Zittingsplaats Maastricht
parketnummer: 03/700678-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 februari 2013
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman: mr. J.P.H. Timmermans, advocaat kantoorhoudende te Beek.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 januari 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, er op neer dat verdachte:
Primair: seksueel is binnengedrongen bij een verstandelijke beperkte vrouw, die als gevolg van haar stoornis niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden;
Subsidiair: ontucht heeft gepleegd met een cliënt, die zich aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd;
Meer subsidiair: ontucht heeft gepleegd met een verstandelijk beperkte vrouw, die als gevolg van haar stoornis niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard. Verdachte heeft de grenzen van het ontoelaatbare overschreden door van het masseren van zijn verstandelijk beperkte cliënt, genaamd [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer]), over te gaan tot seksuele handelingen.
[naam slachtoffer] was door een gebrekkige ontwikkeling niet in staat haar wil te bepalen, noch kon zij weerstand bieden aan de seksuele handelingen van verdachte. De officier van justitie heeft hierbij mede het rapport van Stichting MEE in aanmerking genomen, waarin wordt vermeld dat [naam slachtoffer] een IQ heeft van 56, en het feit dat zij volgens haar vader en zus tijd nodig heeft om dingen te laten bezinken, kinderlijke antwoorden geeft, moeite heeft met rekenen en omgaan met geld, en zelfstandig wonen voor haar niet haalbaar is. Verdachte wist dit ook. Gelet op het leeftijdsverschil en het feit dat verdachte in een verzorger-/cliëntrelatie tot [naam slachtoffer] stond was geen sprake van een evenwichtige relatie tussen beiden.
De officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het al dan niet naakte lichaam van [naam slachtoffer] heeft betast, over haar borsten heeft gestreeld en tussen haar benen en over haar vagina heeft gestreeld. [naam slachtoffer] heeft hierover verklaard en verdachte heeft deze handelingen bekend. Hoewel verdachte ook heeft bekend de tepels van [naam slachtoffer] in zijn mond te hebben genomen, dient op dit punt van de tenlastelegging vrijspraak te volgen, nu dit voorval in Spanje heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft ontkend dat hij door [naam slachtoffer] zijn penis heeft laten betasten, met haar heeft getongzoend en zijn vingers in haar vagina heeft gebracht. De officier van justitie acht echter ook deze seksuele handelingen bewezen, nu [naam slachtoffer] hierover een geloofwaardige verklaring heeft afgelegd in de verhoorstudio, die overeenkomt met hetgeen zij aan haar vader en zus heeft verteld.
Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de feitelijke handelingen onder het subsidiair tenlastegelegde bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van het door verdachte in zijn mond nemen van de tepels van [naam slachtoffer].
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair tenlastegelegde seksueel binnendringen dient te worden vrijgesproken, nu alleen [naam slachtoffer] hierover heeft verklaard. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken kan een feit niet worden aangenomen alleen op grond van dat wat het slachtoffer verklaart, maar moet deze verklaring voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Tegenover de belastende verklaring van [naam slachtoffer] staat de ontkennende verklaring van verdachte. De verklaringen afgelegd door de vader en de zus van [naam slachtoffer] zijn een afgeleide van de verklaring van [naam slachtoffer].
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat ook de overtuiging dat verdachte seksueel het lichaam van [naam slachtoffer] is binnengedrongen ontbreekt. De raadsman wijst daartoe op de houding van verdachte, die vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven, maar daar niet over verklaart. Voorts betwist de raadsman de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam slachtoffer]. Uit de camerabeelden van het studioverhoor blijkt dat zij ten aanzien van een aantal dingen veel minder stellig is en wat zij verklaart niet steeds overtuigt, terwijl daarvan in het proces-verbaal van bevindingen niets is weergegeven. Sommige antwoorden worden gegeven na lange stiltes, en dan ook nog aarzelend. Daarnaast is van belang dat het studioverhoor heeft plaatsgevonden nadat er binnen het gezin van het slachtoffer reeds over de gebeurtenissen is gesproken. Niet uitgesloten kan derhalve worden dat haar bepaalde informatie en/of handelingen zijn aangepraat of meegegeven.
De raadsman heeft daarnaast betoogd dat [naam slachtoffer] weliswaar verstandelijk beperkt is, maar dat zij geen dusdanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis heeft dat zij niet of onvoldoende in staat was haar eigen wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden tegen seksuele handelingen. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 12 februari 2002, NJ 2002, 328.
Getuigen verklaren dat zij een vrij zelfstandige, licht verstandelijk beperkte en spontane vrouw is, die op emotioneel vlak goed functioneert en aanvoelt wat er gebeurde en zich daardoor gevleid voelde. Zij heeft eerder een relatie gehad en daar zelf een eind aan gemaakt, vraagt aandacht van het mannelijk geslacht en vindt dat leuk, en kan als een tijger voor zichzelf opkomen en “nee” zeggen.
Daarnaast dient het opzet van verdachte gericht te zijn geweest op haar geestestoestand met het daaruit voortvloeiende gebrek. Het moet dus gaan om een situatie waarin de verdachte misbruik heeft gemaakt van deze beperking. Dit opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, volgt niet uit het dossier. Verdachte kende [naam slachtoffer] als een zelfstandige vrouw, die goed voor zich zelf kon opkomen en steeds haar eigen grenzen aangaf. Hij heeft herhaaldelijk gevraagd of zij de handelingen van hem prettig vond en toestond. Als zij iets niet wilde, stopte verdachte.
Verdachte dient dan ook om deze redenen te worden vrijgesproken, zowel van het primair als van het meer subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de tenlastegelegde feitelijke handelingen wijst de raadsman erop dat verdachte heeft ontkend dat hij zijn penis door [naam slachtoffer] heeft laten betasten, met haar heeft getongzoend of haar vagina is binnengedrongen met een vinger. De enige bron van informatie over deze feitelijke handelingen is het slachtoffer en dat is onvoldoende voor wettig bewijs. De raadsman herhaalt in dit kader ook het hiervoor reeds beschrevene inzake de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam slachtoffer]. De raadsman concludeert dan ook met betrekking tot voornoemde feitelijke handelingen tot vrijspraak.
Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van het in de mond nemen van de tepels van [naam slachtoffer] aangezien deze handelingen in Spanje hebben plaatsgevonden, terwijl Spanje niet als pleegplaats is opgenomen in de tenlastelegging.
Tenslotte heeft de raadsman erop gewezen dat de tenlastelegging in al haar onderdelen met betrekking tot de periode dient te worden bijgesteld. Verdachte heeft aangegeven dat de strafbare feiten hebben plaatsgevonden tussen 27 april 2011 en 27 juli 2011. Het slachtoffer verklaart anders over deze data. Verdachte kan niet anders aangeven dan dat het slachtoffer mogelijk data verwisselt of zich deze niet goed herinnert. Andere bronnen of ondersteunende bewijsmiddelen voor een andere (langere) periode waarin de verweten handelingen zouden hebben plaatsgevonden bevinden zich niet in het dossier.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
In het onderhavige dossier bevindt zich een Onderzoeksverslag naar de cognitieve capaciteiten van [naam slachtoffer], opgesteld door Stichting MEE Zuid-Limburg, opgemaakt in oktober 2006. Daarin staat beschreven dat zij een totaal IQ heeft van 56 en functioneert op licht verstandelijk gehandicapt niveau. Uit verklaringen ontstaat de indruk dat zij zich nog zeer afhankelijk opstelt van anderen, vooral van haar ouders. Er is sprake van een zwakke ik-ontwikkeling. Ook de vader en de zus van [naam slachtoffer] verklaren dienovereenkomstig.
In de delictsomschrijving van de artikelen 243 en 247 van het Wetboek van Strafrecht gaat het echter niet om een gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens in het algemeen, maar om de vraag of het ‘slachtoffer’ door een gebrekkige ontwikkeling en/of stoornis niet of onvoldoende haar wil omtrent seksuele handelingen ten aanzien van haar persoon kan bepalen. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak niet is komen vast te staan dat [naam slachtoffer] niet of onvoldoende haar wil kon bepalen omtrent seksuele handelingen ten aanzien van haar persoon.
Derhalve dient verdachte van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank door de bewijsmiddelen daarvan niet overtuigd is geraakt.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Verdachte werkte als activiteitenbegeleider van een groep verstandelijk en/of lichamelijk beperkte mensen. Deze groep kwam wekelijks op woensdag bijeen in een activiteitencentrum in Sittard. Het slachtoffer [naam slachtoffer] behoorde tot deze groep en was derhalve als cliënt aan de zorg van verdachte toevertrouwd.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij sinds december 2010 [naam slachtoffer] regelmatig op de woensdagen in het activiteitencentrum in Sittard onder haar kleding masseerde in verband met rugklachten. In eerste instantie gebeurde dat boven haar kleding. Op 27 april 2011 heeft hij daarbij per ongeluk haar borsten, onder haar BH, aangeraakt. [naam slachtoffer] leek dat niet erg te vinden. Vervolgens heeft verdachte nog zeven tot acht keer haar blote borsten gestreeld.
Tijdens een groepsvakantie in Spanje heeft verdachte haar tepels in zijn mond genomen. In juni 2011 heeft verdachte voor het eerst [naam slachtoffer] tussen haar benen en over haar vagina gestreeld; dat gebeurde in de keuken van het activiteitencentrum. Hij is met zijn hand in haar broek gegaan en heeft haar schaamstreek gestreeld en ook haar clitoris, met zijn wijsvinger. Volgens verdachte heeft hij echter nooit zijn vinger in haar vagina gebracht. Tijdens dit strelen is [naam slachtoffer] klaar gekomen. Verdachte heeft haar vagina drie maal gestreeld, een maal in het klaslokaal van het activiteitencentrum in Sittard op 27 juni 2011, een maal in de keuken van dat centrum en een maal in het stoombad van het sportcentrum in Geleen. Op 17 augustus 2011 heeft verdachte [naam slachtoffer] in het activiteitencentrum in Sittard enkel op haar blote rug gemasseerd. Verdachte heeft ontkend dat hij met [naam slachtoffer] heeft getongzoend. Hij heeft wel geprobeerd met zijn tong in haar mond te komen, maar hij botste daarbij tegen haar tanden op.
Verdachte heeft ontkend dat hij de hand(en) van [naam slachtoffer] in zijn broek heeft gebracht. [naam slachtoffer] heeft enkel met haar hand tegen zijn onderlichaam aan gestaan. Dit was aan de buitenkant van zijn broek.
Namens [naam slachtoffer] heeft haar vader, tevens haar mentor en bewindvoerder, aangifte gedaan. [naam slachtoffer] is daarna gehoord in de kindvriendelijke verhoorstudio te Eindhoven. Zij heeft verklaard dat zij vaak gemasseerd werd door verdachte en dat alles in december 2010 was begonnen. Verdachte zou haar borsten hebben aangeraakt en haar tepels hebben gekust met zijn tong. Hij heeft haar vagina gestreeld en is daarbij ook met zijn vinger in haar vagina geweest, zij voelde ronddraaiende bewegingen in haar vagina en zij kwam toen klaar. Ook heeft verdachte haar hand in zijn broek gebracht en heeft zij zijn penis vast gepakt, die dik aanvoelde. Verdachte heeft haar ook gekust waarbij hij met zijn tong over haar tong ging.
De rechtbank concludeert dat de verklaring van [naam slachtoffer] in grote lijnen overeenstemt met de verklaring van verdachte, met uitzondering van het tongzoenen, het betasten van de penis van verdachte en binnendringen in de vagina met zijn vingers. De niet door verdachte betwiste handelingen acht de rechtbank bewezen gelet op de verklaring van het slachtoffer [naam slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting.
Hoewel de rechtbank de verklaring van [naam slachtoffer] niet ongeloofwaardig vindt zal zij verdachte van de feitelijke handelingen, inhoudende het betasten van verdachtes penis en het tongzoenen, vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van [naam slachtoffer] dienaangaande geen steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Ten aanzien van het tongzoenen merkt de rechtbank nog op dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat hij geprobeerd heeft zijn tong in de mond van [naam slachtoffer] te brengen, doch dat dit niet gelukt is doordat [naam slachtoffer] haar tanden op elkaar geklemd hield. De rechtbank overweegt dat naar algemeen spraakgebruik sprake is van een tongzoen, als betrokkenen beiden hun tong gebruiken.
Artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat het bewijs dat verdachte een aan hem ten laste gelegd feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige, bijvoorbeeld het slachtoffer. Deze bepaling is bedoeld om de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige benoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een tweede bewijsmiddel niet altijd voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Als een bewezenverklaring van het ten laste gelegde enkel kan volgen uit de verklaringen van het slachtoffer, dienen nadere bewijsmiddelen aan die verklaringen voldoende steun te geven om tot wettig bewijs te komen. De vraag of aan het door de wet vereiste bewijsminimum is voldaan vergt een beoordeling van het concrete geval.
In de onderhavige strafzaak constateert de rechtbank dat de enige bewijsmiddelen die op betwiste ontuchtige handelingen van verdachte zien – naast de verklaring van [naam slachtoffer] – de verklaringen zijn van aangever [achternaam vader slachtoffer], de vader van [naam slachtoffer], en getuige [naam zus slachtoffer], de zus van [naam slachtoffer]. Hun verklaringen zijn echter gebaseerd op een en dezelfde bron, te weten [naam slachtoffer]. Dat is niet voldoende. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad dienen nadere bewijsmiddelen voldoende steun te geven aan deze verklaringen. In het procesdossier treft de rechtbank dergelijke bewijsmiddelen, die zien op de kern van het ten laste gelegde (het onderhavige betasten van verdachtes penis en het tongzoenen), niet aan. De rechtbank kan in de onderhavige strafzaak niet anders dan concluderen dat de verklaring van [naam slachtoffer] voor wat betreft de beweerdelijk door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen die zien op het betasten van verdachtes penis en op het tongzoenen onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze hem ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Zij zal hem op dit punt vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.
Dit ligt evenwel anders bij het door verdachte binnendringen van de vagina van [naam slachtoffer] met een vinger. Verdachte heeft verklaard dat hij haar clitoris heeft gestreeld en dat hij toen voelde dat haar vagina vochtig was en dat zij toen zei dat ze klaar kwam. De rechtbank overweegt dat de clitoris zich tussen de kleine schaamlippen bevindt en niet direct toegankelijk is. Gelet op plek waar de clitoris zich dus in het vrouwelijk lichaam bevindt, is naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte in de vagina van [naam slachtoffer] is geweest. Op basis van de verklaring van [naam slachtoffer], bezien in samenhang met de verklaring van verdachte ter zake het strelen van haar clitoris, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zijn vinger in de vagina van [naam slachtoffer] heeft gebracht.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de tepels van [naam slachtoffer] in zijn mond heeft genomen, en dat dit tijdens een vakantie in Spanje is gebeurd. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk. Aangezien Spanje echter niet als pleegplaats in de tenlastelegging is opgenomen, wordt verdachte vrijgesproken van deze feitelijke handeling.
Periode
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de verklaring van de verdachte te twijfelen ter zake de periode waarin de bewezen handelingen hebben plaatsgevonden. Verdachte kan namelijk verbanden leggen tussen andere gebeurtenissen en de door hem genoemde data, hetgeen zijn verklaring aannemelijk maakt. Uit de beelden van het studioverhoor van [naam slachtoffer] blijkt dat zij niet met zekerheid verklaart over de data waarop de handelingen hebben plaatsgehad en over de periode waarin deze handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank volgt verdachte in zijn verklaring waar deze neerkomt op het feit dat de bewezen verklaarde handelingen niet hebben plaats gevonden voor 1 april 2011.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
T.a.v. subsidiair:
in het tijdvak van 1 april 2011 tot en met 17 augustus 2011 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer], zulks terwijl hij, verdachte, werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg en die [naam slachtoffer] zich als cliënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat verdachte
- haar (naakte) lichaam heeft betast en
- over haar borsten heeft gestreeld en
- tussen haar benen en over haar vagina heeft gestreeld en
- een vinger in haar vagina heeft gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. subsidiair:
Werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met
iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft in haar eis rekening gehouden met de ernst van het feit en de consequenties voor het slachtoffer, maar ook met het gegeven dat verdachte oprecht berouw heeft getoond en onmiddellijk zelf hulp heeft gezocht.
Zij volgt het reclasseringsadvies niet inzake de inschatting van het recidiverisico. Uit de psychologische rapportage blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat en eenzelfde conclusie wordt getrokken door de behandelend psycholoog van verdachte. Gelet hierop en op het feit dat verdachte gedurende het strafproces aan zichzelf heeft gewerkt, acht zij het opleggen van bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd. Met het oog op de ernst van de feiten heeft de officier van justitie naast deze taakstraf ook een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Het opleggen van een gevangenisstraf zou volgens de raadsman geen recht doen aan de persoon van verdachte en de feiten en omstandigheden waaronder de strafbare gedragingen hebben plaats gevonden. Bij het bepalen van de hoogte van de taakstraf heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de omstandigheden waaronder de feiten zich hebben voorgedaan, het blanco strafblad van verdachte, het lange tijdsverloop van het strafproces en de gevolgen die het feit reeds voor verdachte hebben gehad. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat ten voordele van verdachte zou moeten meewegen dat hij direct en op eigen initiatief hulp heeft gezocht en dat hij een excuusbrief aan het slachtoffer en haar familie heeft geschreven.
Gelet op het als laag ingeschatte recidiverisico is in de visie van de raadsman geen ruimte voor het opleggen van een voorwaardelijke straf.
Aan verdachte dient evenmin een verplichte behandeling of een beroepsverbod te worden opgelegd. Verdachte heeft geen seksuele stoornis en is ook geen zedendelinquent. De gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte de onderliggende motieven van zijn gedrag herkent, erkent en daarvoor verantwoording neemt. Verdachte is reeds op eigen initiatief onder behandeling van een psycholoog. Nu er volgens de gedragsdeskundigen geen herhalingsgevaar bestaat, is het opleggen van een beroepsverbod evenmin passend of geboden.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft ontucht gepleegd met een vrouw die aan zijn hulp en zorg was toevertrouwd. Hij werkte als activiteitenbegeleider van een groep verstandelijk en/of lichamelijk beperkte mensen. Gelet hierop bevond verdachte zich in een overwichtspositie ten opzichte van het slachtoffer. Wat begon als een in zijn ogen geheel onschuldige massage heeft geleid tot grensoverschrijdend gedrag in de vorm van seksuele handelingen.
Hij heeft door zijn handelen het vertrouwen dat een cliënt in haar begeleider mocht hebben beschaamd. Ook heeft hij de lichamelijke en emotionele integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden. Verdachte heeft het vertrouwen dat de leiding van het activiteitencentrum en de ouders van het slachtoffer in hem hadden eveneens beschaamd.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft, zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en onmiddellijk zijn werkzaamheden als activiteitenbegeleider heeft beëindigd. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte vrijwillig aan een behandeling bij een psycholoog is begonnen.
Gelet op het feit dat verdachte inzicht heeft getoond in het schadelijke van zijn handelen en op eigen initiatief reeds onder behandeling is bij een psycholoog, zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in haar eis. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
De rechtbank overweegt dat zij het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke straf niet geboden acht. Uit het psychologisch onderzoek pro justitia van [naam deskundige 1] volgt dat verdachte geen seksuele stoornis heeft en ook een persoonlijkheidsstoornis is niet aan de orde. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Een behandeling vanuit het strafrechtelijk kader wordt niet geïndiceerd geacht. Deze conclusie wordt gedeeld door de behandelend psycholoog van verdachte, de heer [naam deskundige 2]. Daarnaast overweegt de rechtbank dat verdachte verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen en heeft getoond in de laakbaarheid van zijn handelen inzicht te hebben.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.931,32 ter zake van het tenlastegelegde. De vordering bestaat uit een gedeelte groot € 131,32 wegens materiële schade en een gedeelte groot € 2.800,00 wegens immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de materiële als de immateriële schade voldoende is onderbouwd en dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen. Daarnaast heeft zij verzocht om toepassing te geven aan de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake de toekenning van een vergoeding voor de materiële schade. De immateriële schade dient volgens de raadsman te worden afgewezen, nu deze niet voldoende is onderbouwd. De gevolgen voor het slachtoffer in de zin van geestelijk letsel kunnen niet vastgesteld worden. Indien sprake is van geestelijk letsel, dan blijkt niet wat de ernst hiervan is. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar het vonnis van de rechtbank te Maastricht d.d. 17 oktober 2012, parketnummer 03/700383-12 en het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 16 november 2012, parketnummer 20-004736-11. De lijn in deze uitspraken is dat om met succes aanspraak te maken op immateriële schade in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, er geestelijk letsel van een zekere ernst moet zijn opgetreden. Enkel gevoelens van angst, schrik of onzekerheid vallen niet onder het bereik van voornoemd artikel.
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 131,32. Nu aan de verdachte ter zake van deze feiten een straf zal worden opgelegd, zal de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Tevens heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij betreffende de immateriële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Zij heeft hiertoe overwogen dat in geval van psychisch letsel – zoals hier aan de orde – slechts in een beperkt aantal gevallen immateriële schade kan worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd (artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Uit het voegingformulier blijkt dat de benadeelde partij behoorlijk aangeslagen is door de handelingen van verdachte en thans onder behandeling is van een psycholoog. Volgens de behandelend psycholoog zou zij zich schuldig voelen en schamen voor hetgeen gebeurd is, hetgeen bijdraagt aan het ontwikkelen van een negatief zelfbeeld. Angst zou momenteel het leven van het slachtoffer beheersen. Ook is het voor benadeelde moeilijk om onverwacht aangeraakt te worden.
Hoewel de rechtbank deze gevoelens van [naam slachtoffer] kan begrijpen, stelt de wet strenge eisen aan het verhalen van dergelijke schade. Veroordeling in de schade is alleen dan mogelijk als er dusdanig geestelijk letsel is, dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan kan alleen dan worden gesproken wanneer het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft. Gevoelens van angst, schrik, onzekerheid en nervositeit vallen niet onder het bereik van de wet.
Op basis van de thans beschikbare informatie, ziet de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht om zich een oordeel te kunnen vormen omtrent de ernst van het geestelijk letsel van de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank levert een nader onderzoek naar de ernst van het geestelijk letsel thans een onevenredige belasting van het strafgeding op. Zij zal daarom de benadeelde partij in het deel van de vordering dat betrekking heeft op de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van 2 uren per dag.
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam en adresgegevens slachtoffer], te betalen een bedrag van eenhonderdeenendertig euro en tweeëndertig cent, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 april 2011 tot de dag van volledige voldoening;
- verklaart de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] voor het overige gedeelte, te weten: wegens immateriële schade, niet-ontvankelijk, en bepaalt dat zij dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure en begroot deze kosten tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam slachtoffer] op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], eenhonderdeenendertig euro en tweeëndertig cent te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente, deze rente te berekenen vanaf 1 april 2011;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer]vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 februari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 december 2010 tot en met 17 augustus 2011 te Sittard, in de gemeente Sittard - Geleen, in elk geval in Nederland een of meermalen (telkens) met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hierin bestaande dat verdachte (telkens)
- haar (naakte)lichaam heeft betast en/of
- over haar borsten heeft gestreeld en/of
- tussen haar benen en/of over haar vagina heeft gestreeld en/of
- haar hand(en) in zijn, verdachtes, broek heeft gebracht en/of (vervolgens)
- zich door haar bij zijn penis heeft laten betasten/doen vasthouden en/of
- haar tepel(s) in zijn, verdachtes, mond heeft genomen en/of
- zijn vinger(s) in haar vagina heeft gebracht en/of
- met haar heeft getongzoend.
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 december 2010 tot en met 17 augustus 2011 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens)
ontucht heeft gepleegd met J[naam slachtoffer], zulks terwijl hij, verdachte, werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg en die [naam slachtoffer] zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat verdachte (telkens)
- haar (naakte)lichaam heeft betast en/of
- over haar borsten heeft gestreeld en/of
- tussen haar benen en/of over haar vagina heeft gestreeld en/of
- haar hand(en) in zijn, verdachtes, broek heeft gebracht en/of (vervolgens)
- zich door haar bij zijn penis heeft laten betasten/doen vasthouden en/of
- haar tepel(s) in zijn, verdachtes, mond heeft genomen en/of
- zijn vinger(s) in haar vagina heeft gebracht en/of
- met haar heeft getongzoend.
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordelingmocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 december 2010 tot en met 17 augustus 2011 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland een of meermalen (telkens)
met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte,
- haar (naakte) lichaam heeft betast en/of
- over haar borsten heeft gestreeld en/of
- tussen haar benen en/of over haar vagina heeft gestreeld en/of
- haar hand(en) in zijn, verdachtes, broek heeft gebracht en/of (vervolgens)
- zich door haar bij zijn penis heeft laten betasten/doen vasthouden en/of
- haar tepel(s) in zijn, verdachtes, mond heeft genomen.