ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ1958

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
03/700844-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met een krik in Maastricht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 oktober 2012 in Maastricht een poging tot doodslag en bedreiging heeft gepleegd. De verdachte heeft met een krik, een zwaar voorwerp van 49 cm en 2.042 gram, het slachtoffer meerdere keren op het hoofd geslagen, met de intentie om deze van het leven te beroven. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, door met een dergelijk voorwerp te slaan, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ernstig letsel of de dood zou kunnen ondergaan. Het slachtoffer heeft gelukkig slechts beperkt letsel opgelopen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten en de impact van het geweld op het slachtoffer en de maatschappij.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat een lichtere straf niet passend zou zijn gezien de ernst van de feiten en de maatschappelijke onrust die het geweld heeft veroorzaakt. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, de aard van het delict en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700844-12
Datum uitspraak: 20 februari 2013
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2013 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2012 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] een of meermalen met een krik, althans een hard voorwerp, op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2012 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] een of meermalen met een krik, in elk geval een hard voorwerp, tegen het hoofd geslagen en/of die [naam slachtoffer] een of meermalen heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2012 te Maastricht [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "ik pak een krik en sla je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij
1.
(primair)
op 27 oktober 2012 te Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] met een krik op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op 27 oktober 2012 te Maastricht [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "ik pak een krik en sla je kapot".
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Bijzondere overweging omtrent het bewijs:
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Verdachte was boos en opgefokt. Hij heeft het slachtoffer bedreigd met de woorden “ik pak een krik en sla je kapot” en is op het slachtoffer afgelopen met de krik in zijn hand.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte onder die omstandigheden de beheersing heeft kunnen opbrengen om met een dergelijk voorwerp, met een lengte van 49 cm en een gewicht van 2.042 gram, slechts een corrigerende tik uit te delen, zoals hij heeft verklaard.
Verdachte heeft door het slachtoffer met een dergelijk voorwerp op het hoofd te slaan bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer daarbij het leven zou laten. Verdachte mag van geluk spreken dat het slachtoffer slechts beperkt letsel heeft opgelopen.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert strafbare feiten op, die kunnen worden gekwalificeerd als volgt:
feit 1 (primair):
poging tot doodslag,
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf van ten hoogste 6 maanden op te leggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door of namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder dat is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte al eerder terzake misdrijven waarbij geweldpleging een rol speelt is veroordeeld;
- de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht;
- het gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 maanden niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter alsnog de tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van de proeftijd, die wordt vastgesteld op een periode van 2 jaren, de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit heeft overtreden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. A.J. Hazen en
mr. F.M. van Maanen Winters, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting op 20 februari 2013.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.