Zittingsplaats Maastricht
parketnummer: 03/700440-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 februari 2013
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsvrouwe is mr. A. Carli, advocaat te Roermond.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 februari 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd de [naam bedrijf] te Geleen te overvallen door een aantal medewerkers ([slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) te bedreigen met geweld met gebruikmaking van een vuurwapen, althans met een daarop gelijkend voorwerp dan wel [slachtoffer 1]en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en geeft ter onderbouwing van haar requisitoir een opsomming van de bewijsmiddelen, die - in onderlinge samenhang beschouwd - leiden tot de conclusie dat verdachte de dader is geweest.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft in haar betoog uiteengezet waarom de verdachte volgens de verdediging niet degene is die de overval heeft gepleegd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het bewijs
Aangeefster [naam] heeft verklaard dat op 3 november 2011 te 8:00 uur bij de [naam bedrijf] op de [adres] te Geleen een gewapende overval heeft plaatsgevonden. De medewerkers [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3]) waren in het restaurant aanwezig. Aangeefster was zelf niet aanwezig maar heeft begrepen dat de dader om geld heeft gevraagd onder bedreiging van een vuurwapen.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen kregen de verbalisanten [D] en [T]een melding van de overval op de [naam bedrijf] d.d. 3 november 2011 omstreeks 8.08 uur.
Aangeefster [slachtoffer 1], medewerker van de [naam bedrijf] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op donderdag 3 november 2011 moest werken. Het filiaal ging om 9.00 uur open. Voor deze tijd voerde zij al voorbereidingswerkzaamheden uit. Tussen 7.45 uur en 7.50 uur is aangeefster met de manager in opleiding [slachtoffer 3] de [naam bedrijf] binnengegaan. Tussen 7.50 uur en 7.55 uur kwam [slachtoffer 2] binnen.
Omstreeks 8:00 uur draaide aangeefster zich om en zag uit het niets dat een man in de keuken stond met een bivakmuts op. Zij zag dat de man een klein pistool in zijn hand vasthield. Zij zag dat de man de loop van het pistool op [slachtoffer 2] richtte. Zij hoorde dat hij riep: "ga liggen". Aangeefster zag dat de man zich plots richtte op haar, zij zag dat de man zijn pistool op haar hoofd richtte, op een afstand van ongeveer een meter. Zij hoorde dat de man riep: "ga liggen, ga liggen". Aangeefster is op een knie gaan zitten en zag [slachtoffer 2] wegrennen in richting van de toegangsdeur. De man met de bivakmuts rende direct achter [slachtoffer 2] aan.
Aangever [slachtoffer 2], medewerker van de [naam bedrijf] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op donderdag 3 november 2011 omstreeks 8.00 uur begonnen is met zijn dienst. Hij vroeg aan de manager de sleutel voor de achterdeur. Aangever had enkele spullen nodig die zich op de binnenplaats bevonden. Aangever opende de afgesloten deur en werd gelijk geconfronteerd met de persoon die de [naam bedrijf] kwam overvallen en hem bedreigde met een pistool. De dader trok met kracht de deur open en richtte gelijk het pistool op zijn voorhoofd. Daarna hoorde ik hij hem luid zeggen: "liggen". Aangever is achteruit gelopen door de gang in de [naam bedrijf]. In de keuken is aangever gaan rennen en heeft nog hard "overval" geroepen. Aangever is via de deur van de zij-ingang naar buiten gerend.
De getuige [slachtoffer 3] (manager in opleiding) bevestigt het verhaal van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zoverre dat de getuige opeens een man enkele keren hoorde schreeuwen: "ga liggen, ga liggen". Ook hoorde zij [slachtoffer 1] in paniek schreeuwen. Zij zag [slachtoffer 2] naar buiten rennen. Vlak hierna zag ze een onbekende man naar buiten rennen. De man hield een zwart pistool naast zijn hoofd.
De getuige [getuige 1] verklaart dat hij aan de achterzijde van het pand van de [naam bedrijf] een man zag wegrennen in de richting van het industrieterrein. Volgens de getuige had de man een smal Aziatisch gezicht. De man was iets getint en hij was donker gekleed. De broek was zwart en zijn jasje was eveneens zwart. Hij had een donkere rugzak op zijn rug. Hij had een zwarte pet met oorkleppen die omlaag hingen. Hij was 20-25 jaar oud en had een smal postuur. De man was ongeveer 180 (cm) groot.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 3 november 2011 omstreeks 08.05 uur op de fiets over het parkeerterrein van de [naam bedrijf] aan de [adres] reed. Vervolgens heeft hij zijn weg vervolgd over het industrieterrein. Op het moment dat de hij over die weg reed zag hij een jongen hard lopen in dezelfde richting als waarin hij reed. De getuige zag dat die jongen een zwart trainingsjack aan had met twee of drie witte strepen op de mouwen aan beide kanten en hij zag dat hij een zwarte rugzak op zijn rug droeg. Verder zag hij dat de persoon een pet/muts droeg, zwart van kleur en met kleppen voor over de oren, die los hingen. De persoon kon hij verder omschrijven als getint. De persoon had een vrij smal gelaat en een slank postuur. De leeftijd werd geschat tussen de 20-25 jaar. De lengte werd geschat op 1.75 m.
De getuige [getuige 3] bevestigt de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] voor wat betreft het rennen en het signalement.Hij zag een jongen rennen met een lengte van ongeveer 1,70 mtr. De jongen droeg een zwarte muts met oorflappen en een zwarte rugzak. De persoon was donker gekleed.
Verbalisant [G] heeft op 3 november 2011 de beelden van de bewakingscamera’s van het perceel [naam bedrijf] uitgekeken. Verbalisant geeft een beschrijving van de dader. De dader droeg een donkerkleurige muts met oorkleppen en zonneklep, een donkerkleurige broek en donkerkleurige jas met drie witte strepen op de rechter en linker schouder tot nagenoeg op de elleboog. De dader droeg een beige masker met twee ooggaten. Het masker leek op een beige dunne sjaal met 2 ooggaten. De dader droeg een pistool in zijn linker hand.
Verbalisant [H] heeft op 7 november 2011 de beelden van de bewakingcamera’s die geplaatst zijn op het bedrijventerrein [K] uitgekeken. De verbalisant zag om 6:42 uur een persoon lopen, waarvan later bleek dat dit de dader was. Om 6:45 uur loopt de persoon richting de [naam bedrijf] en richting de oprit van de [naam bedrijf]. Vervolgens raakt hij uit beeld. Om 8:02 uur rent de persoon van het terrein van [naam bedrijf] af en een medewerkster van [naam bedrijf], herkenbaar aan de bedrijfskleding, rent er een stukje achteraan. De verbalisant ziet verdachte langsrennen om 8.04 uur in richting van de Vouersweg. De verbalisant geeft een signalement van de man, op details gelijkend aan de bevindingen van verbalisant [G].
De verdachte [naam verdachte] heeft tegenover de politie ongevraagd verklaard dat hij nog nooit een pistool heeft vastgehad.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij een Adidas-jasje met drie witte strepen heeft zoals de dader op de camerabeelden van [naam bedrijf].
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2012 met betrekking tot het bepalen van de lengte van de dader, is deze 1.78 m.
Verdachte [naam verdachte] heeft in de raadkamer d.d. 31 mei 2012 verklaard dat hij 1,78 m is.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek blijkt dat een speurhondengeleider met diens speurhond onderzoek heeft gedaan op de vluchtweg. De speurhond gaat liggen bij een beige sjaal, in het gras (komend uit de richting van de uitrit van het restaurant). In de sjaal zijn twee gaten geknipt. Hieraan werd het sporenidentificatienummer AACY5689NL toegekend. Uit de beeldregistratie bleek dat de dader een beige sjaal voor zijn gelaat droeg, waarbij hij door beide gaten keek. Verder is op de binnenplaats van de [naam bedrijf]een andere sjaal (een gestreepte) aangetroffen. Hieraan werd het sporenidentificatienummer AACY4995NL toegekend.
Op 7 november 2011 werd een aanvraag NFI gedaan betreffende de beige sjaal waaraan het SIN nummer AACY5689NL werd toegekend.
Uit het rapport van het NFI d.d. 5 januari 2012 blijken de volgende analyseresultaten met betrekking tot de beige sjaal met gaten:
De eerste drie nummers zijn afgesplitst van 5689NL.
- AADN0483NL#01: zijde A van een sjaal: DNA afkomstig van een onbekende man A*
- AADN0484NL#01: zijde B van een sjaal: DNA afkomstig van onbekende man A (hoofdprofiel*) en minimaal een onbekende persoon. Het nevenprofiel is eenmalig vergeleken met de profielen in databank. Dit leverde een match op met [persoon 1].
- AADN0485NL#01: uiteinden van een sjaal: DNA afkomstig van onbekende man A (hoofdprofiel*) en minimaal twee andere personen
*De kans dat een willekeurig gekozen persoon matcht met dit (afgeleide) DNA (hoofdprofiel) is kleiner dat één op één miljard.
Uit het rapport van het NFI d.d. 22 maart 2012 blijken de volgende analyseresultaten met betrekking tot de gestreepte sjaal 4995NL. Ten behoeve van het ondezoek is de sjaal opgedeeld in acht kwadranten 1 t/m 4 en 5 t/m 8.
Op al die kwadranten zat DNA materiaal aangetroffen van een man, dat matcht met profiel van [naam verdachte] RAAS3017NL. Kans dat een wilekeurig gekozen persoon matcht met dit (afgeleide) DNA (hoofdprofiel) is kleiner dat één op één miljard.
Naar aanleiding van de match tussen het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AADN083NL#01 (gekoppeld aan onbekende man A) in het deskundigenrapport van 5 januari 2012 en het DNA- profiel van [naam verdachte] is het DNA- profiel van het celmateriaal AADN0483NL#01 op 19 maart 2012 uit de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken verwijderd.
Verdachte [naam verdachte] heeft verklaard dat hij een sjaal, grijsachtig van kleur, van [persoon 1] heeft gehad, die hij vervolgens heeft weggegooid en dat de sjaal die de dader voor zijn gezicht heeft gehad heel misschien de sjaal is waarover hij het heeft gehad. Ter zitting verklaart verdachte dat hij wel eens een beige sjaal van [persoon 1] heeft geleend.
Verdachte [naam verdachte] heeft verder verklaard dat hij een meerkleurige sjaal zoals op de binnenplaats van de [naam bedrijf] is aangetroffen heeft gehad van een meisje en dat hij die zo’n half jaar heeft. Hij weet niet of hij die aan het meisje heeft teruggegeven, maar dat hij die sjaal thuis niet meer heeft gezien.
Blijkens het proces-verbaal aanmerken verdachte d.d. 12 januari 2012 blijkt dat vanaf 1 januari 2011 de openingstijden van [naam bedrijf] zijn veranderd van 8.00 uur naar 9.00 uur. Het personeel begon voorheen vanaf 7.00 uur, thans vanaf 8.00 uur. Daaruit vloeide het vermoeden voort dat de dader een oud-medewerker zou zijn, die wetenschap zou hebben dat de deur om 7.00 uur geopend zou worden. Op de personeelslijst van oud-medewerkers betreffende de periode 2010- 2011 stonden, onder andere, [persoon 1] en [naam verdachte] (verdachte) vermeld. Verdachte [naam verdachte] heeft op 2 februari 2012 tijdens een politieverhoor verklaard dat het personeel, in de periode toen hij bij de [naam bedrijf] werkzaam was, om 7.00 uur begon met werken.
[persoon 1] heeft op 27 januari 2012 tegenover de officier van justitie mr. Oelmeijer-Naus verklaard, dat een vriend van hem, [naam verdachte] (verdachte) de overval heeft gepleegd. Voordat [naam verdachte] de overval pleegde vertelde hij aan hem dat hij dat zou gaan doen. [naam verdachte] heeft hem ook verteld dat hij de overval daadwerkelijk heeft gepleegd. Hij heeft [persoon 1] verteld dat het mislukt was en dat hij geen buit had. [naam verdachte] heeft, zo verklaart hij ongeveer 2 jaar bij [naam bedrijf] gewerkt. De sjaal die gebruikt is, was van hem, [persoon 1] en hij had die aan [naam verdachte] gegeven.
[persoon 1] verklaart op 7 februari 2012 tijdens een politieverhoor dat verdachte [naam verdachte] op de dag van de overval omstreeks 12:00 uur tot 13:00 uur bij hem thuis is geweest. Verdachte had hem eerst gebeld op zijn nummer [06-xxxxxxx]. Hij vroeg hem of hij naar het paadje wilde komen. Hij trof verdachte in dit paadje aan. Hij leek geschrokken en hij was aan het hijgen. Hij was te voet hier. Dit was het moment waarop [naam verdachte] hem vertelde dat hij de overval had gepleegd en dat deze mislukt was. [persoon 1] zag dat [naam verdachte] een zwarte Reebok tas bij zich had. Hij hoorde dat [naam verdachte] zei dat in deze tas de kleding zat die hij tijdens de overval aan had gehad. [persoon 1] hoorde dat hij zei dat hier schoenen en een vest in zaten. [persoon 1] zag dat [naam verdachte] deze tas in de hoek van de achtertuin van [persoon 1]’s buren neerlegde. De tas betrof een rugzak volgens een latere verklaring van [persoon 1].
[persoon 1] verklaart dat hij de sjaal met kijkgaten voor de lol heeft omgehad bij [naam verdachte] thuis, vóór de overval. [naam verdachte] vertelde aan [persoon 1] dat hij die sjaal wilde gebruiken voor de overval. [persoon 1] heeft verklaard in deze verklaring dat hij die sjaal niet aan [naam verdachte] heeft gegeven, maar dat de sjaal reeds van [naam verdachte] was.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2012 met betrekking tot het telefoonverkeer tussen de gsm van [persoon 1] en de gsm van [naam verdachte] op 3 november 2011, gezien in relatie tot het overzicht van de historische verkeersgegevens, heeft de gsm van [naam verdachte] om 8:13 uur (start en eindpaal 38021) en om 8:22 uur (startpaal 1083 en eindpaal 38021) met de gsm van de [persoon 1] gebeld. De gsm verplaatste zich vanuit de richting van het bedrijventerrein alwaar de [naam bedrijf] zich bevindt, in de richting van de woning van [persoon 1].
Bij het toestel van [persoon 1] wordt zowel als startpaal als als eindpaal het nummer 1083 genoemd. Blijkens de kaart Mastgegevens valt de [naam bedrijf] onder de mast 38021U en valt het aangrenzende gebied onder de mast 1083. De woning van [persoon 1] ligt in dit aangrenzende gebied.
[persoon 1] belt op 10 februari 2012 na zijn vrijlating uit detentie met een onbekende man. Het gesprek had de volgende inhoud:
E: waar is die kanker Turk?
N: ik weet niet man hoezo.
E: door hem zat ik vast door hem.
N: wat is er dan precies gebeurd?
E: ja van die shit die hij heeft gedaan man je weet toch
N: ja ik weet eigenlijk niet
E: hij had die sjaal of niet
N: ik weet echt niet
E: hij had die sjaal weggegooid en hebben ze mijn DNA op de sjaal gevonden. Was ik helemaal genaaid. Ik was fuckt up. Ik had hem bezweikt, je weet toch en ik weet niet wat ik ga doen.
Verdachte [naam verdachte] belt op 10 februari 2012 met [persoon 2] over het vrijkomen van [persoon 1] ([persoon 1]) en het wegpakken van spullen. .
Het gesprek had de volgende inhoud:
NN: Heb je tegen [persoon 3] gezegd dat [persoon 1] vrijkomt.
T: Nee
…
NN: Je weet die spullen toch
T: Ja
NN: Je kunt die beter daar weg pakken man
T: Ja, zorg dat niemand eraan komt
NN: Ik weet het niet jongen. Die jongen wil jou bezeiken.
…
NN: in ieder geval als je bij [persoon 4] bent. Hij weet waar die liggen. Dan moet je die even ergens anders
…..
T: Je moet [persoon 3] niks van die spullen zeggen. Zeg maar die zijn daar niet meer of iets.
NN: Hij maakt mij gek. Hij wil die vandaag gaan halen…
T: Zeg die liggen daar niet meer of zo.
NN: Haal die gewoon daar weg. Dan ben ik met hem daar en kijk en het zit daar niet meer.
T: Is goed, is goed. Dank je wel. ….
Verdachte heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat deze tap gaat over iets dat geheim, maar legaal is. Waarover het gaat wil verdachte niet verklaren omdat het niets met de zaak van doen heeft.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Uit de verklaringen van de getuigen en camerabeelden is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de overval is gepleegd door één dader. [persoon 1] heeft verklaard dat verdachte [naam verdachte] de overval heeft gepleegd. Op de sjaals die op de binnenplaats van de [naam bedrijf] en op de vluchtweg van de dader zijn aangetroffen, is prominent DNA van verdachte aanwezig.
Nu er voldoende wettig bewijs is, staat de rechtbank voor de vraag of dat bewijs ook overtuigend is. Ten aanzien daarvan overweegt de rechtbank als volgt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de voor verdachte belastende verklaring van [persoon 1] onbetrouwbaar is. De rechtbank deelt dit standpunt niet en is van oordeel dat de verklaring van [persoon 1] betrouwbaar is, nu zijn verklaring ondersteuning vindt in ander objectief bewijsmateriaal, te weten de mast- en telefoongegevens van het telefoongesprek tussen verdachte en [persoon 1] net na de overval en het tapgesprek tussen [persoon 1] en een onbekende man over het door verdachte weggooien van een sjaal. Ook het prominent aantreffen van het DNA van verdachte [naam verdachte] op de aangetroffen sjaals ondersteunt de verklaring van [persoon 1].
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte [naam verdachte] stellig ontkent de overval te hebben gepleegd. De rechtbank acht die enkele ontkenning onvoldoende en niet overtuigend en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven hoe het kan dat er twee sjaals na de overval zijn aangetroffen, waarop zijn DNA prominent aanwezig is. Het prominent aantreffen van verdachtes DNA op die sjaals schreeuwt om een verklaring. Voor zover verdachte over sjaals heeft verklaard is hij niet helder en stelt hij zijn verklaring steeds bij.
Ook over andere zaken verklaart verdachte wisselend of stelt hij zijn verklaring bij, zonder dat daarvoor een plausibele reden duidelijk is geworden. Zo verklaart verdachte (voor het eerst) ter zitting dat hij een Adidas-jasje als dat van de dader heeft, terwijl hij bij de politie nog heeft ontkend een dergelijk jasje te hebben.
Verder overweegt de rechtbank dat verdachte ongevraagd verklaart over een pistool, wat op daderkennis zou kunnen duiden. Hiermee geconfronteerd zegt verdachte bij de politie dat hij bij een overval aan een pistool denkt. Ter zitting zegt hij daarentegen dat hij op het filmpje van de overval gezien heeft dat een pistool is gebruikt en dat hij daarom over een pistool heeft verklaard.
Tenslotte overweegt de rechtbank dat verdachte geen opheldering geeft over voor hem belastende feiten, waar hij dat gemakkelijk zou kunnen doen. Zo geeft verdachte ter zitting aan dat het tapgesprek tussen hem en [persoon 2], over het wegmaken van spullen, gaat over legale maar geheime zaken, die niets met de overval van doen hebben, maar wil hij niet verklaren waar het over gaat.
Conclusie
De rechtbank is gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen en gezien de vorenstaande bewijsoverwegingen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden, dat verdachte het ten laste gelegde feit als hierna omschreven heeft gepleegd.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 3 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2], in het filiaal van [naam bedrijf] gelegen aan de [adres] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan [naam bedrijf], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd filiaal van [naam bedrijf] is binnengedrongen terwijl hij, verdachte, gemaskerd was en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, vasthield en dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en daarbij heeft geroepen: "Liggen, liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
op 3 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [naam bedrijf] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1]en [slachtoffer 2] te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd filiaal van [naam bedrijf] is binnengedrongen terwijl hij, verdachte, gemaskerd was en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, vasthield en dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en daarbij heeft geroepen: "Liggen, liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
primair
poging tot afpersing
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar en 6 maanden met aftrek van het voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dat verband wordt vooropgesteld dat de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, voor een voltooide “overval op een winkel met licht geweld dan wel bedreiging met geweld” als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren aangeven.
In het onderhavige geval heeft de verdachte gepoogd de [naam bedrijf] te Geleen te overvallen. Hij droeg een sjaal met kijkgaten voor zijn gezicht en een muts met oorkleppen en was derhalve vermomd. Verdachte heeft twee van aanwezige medewerkers bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Daarnaast heeft hij de medewerkers gesommeerd op de grond te gaan liggen. Omstandigheden derhalve, die voor de medewerkers van [naam bedrijf] zeer bedreigend zijn geweest en voor de rechtbank derhalve reden tot een in beginsel hogere straf dan het hiervoor genoemde uitgangspunt.
De schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1]maakt treffend duidelijk welke impact het gebeuren op haar heeft gehad. Zij kampt met een posttraumatische stressstoornis en ondervindt derhalve nog altijd de gevolgen van de overval. Ook bij het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft het gebeuren een grote impact gehad, als blijkt uit zijn slachtofferverklaring. De verdachte heeft de slachtoffers in doodsangst gebracht. Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers.
Dit soort misdrijven roept niet alleen bij de slachtoffers, maar ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op. Juist dergelijke vormen van criminaliteit voeden het beeld van een steeds crimineler wordende samenleving. Het voorgaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op het vorenstaande is het evident dat een bestraffing in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat het is gebleven bij een poging, wat er toe leidt dat een lagere straf wordt opgelegd dan bij een voltooide overval onder dezelfde omstandigheden.
Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op de eerdergenoemde oriëntatiepunten acht de rechtbank alles overwegende een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank zal de verdachte daartoe dan ook veroordelen met aftrek van het voorarrest.
6 De benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1]vordert een schadevergoeding van € 2.125,54, waarvan € 375,54 ter zake van materiële schade en € 1750,- ter zake van immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering geheel toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouwe heeft verzocht de vordering af te wijzen nu zij vrijspraak heeft bepleit. De raadsvrouwe heeft ten aanzien van de vordering geen inhoudelijk standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat alle schade die [slachtoffer 1] heeft gevorderd kan worden toegewezen. De schade die zij vordert is in redelijkheid te beschouwen als een gevolg van hetgeen haar is overkomen. De rechtbank is van oordeel dat de schade voldoende aannemelijk is gemaakt en bovendien goed onderbouwd met schriftelijke bescheiden. De rechtbank zal derhalve aan materiële schade toewijzen een bedrag van € 375, 54.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde overval. Verdachte heeft haar immers bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het slachtoffer heeft op voldoende wijze aannemelijk gemaakt dat zij psychische schade heeft geleden als gevolg van hetgeen haar is overkomen. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering ad € 1.750,- dan ook geheel toewijzen.
Samenvattend wijst de rechtbank de gehele vordering, bestaande uit € 375,54 materiële schade en € 1.750,- immateriële schade, toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2011 tot aan de dag van volledige voldoening. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.400,- ter zake van immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering geheel toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouwe heeft verzocht de vordering af te wijzen nu zij vrijspraak heeft bepleit. De raadsvrouwe heeft ten aanzien van de vordering geen inhoudelijk standpunt ingenomen.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde overval. Verdachte heeft hem immers bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het slachtoffer heeft op voldoende wijze aannemelijk gemaakt dat hij psychische schade heeft geleden als gevolg van hetgeen hem is overkomen. De rechtbank zal de vordering ad € 1.400,- dan ook geheel toewijzen .
Samenvattend wijst de rechtbank de gehele vordering, bestaande uit € 1.400,- immateriële schade, toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2011 tot aan de dag van volledige voldoening. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[naam bedrijf]
De rechtbank stelt ten slotte vast dat de [naam bedrijf] een vordering als benadeelde partij heeft ingediend. De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat niet blijkt dat [S], die het formulier heeft ingevuld, gemachtigd is door [naam bedrijf] om een vordering namens de rechtspersoon in te dienen.
De rechtbank zal verklaren dat de benadeelde partij de vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, (56), 312 (of) (317) van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1]van € 2.125,54, waarvan € 375,54 ter zake van materiële schade en € 1750,- ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1]in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 1.400,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft:
[slachtoffer 1]: € 2.125,54 subsidiair 31 dagen hechtenis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2011;
[slachtoffer 2] € 1.400,- subsidiair 24 dagen hechtenis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2011;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam bedrijf] niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam bedrijf] voornoemd in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en mr. C.M.J. van den Acker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 februari 2013.
Buiten staat
Mr. V.P. van Deventer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - primair ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2], in elk geval een of meerdere werknemers in het filiaal van [naam bedrijf] gelegen aan de [adres] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] en/of [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemd filiaal van [naam bedrijf] is binnengedrongen/binnengegaan terwijl hij, verdachte, gemaskerd was en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, vasthield en/of vervolgens dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht/getoond, althans in de richting naar/aan/van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of daarbij heeft geroepen/gezegd: "Liggen, liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 3 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] en/of [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemd filiaal van [naam bedrijf] is binnengedrongen/binnengegaan terwijl hij, verdachte, gemaskerd was en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, vasthield en/of vervolgens dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht/getoond, althans in de richting naar/aan/van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gehouden
en/of daarbij heeft geroepen/gezegd "Liggen, liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 3 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, terwijl hij, verdachte, gemaskerd was, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht/getoond, althans in de richting gehouden, naar/aan/van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (daarbij) deze
dreigend de woorden toegevoegd: "Liggen, liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.