ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ1614

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 1835
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening bij afwijzing uitkering op grond van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 1 februari 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een 22-jarige verzoeker die een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) had aangevraagd. De aanvraag was door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen, afgewezen op basis van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, onder 1, van de WWB, omdat verzoeker aanspraak zou kunnen maken op studiefinanciering. Verzoeker had in de periode voor zijn aanvraag gewerkt, maar raakte in maart 2012 zijn baan kwijt en kon sindsdien niet meer in zijn levensonderhoud voorzien. Hij had zich op 12 september 2012 bij verweerder gemeld voor een uitkering.

Tijdens de zitting op 25 januari 2013 heeft de rechter vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, gezien zijn huurachterstand en andere oplopende schulden. De rechter oordeelde dat verzoeker niet eerder dan het schooljaar 2013/2014 een opleiding kon volgen waarmee hij studiefinanciering zou kunnen krijgen. De rechter vond de uitleg van verzoeker plausibel, dat hij pas in september 2013 met een opleiding kon beginnen, en dat hij niet verwijtbaar was voor het feit dat hij pas na de start van het schooljaar overwoog om opnieuw een opleiding te volgen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verweerder bij wijze van voorschot een bijstandsuitkering aan verzoeker toekent met terugwerkende kracht vanaf de datum van het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure en moet het betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 / 1835
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 februari 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], verzoeker
(gemachtigde: mr. N. Birrou)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen, verweerder
(gemachtigde: A.J.G.M. Kuijpers).
Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter (hierna: de rechter) verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Het oordeel van de rechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker is 22 jaar oud en woont zelfstandig. Hij heeft in de periode voor de aanvraag gewerkt bij een hoveniersbedrijf. In maart 2012 raakte hij zijn werk kwijt en ontving hij tot 9 juli 2012 een WW-uikering. Daarna heeft hij nog twee maanden kunnen leven van (onder andere) inkomsten uit belastingteruggaven. Toen hij in september 2012 niet meer zelf in zijn levensonderhoud kon voorzien, heeft hij zich op 12 september 2012 bij verweerder gemeld en een uitkering op grond van de WWB aangevraagd. Op 19 oktober 2012 is met verzoeker een intakegesprek gevoerd.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat er op grond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, onder onderdeel 1, van de WWB geen recht op bijstand zou bestaan. Verzoeker kan namelijk aanspraak maken op studiefinanciering, welke voorziening als passend en toereikend wordt aangemerkt, zo vindt verweerder.
4. Verzoeker is het hier niet mee eens. Volgens hem doet de door verweerder gehanteerde uitsluitingsgrond zich niet voor. Verzoeker is bereid weer een opleiding te gaan volgen, maar kan pas in september 2013 hiermee starten. Er wordt hem dan ook ten onrechte tegengeworpen dat hij aanspraak zou kunnen maken op studiefinanciering. Voorlopig beschikt hij niet over middelen voor de algemene kosten van bestaan en dus, zo vindt verzoeker, heeft hij recht op een bijstanduitkering.
5. De rechter is allereerst van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek. Voldoende staat vast dat verzoeker een huurachterstand heeft, dat ook andere schulden oplopen en dat hij niet langer over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
6. Kern van het geschil is of verzoeker (gelet op artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, onder 1, van de WWB) geen recht heeft op bijstand, omdat hij onderwijs kan volgen en daardoor recht heeft op studiefinanciering.
7. Ingevolge genoemd artikel, zoals dit luidt per 1 juli 2012, heeft geen recht op algemene bijstand degene die jonger is dan 27 jaar en uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen en in verband daarmee aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000. Gelet op deze bepaling zal de jongere bij een aanvraag om bijstand moet aantonen geen betaald werk te kunnen krijgen en geen via studiefinanciering bekostigde opleiding te kunnen volgen. Als dat het geval is, mag het college slechts bijstand toekennen onder het gelijktijdig opleggen van een plan van aanpak met de jongere bindende afspraken.
8. Uit de stukken en wat is besproken ter zitting is de rechter gebleken dat verzoeker in 2009 voor het laatst een opleiding volgde. Toen hij in maart 2012 zijn baan kwijt raakte en het hem, ondanks verschillende sollicitaties, niet lukte ander werk te vinden, kwam in september 2012 het idee eventueel opnieuw een opleiding te gaan volgen. Tijdens het intakegesprek in oktober 2012 heeft verweerder het starten van een opleiding bij Gilde Opleidingen te Roermond met verzoeker besproken. Afgesproken is toen dat verzoeker zou proberen zich nog voor een opleiding aan te melden. Vervolgens bleek echter, zo heeft verzoeker ter zitting nogmaals uitgelegd, dat het niet mogelijk was op dat moment nog met een opleiding te starten. Pas in september 2013, bij aanvang van het nieuwe schooljaar, kon hij met een opleiding beginnen. De rechter acht deze uitleg plausibel. In beginsel zal het zo zijn dat men zich in het voorjaar kan inschrijven en dat die opleiding dan start na de zomervakantie. De website van Gilde Opleidingen bevestigt dit beeld. Toen tijdens het intakegesprek aan verzoeker duidelijk werd gemaakt dat van hem werd verwacht dat hij een opleiding zou gaan volgen (op 19 oktober 2012), was het schooljaar al begonnen en het ligt niet voor de hand dat verzoeker op dat moment nog kon instromen. Voorts is de rechter van oordeel dat nergens uit blijkt dat verzoeker enig verwijt te maken valt dat hij pas toen het schooljaar al was gestart in overweging heeft genomen weer met een opleiding te beginnen. Gelet op de gang van zaken zoals hiervoor geschetst, is dit alleszins voorstelbaar.
9. De rechter is kortom van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verzoeker eerder dan het schooljaar 2013/2014 een opleiding kan volgen waarmee hij studiefinanciering zou kunnen krijgen. De uitsluitingsgrond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, onder 1, van de WWB is dus niet aan de orde. De verwachting is dat het bestreden besluit in bezwaar niet in stand blijft. De rechter ziet hierin aanleiding om, na afweging van de betrokken belangen, het verzoek toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen tot een beslissing op bezwaar aan verzoeker bekend is gemaakt. Bij wijze van voorlopige voorziening zal worden bepaald dat verweerder bij wijze van voorschot een bijstandsuitkering aan verzoeker toekent met ingang van de datum van het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening (19 december 2012) tot de datum waarop verweerder een beslissing op bezwaar aan verzoeker bekend maakt.
10. Nu het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen, dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:82, vierde lid, van de Awb aan verzoeker het voor het verzoek betaalde griffierecht te vergoeden (€ 42,-).
11. De rechter ziet voorts aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:84, vierde lid, van de Awb, gelezen in samenhang met 8:75, eerste lid, van deze wet, te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, zoals dat geldt per 1 januari 2013, vastgesteld op € 944,- wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en wegingsfactor 1). Gelet op de verstrekte toevoeging en de datum van het bestreden besluit moet dit bedrag worden betaald aan de griffier van de rechtbank. Van overige kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is de rechter niet gebleken.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verweerder bij wijze van voorschot een bijstandsuitkering aan verzoeker toekent met ingang van 19 december 2012 totdat verweerder een beslissing op het bezwaar aan verzoeker bekend heeft gemaakt;
- veroordeelt verweerder in de kosten van onderhavige procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op € 944,-- (wegens kosten van rechtsbijstand), te betalen aan de griffier;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van € 42,-- volledig vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Nollen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.A.M. Bocken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2013.
w.g. mr. W.A.M. Bocken,
griffier
w.g. mr. C.M. Nollen,
voorzieningenrechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 1 februari 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.