ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ1480
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering Intrum Justitia Nederland B.V. tegen gedaagde partij inzake telefonieovereenkomst met Vodafone
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde partij. Intrum vorderde betaling van een bedrag van € 1.163,57, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van een vordering die zij zou hebben gekocht van de telefoonprovider Vodafone. De gedaagde partij heeft echter betwist dat er een geldige vordering bestaat, en heeft aangevoerd dat hij maandenlang heeft betaald voor diensten die hij niet heeft afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Intrum niet voldoende heeft aangetoond dat zij een recht op naam heeft verkregen door middel van cessie van de vordering van Vodafone. De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van een ondubbelzinnige stelling omtrent de levering van de vordering door Vodafone aan Intrum het ondenkbaar maakt dat Intrum een eigen vorderingsrecht kan geldend maken. Bovendien heeft Intrum nagelaten om de door de gedaagde partij betwiste oorspronkelijke vordering van Vodafone inhoudelijk te onderbouwen. De rechtbank heeft de vordering van Intrum afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn vastgesteld op € 25,00. Het vonnis is uitvoerbaar verklaard bij voorraad.