ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ0208
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident inzake kredietovereenkomst onder de Wet op het Consumentenkrediet
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 16 januari 2013, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van een kredietovereenkomst tussen ABN AMRO BANK N.V. en een gedaagde. De gedaagde heeft een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen, stellende dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, omdat de waarde van de vordering boven de € 25.000,00 ligt. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de Wet op het Consumentenkrediet (Wck) van toepassing is op de overeenkomst die in 2005 is gesloten. De kantonrechter oordeelt dat de Wck van toepassing is, omdat de kredietovereenkomst een kredietsom van € 22.000,00 betreft en de inwerkingtreding van de Evaluatiewet Modernisering Rechterlijke Organisatie de competentiegrens voor de kantonrechter heeft verhoogd tot € 25.000,00.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag en dat ABN AMRO, na ingebrekestelling, het verschuldigde bedrag heeft opgeëist. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedaagde niet kan volhouden dat de kantonrechter onbevoegd is, en heeft zich bevoegd verklaard om van het geding kennis te nemen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van repliek, waarbij ABN AMRO in de gelegenheid wordt gesteld om de ingebrekestelling in het geding te brengen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de hoofdzaak.