ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ1951

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
03/703257-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld op de openbare weg te Schinnen

Op 20 februari 2013 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 17 juni 2011 te Schinnen samen met een ander een gewelddadige diefstal heeft gepleegd. Het slachtoffer, [naam slachtoffer], werd op de openbare weg aangevallen door de verdachte en een mededader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met een stroomstootwapen heeft bedreigd en geslagen, waarna zij zijn jas, cheques en autosleutel hebben weggenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zorgvuldig gewogen. De getuigen hebben gezien hoe de verdachte en zijn mededader het slachtoffer aanvielen en dat er geweld werd gebruikt. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij op het moment van de diefstal aanwezig was, maar zijn rol in de zaak ontkende. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen als geloofwaardig beoordeeld en de verdachte veroordeeld voor de diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om de verdachte te straffen en om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/703257-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 februari 2013
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
preventief gedetineerd PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. J.W.E. Luiten, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 februari 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen een diefstal met geweld of bedreiging met geweld op de openbare weg heeft gepleegd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de inhoud van het dossier, het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op grond van zijn conclusie dat er onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de beroving van het slachtoffer bepleit verdachte vrij te spreken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 17 juni 2011 krijgen twee agenten de melding om te gaan naar Thull, ter hoogte van perceel 14 te Schinnen, gemeente Schinnen, waar een man mishandeld zou zijn en een hoofdwond zou hebben. Ter plaatse ter hoogte van de parkeerplaats bij de Mulderplas zien zij dat personeel van een ambulance bezig is met het verlenen van hulp aan een persoon, zijnde het slachtoffer. In het gras, in de nabijheid van het slachtoffer ligt een dik pak bankbiljetten. Op de rijbaan ligt een plas bloed. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] melden zich daarna bij de beide agenten.
Ambulanceverpleegkundige [X] meldt dat het slachtoffer een flinke wond achter op zijn hoofd heeft.
De getuige [getuige 1] meldt dat hij op 17 juni 2011 met zijn auto langs de Mulderplas te Thull rijdt. Hij ziet daar drie mannen staan, een kleinere, een grotere en degene die later slachtoffer van de beroving blijkt te zijn geworden. In het voorbijgaan ziet hij dat een kleinere, getinte man, ongeveer 1.65 meter, met kort donker haar, in zijn richting kijkt. Een langere man houdt het slachtoffer vast. De kleinere man houdt een zwart voorwerp in zijn hand, dat lijkt op een revolver. Hij beukt daarmee in op het slachtoffer. Het slachtoffer valt daarna achterover. [getuige 1] stopt zijn auto en ziet en hoort vervolgens een personenauto, merk Opel, sedan-model, met grote vaart vanaf de parkeerplaats wegrijden. [getuige 1] is teruggereden naar de parkeerplaats en ziet dan het slachtoffer liggen.
De getuige [getuige 2] hoort op 17 juni 2011 in haar woning [adres 1], iemand “help” schreeuwen. Als zij op haar terras achter de woning is, hoort zij iemand zeggen: “Kom, en nou weg hier”. Zij ziet vervolgens twee mannen weglopen vanaf de plek waar later geld is gevonden, Het zijn een langere man met normaal postuur en een wat kleinere. Beiden zijn getint en hebben zwart haar. Beide mannen lopen naar de parkeerplaats en stappen in een grijze vier-deursauto, een ouder type sedan-model. De kleinere stapt in bij de bijrijdersplaats en de langere op de bestuurdersplaats. Net voordat de mannen instappen ziet zij een derde man aankomen, dat is de man die later door de ambulance is meegenomen. Deze derde man heeft een bebloed voorhoofd.
Op 17 juni 2011 doet [naam slachtoffer] aangifte van diefstal met geweld, gepleegd op 17 juni 2011 op de openbare weg, te Schinnen. Hij is daar met een Marokkaanse man die hij al langer kent onder de naam [bijnaam verdachte] en een Nederlandse man naar toe gereden in een grijze Opel. Hij had met [bijnaam verdachte] afgesproken dat deze zou bemiddelen bij de koop van een auto voor € 17.500,00, die hij die dag deels contant en deels per cheque zou betalen. Ze hadden die dag per sms, die hij om 12.53 uur heeft ontvangen, afgesproken dat ze elkaar zouden treffen op het adres [adres 2]. Daar is hij in een grijze personenauto, merk Opel gestapt, waarin [bijnaam verdachte] al zat, samen met de Nederlander. Na wat kris kras te hebben rondgereden werd de auto geparkeerd bij een kleine parkeerplaats omdat [bijnaam verdachte] en hij moesten plassen. Toen hij daar aan het plassen was, werd hij van achteren vastgepakt door de Nederlander. Deze sloeg hem vervolgens achter op zijn hoofd met de kolf van een wapen. Vervolgens stopte [bijnaam verdachte] een stroomstootwapen in zijn mond en activeerde deze. Aangever is daarna op de grond gevallen. De mannen probeerden zijn jas uit te trekken, sleepten hem over de grond en bleven op hem inslaan totdat zijn jas uit was. In die jas zat € 13.000,00 aan contant geld en een cheque van
€ 4.000,00. De mannen stapten daarna in de auto en reden weg. Aangever mist ook zijn autosleutel.
Aangever heeft verklaard dat hij op 17 juni 2011 te 12.53 uur een sms-bericht van [bijnaam verdachte] heeft ontvangen met de tekst “[adres 2]”. Op 18 juni 2011 is de mobiele telefoon van aangever met het nummer [telefoonnummer 1] onderzocht naar contacten met de telefoonnummers van verdachte, zijnde onder meer [telefoonnummer 2]. Op de telefoon van aangever werd het betreffende sms-bericht afkomstig van de telefoon van verdachte aangetroffen. Op het adres [adres 2] te Landgraaf is een tankstation gevestigd. Van de telefoon met het nummer [telefoonnummer 2] van verdachte zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd. Uit de gegevens van dit telefoonnummer blijkt dat op 17 juni 2011 om 12.53.46 uur een sms-bericht is verzonden naar het telefoonnummer van aangever. De cell op de telefoonmast waarmee contact wordt gelegd betreft CellID 12651. Deze cell biedt dekking in de richting van voormeld tankstation.
Uit de gegevens van de telefoon van aangever blijkt dat op deze telefoon op 17 juni 2011 te 12.53.46 uur een sms is binnengekomen. Verder blijkt uit deze gegevens dat de telefoon van aangever op 17 juni 2011 van 13.01.21 uur tot 13.16.17 uur zich heeft bevonden onder de startpaal 12651, gelegen aan de [adres 3] te Landgraaf, gedurende welke tijd er twee maal een inkomend gesprek is geweest met de telefoon van verdachte en aangever twee maal een sms heeft verzonden naar de telefoon van verdachte.
Verdachte heeft – in tegenstelling tot hetgeen hij bij de politie heeft verklaard - ter terechtzitting verklaard, dat hij [bijnaam verdachte] genoemd wordt en dat hij op 17 juni 2011 een afspraak met het slachtoffer had om te bemiddelen bij een drugsdeal. Hij is in Heerlen opgehaald door een grijze Opel met daarin twee hem onbekende mannen. Daarna heeft hij op 17 juni 2011 te 12.53 uur vanaf het tankstation aan de [adres 2] te Landgraaf een sms-bericht naar aangever verstuurd. Verdachte heeft verder verklaard dat hij na ongeveer twee minuten bericht kreeg van aangever dat deze een ontmoeting wilde op een ander adres, gelegen aan de andere kant van Heerlen, dat zij daar naar toe gereden zijn en dat het zeven tot acht minuten rijden was naar dat andere adres. Nadat aangever daar was ingestapt in de auto waarin ook verdachte zat hebben zij nog circa tien tot vijftien minuten rondgereden, alvorens verdachte ergens in de buurt van Nuth is uitgestapt. Aangever bleef toen in de auto achter met twee onbekende mannen.
Gelet op de gegevens van de telefoons van aangever en verdachte betreffende de verbinding met cell/startpaal 12651 te Landgraaf op 17 juni 2011 tussen 12.53.46 uur en 13.16.17 uur is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever, dat hij rond die tijd bij het tankstation aan de [adres 2] is ingestapt in een auto waarin zich verdachte en een onbekende Nederlandse man bevonden en dat ze vandaar uit zijn gaan rondrijden, overeenstemt met deze telefoongegevens. De verklaring van verdachte dat aangever op een andere plaats, ergens in Heerlen, in de auto is ingestapt en dat in die auto behalve hijzelf ook nog twee hem onbekende mannen zaten, moet naar het oordeel van de rechtbank als niet geloofwaardig ter zijde gesteld worden.
De rechtbank komt dan ook op basis van voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien tot de conclusie dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 juni 2011 te Schinnen, op de openbare weg Thull, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, een cheque en een autosleutel, toebehorende aan [naam slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader genoemde [naam slachtoffer] een stroomstootwapen in diens mond hebben gestopt en dit wapen hebben geactiveerd, genoemde [naam slachtoffer] hebben geslagen, genoemde [naam slachtoffer] hebben vastgepakt en over de grond hebben gesleept, genoemde [naam slachtoffer] met een hard voorwerp op diens achterhoofd hebben geslagen en genoemde [naam slachtoffer] diens jas hebben uitgetrokken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van een strafmaat bepleit aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijk deel met de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich op 17 juni 2011 tezamen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal op de openbare weg, waarbij zwaar geweld is gebruikt tegen het slachtoffer. Bij dit feit zijn een jas, een cheque en een autosleutel weggenomen. Het slachtoffer is op zijn hoofd geslagen met een hard voorwerp, met een stroomstootwapen bewerkt, over de grond gesleept en geslagen. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan letsel opgelopen. Het activeren van het stroomstootwapen nadat het in de mond van het slachtoffer was gestopt moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als zwaar geweld. Uit de aangifte volgt dat dit geweld door de verdachte is uitgeoefend. Deze omstandigheid rechtvaardigt dat aan de verdachte een straf wordt opgelegd, welke een vrijheidsbeneming van aanmerkelijke duur met zich brengt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het plegen van deze gewelddadige straatroof heeft getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van het slachtoffer en evenmin voor de lichamelijke integriteit van personen. De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan. Naar algemene ervaringsregels geldt dat slachtoffers en getuigen van dergelijke geweldsmisdrijven nog lange tijd nadien gevoelens van angst en onveiligheid ervaren en dat dit soort geweldsmisdrijven tot maatschappelijke beroering en onrust leiden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van op te leggen straf er tevens rekening mee gehouden dat verdachte eerder terzake vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld.
Gelet op vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving, de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht en het gewelddadige karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden een passende sanctie is. Zij zal deze straf aan verdachte opleggen, vanzelfsprekend onder de bepaling dat bij de tenuitvoerlegging daarvan het voorarrest conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht wordt afgetrokken.
De rechtbank zal bepalen dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot tien maanden vooralsnog niet zal worden tenuitvoergelegd. Met het opleggen van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, anderzijds wordt beoogd te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal begaan. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden als bijzondere voorwaarde stellen dat de verdachte gedurende de proeftijd zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, waaronder tevens kan zijn begrepen een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De rechtbank zal daarbij de proeftijd stellen op twee jaren.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert, zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van dertig maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van tien maanden niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter alsnog tenuitvoerlegging daarvan gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaren de hieronder genoemde algemene voorwaarden of bijzondere voorwaarden heeft overtreden;
Stelt als algemene voorwaarden
- dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
- dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt,
- dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Stelt als bijzondere voorwaarden
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, waaronder tevens kan zijn begrepen een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
Reclassering
- draagt de reclassering op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
Aftrek van voorarrest
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.P.J.M. Vugs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting op 20 februari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 juni 2011 te Schinnen, op de openbare weg Thull, in elk geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas en/of een of meer cheques en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) genoemde [naam slachtoffer] een stroomstootwapen in diens mond heeft/hebben gestopt en/of dit wapen hebben geactiveerd, genoemde [naam slachtoffer] heeft/hebben geslagen, genoemde [naam slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of over de grond heeft/hebben gesleept, genoemde [naam slachtoffer] met de kolf van een vuurwapen en/of met een steen, in elk geval met een hard voorwerp, op diens achterhoofd heeft/hebben geslagen en/of genoemde [naam slachtoffer] diens jas heeft/hebben uitgetrokken.