ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ2019

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
507405 CV EXPL 12-5453
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming woonruimte wegens onvoldoende bewijs van overlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonpunt en een gedaagde huurder. Woonpunt vorderde ontruiming van de door de gedaagde gehuurde woning, omdat zij stelde dat de gedaagde ernstige geluids- en andere overlast veroorzaakte voor de overige bewoners van het appartementencomplex. De gedaagde, die de woning sinds 24 maart 2011 huurt, ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat de overlastmeldingen onterecht waren en dat zij niet verantwoordelijk was voor de klachten die door Woonpunt waren ingediend.

De kantonrechter oordeelde dat Woonpunt niet voldoende bewijs had geleverd om de vordering tot ontruiming te rechtvaardigen. Hoewel er klachten waren van omwonenden, was de gegrondheid van deze klachten niet overtuigend aangetoond. De kantonrechter benadrukte dat voor een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening, er een grote mate van zekerheid moet zijn dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. Dit was in dit geval niet aangetoond, waardoor de vordering van Woonpunt werd afgewezen.

De kantonrechter wees Woonpunt aan als de in het ongelijk gestelde partij en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die op € 200,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 507405 CV EXPL 12-5453
typ: RK
Vonnis van 22 januari 2013
in het kort geding van
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
verder te noemen: Woonpunt,
gemachtigde: mr. C.J.P. Schellekens, advocaat te Maastricht
tegen
[GEDAAGDE PARTIJ],
wonend te [adresgegevens gedaagde partij],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. D. Osmic, advocaat te Maastricht.
1. Het verloop van de procedure
Op 14 december 2012 heeft Woonpunt de kantonrechter verzocht datum en tijdstip te bepalen waartegen gedaagde zou kunnen worden gedagvaard in kort geding voor het treffen van een of meer onmiddellijke voorziening(en) bij voorraad als bedoeld in artikel 254 Rv.
De kantonrechter heeft aan dit verzoek voldaan en tevens bepaald voor welke uiterste datum (28 december 2012) het exploot van dagvaarding betekend diende te worden.
Bij exploot van dagvaarding van 21 december 2012 heeft Woonpunt onder medebetekening van producties [gedaagde] in kort geding gedagvaard en opgeroepen voor de zitting van donderdag 10 januari 2013 te 11:30 uur.
Ter zitting zijn namens Woonpunt verschenen [T.] en [P.], sociaal beheerders, en [L.], wijkbeheerder, bijgestaan door mr. Schellekens voornoemd.
[gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Ösmic voornoemd.
Ter zitting heeft eiseres haar standpunt nader toegelicht, zulks onder verwijzing naar voorafgaand aan de zitting ingediende producties.
[gedaagde] heeft ter zitting verweer gevoerd conform de aldaar ingediende pleitnotitie, daarbij verwijzend naar de door haar op voorhand toegezonden producties.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
2. Het geschil
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken staat vast dat [gedaagde] vanaf 24 maart 2011 van Woonpunt de woning gelegen aan de [adresgegevens gedaagde partij] huurt.
Woonpunt stelt dat zij er een spoedeisend belang bij heeft om op een zo kort mogelijke termijn over een ontruimingstitel te beschikken.
Zij vordert thans de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - om het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al het hare en al de personen die zijdens haar in het gehuurde verblijven en het gehuurde ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen, onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
Woonpunt voert ter onderbouwing van haar vordering aan dat [gedaagde], geboren op 13 mei 1992, sinds september 2011 regelmatig ernstige (geluids)overlast veroorzaakt voor de overige - veelaal oudere - bewoners van het complex waar het gehuurde deel van uitmaakt, bestaande uit onder meer:
- schreeuwen en schelden;
- gooien met deuren;
- bonken/schoppen op de vloer;
- timmeren;
- huilen en roepen om hulp;
- intimidaties.
Woonpunt heeft vanaf dat moment veel telefonische en schriftelijke overlastmeldingen van omwonenden ontvangen. De overlast doet zich met name voor op momenten dat de
(ex-)vriend van [gedaagde] in haar woning aanwezig is.
Tijdens een gesprek tussen Woonpunt en [gedaagde] op 12 maart 2012 aangaande de overlast, heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat zij met haar inmiddels ex-vriend had afgesproken dat hij voortaan niet meer in het gehuurde op bezoek komt. Een en ander is door Woonpunt in een brief van 6 april 2012 (productie 7 bij exploot) aan [gedaagde] bevestigd. Daarna heeft Woonpunt een aantal maanden geen nieuwe klachten van omwonenden ontvangen.
Vanaf september 2012 ontvangt Woonpunt echter regelmatig weer nieuwe klachten over door [gedaagde] veroorzaakte (geluids)overlast. Volgens verschillende bewoners verblijft eerder bedoelde (ex-)vriend van [gedaagde] - in weerwil van de gemaakte afspraken - toch weer regelmatig bij [gedaagde] thuis, en de overlast hangt voor een belangrijk deel samen met de (slaande) ruzies tussen die (ex-)vriend en [gedaagde], nu die gepaard gaan met schreeuwen, schelden, huilen, tegen deuren bonken en schoppen en dergelijke. Volgens sommige bewoners is de (ex-)vriend van [gedaagde] zelfs twee maal door de politie uit het gehuurde verwijderd. [gedaagde] schiet in ernstige mate tekort in haar verplichtingen als huurder. De aard van de overlast is structureel en dusdanig dat in redelijkheid van haar niet kan worden gevergd om de uitkomst van een vordering tot ontbinding en ontruiming van de woning in een bodemprocedure af te wachten, aldus Woonpunt.
Woonpunt stelt dat de situatie niet langer houdbaar is. Op grond van artikel 7:213 BW en artikel 7:3 van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden is [gedaagde] verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de woning als een goed huurder te gedragen, doch de door haar veroorzaakte overlast houdt aan, ook nadat zij daarop diverse malen is aangesproken en in weerwil van gemaakte afspraken.
[gedaagde] ontkent gemotiveerd en mede aan de hand van de door haar overgelegde producties dat zij overlast veroorzaakt zoals door Woonpunt is gesteld.Van intimidatie is geen sprake. Daarnaast bevatten veel van de door Woonpunt overgelegde verklaringen van medebewonders feitelijke onjuistheden en kunnen deze simpelweg niet kloppen. Sommige verklaringen zijn ondertekend door bewoners die vanwege de ligging van hun appartement niet in staat mogen worden geacht juist te kunnen inschatten waar de vermeende overlast op dat moment vandaan kwam. Er wordt bovendien gestrooid met tijdstippen en data van ovelast, die niet juist kunnen zijn, in die zin dat op die tijdstippen en data in elk geval niet door [gedaagde] overlast is veroorzaakt, nu zij toen niet thuis was. Voorts voert zij aan dat een groot deel van de klachten ziet op de periode tot maart 2012 en daarmee achterhaald zijn. [gedaagde] stelt dat haar ex-vriend vanaf die periode niet meer bij haar op bezoek is geweest en dat die ex-vriend ook geen sleutel van het gehuurde heeft. Voorts betwist zij dat de politie bedoelde ex-vriend twee maal uit haar woning verwijderd heeft, zoals van de zijde van Woonpunt is aangevoerd. Er is nog nooit politie bij haar aan de deur geweest wegens overlast, aldus [gedaagde]. Op veel van de momenten waarop omwonenden stellen (geluids)overlast te hebben gehad, was zij niet aanwezig in het gehuurde, maar was zij hetzij op haar werk dan wel op school. De timmergeluiden hoort [gedaagde] zelf ook, maar zij weet niet waar dit geluid vandaan komt.
3. De beoordeling
De kantonrechter acht het gestelde spoedeisend belang, mede gelet op de aard van de vordering aannemelijk.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening is vereist dat met een grote mate van zekerheid kan worden aangenomen dat in een bodemprocedure een ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken.
Een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming is een ingrijpende maatregel, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) gronden zijn, die toepassing van een dergelijke, in de praktijk vaak definitieve maatregel rechtvaardigen.
Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien vast komt te staan dat de overlast van een zodanige aard is dat ontruiming op korte termijn noodzakelijk is en de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en indien de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) met een grote mate van waarschijnlijkheid de huurovereenkomst zal ontbinden en de huurder tot ontruiming zal veroordelen.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voornoemde mate van zekerheid (vooralsnog) niet aanwezig. Uit de door Woonpunt overgelegde stukken en de toelichting daarop door haar medewerkers en van enkele omwonenden ter zitting komt weliswaar overtuigend naar voren dat sprake is voortdurende en indringende klachten van omwonenden over (geluids)overlast, maar de gegrondheid van die klachten jegens haar wordt door [gedaagde] gemotiveerd en specifiek betwist, terwijl het dossier naast de klachten van de bewoners zelf geen aanvullende stukken zoals mutatierapporten van de politie bevat, zodat de gegrondheid van de gestelde overlast voorshands onvoldoende aannemelijk is gemaakt.
Hoewel de kantonrechter geen reden ziet de klachten van de omwonenden voorshands niet als zwaarwegend en serieus aan te merken en in het dossier wel enige steun te vinden is voor de gegrondheid van enkele klachten van met name oudere datum, biedt de onderhavige kort geding procedure onvoldoende gelegenheid om de gegrondheid van de klachten jegens [gedaagde] nader te onderzoeken terwijl daarvoor, mede bezien in het licht van het door [gedaagde] gevoerde verweer, grond aanwezig is. In dit verband laat de kantonrechter ook meewegen dat door de omwonenden ter zitting nog naar voren is gebracht dat de bewoonster van appartement 30 C “ook wel eens” schreeuwt. Bij deze stand van zeken moet het gebrek aan zekerheid over de gegrondheid van de klachten in het voordeel van [gedaagde] werken en dient de vordering van Woonpunt te worden geweigerd.
Woonpunt zal als de in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van [gedaagde] gevallen proceskosten veroordeeld worden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
weigert de gevorderde voorziening;
veroordeelt Woonpunt in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H. Brandts, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.