij bij de overeenkomst een verklaring richt dat hij de overgang van het recht niet aanvaardt.
4. Uit de rechtshandelingen waarbij het goed wordt overgedragen, kan voortvloeien dat geen overgang plaatsvindt.
3.3. In artikel 8 van de koopovereenkomst tussen Nedri en Geeris is de garantie van Nedri jegens Geeris opgenomen. Die garantie verleent een recht aan Geeris, waarvan gezegd kan worden dat het kwalitatief is in de zin dat door de overdracht van het fabrieksterrein het recht op vrijwaring voor saneringskosten door Nedri van Geeris op Nedven is overgegaan. Aldus is door Geeris en Nedven onderkend waar in artikel 15.4 van de akte overdracht is opgenomen: “Deze vrijwaring en schadeloosstelling gaat bij deze van rechtswege over(gaan) op Koper”.
3.4. De vraag is of door deze kwalitatieve overgang ook de tot zekerheid voor de nakoming van de garantie verstrekte zekerheid (depot) van Geeris op Nedven is overgegaan.
3.5. Voor een positieve beantwoording van deze vraag pleit dat het verband tussen de gegeven garantie en het verstrekte depot zodanig was dat Geeris bij het depot slechts belang had zolang hij eigenaar van het fabrieksterrein was en uit dien hoofde de saneringsverplichting op hem rustte. Doordat Geeris niet langer eigenaar was van het fabrieksterrein en op hem (dus) niet langer de saneringsverplichting rustte, ontviel aan de depot-overeenkomst de oorzaak die tot het aangaan van de overeenkomst had geleid. Hij zou in dat geval het depot zonder grondslag houden; Nedri zou het depot vanwege het ontbreken van grondslag kunnen terugvorderen.
3.6. Als zou kunnen worden aangenomen dat het depot kwalitatief aan de eigendom van het fabrieksterrein verbonden was, geldt het volgende. Art. 6:251 BW geeft de mogelijkheid dat comparanten bij een overeenkomst er bewust voor kunnen kiezen om de kwalitatieve overgang van een recht te blokkeren. Uit het handelen van Geeris en Nedven kan worden afgeleid dat zij ervoor hebben gekozen om het depot bij Geeris te laten rusten met behoud van de eraan verbonden zekerheidsfunctie voor de nakoming van de garantie. Het depot is namelijk feitelijk onder Geeris verbleven en Geeris is degene geweest die de uit het depot voortvloeiende renteverplichtingen bleef voldoen. Het verband tussen depot en het doel daarvan, te weten zekerheidsstelling voor nakoming van de garantie, is indirect ook intact gebleven, doordat Geeris in privé jegens Nedri, Nedven en de Rabobank verklaart dat alle kosten in verband met sanering welke op Nedven of een opvolgend koper komen te rusten, voor zijn rekening zullen komen.
3.7. Het vorenstaande betekent dat bij aanname dat het depot van rechtswege met de eigendom van het fabrieksterrein kon worden overgedragen, Geeris en Nedven dit in onderling overleg en met instemming van Nedri hebben voorkomen. Daarmee ligt de primaire vordering van Nedri tot verklaring voor recht dat het saneringsdepot een kwalitatief recht is en dat de daaruit voortvloeiende verplichting tot terugbetaling daarvan en voldoening van rente op Nedven zijn komen te rusten, voor afwijzing gereed.
3.8. Aan de subsidiaire vordering van Nedri ligt ten grondslag dat Nedven onrechtmatig jegens Nedri heeft gehandeld door het saneringsdepot niet over te nemen. De rechtbank acht ook deze vordering ongegrond. Het aanhouden van een depot bij een ander dan degene te wiens behoeve het strekt, is op zichzelf niet onrechtmatig. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, die gesteld noch gebleken zijn. Met name is niet gebleken dat bij Geeris en Nedven bij de constructie die zij hebben gekozen enige bewustheid of opzet aanwezig is geweest tot benadeling van Nedri.
3.9. Uit het voorgaande blijkt dat de aanspraken van Nedri op Nedven uit hoofde van het saneringsdepot onvoldoende grondslag in het recht hebben. Nedri heeft geen andere gronden aangevoerd waarop zij meent haar aanspraak op het saneringsdepot tegenover Nedven geldend te kunnen maken. Dat betekent dat tussen partijen moet worden vastgesteld dat die aanspraak er niet is. De door Nedven gevorderde verklaring voor recht dat Nedri een dergelijke aanspraak niet tegenover Nedven of een opvolgend koper geldend kan maken, komt daarmee voor toewijzing in aanmerking.
3.10. Het verweer van Nedri dat zij niet gebonden kan worden aan deze verklaring voor recht tegenover een opvolgend koper, acht de rechtbank onjuist, nu die koper in de rechten en plichten van Nedven treedt en zich daarom (kwalitatief?) tegenover Nedri op de gevolgen van dat vonnis mag beroepen.
3.11. De aard van de gevraagde verklaring voor recht houdt in dat na het onherroepelijk worden van dit vonnis het partijdebat over dit aspect afgesloten is. Mocht Nedri in de toekomst alsnog een grond ontdekken waaruit enige aanspraak tot betaling op Nedven kan voortvloeien, dan impliceert de in dit vonnis in conventie uitgesproken verklaring voor recht dat zij daarop geen beroep meer kan doen.
3.12. Nedri zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Nedven veroordeeld worden. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal geen afzonderlijke proceskostenveroordeling worden uitgesproken. Voor wat betreft de hoogte van de advocaatkosten wordt uitgegaan van het standaardtarief per proceshandeling dat hoort bij vorderingen van onbepaalde waarde (€ 452,=) en zal het aantal proceshandelingen worden gesteld op 2,5, te weten de dagvaarding (1 punt), de conclusie van antwoord in reconventie (0,5 punt) en de comparitie (1 punt).
4. Beslissing
De rechtbank:
in conventie
4.1. verklaart voor recht dat Nedri noch jegens Nedven, noch ten aanzien van een eventueel opvolgend koper van Nedven van het fabrieksterrein recht heeft op welke betaling of vergoeding dan ook in verband met het onder Geeris gestorte milieudepot;
in reconventie
4.2. wijst af het gevorderde;
in conventie en in reconventie
4.3. veroordeelt Nedri tot betaling van de proceskosten van Nedven, welke tot op heden worden gesteld op € 76,17 voor explootkosten, € 575,= voor griffierecht en € 1.130,= voor advocaatkosten;
4.4. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013.?
Type: HD