ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ1476
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling op basis van bestuursrechtelijk heffingsbesluit door de Autoriteit Financiële Markten
In deze zaak heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in financiële problemen verkeert. De vordering betreft een onherroepelijk bestuursrechtelijk heffingsbesluit, waarbij de AFM betaling eist van een factuur van € 1.225,00 voor financieel toezicht gedurende het jaar 2010. De gedaagde heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waardoor het formele rechtskracht heeft verkregen. De AFM vordert daarnaast wettelijke rente en vergoeding van proceskosten, die zij op € 178,50 heeft vastgesteld.
De gedaagde partij heeft in zijn verweer aangegeven dat hij bereid is te betalen, maar dat hij door zijn financiële situatie niet in staat is om het bedrag in één keer te voldoen. Hij betoogt dat de AFM zonder redelijke noodzaak de weg van gerechtelijke invordering heeft gekozen, terwijl hij openstaat voor een betalingsregeling. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de AFM niet verplicht is om met betaling in gedeelten genoegen te nemen, maar dat er wel een verplichting bestaat om zich te gedragen naar de regels van redelijkheid en billijkheid.
De rechter oordeelt dat de AFM rekening had moeten houden met de penibele financiële situatie van de gedaagde en dat zij het maximale had moeten beproeven om extra kosten te vermijden. De kantonrechter heeft uiteindelijk de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 1.225,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van ingebrekestelling, maar heeft de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.