ECLI:NL:RBLIM:2013:BY9676

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/1328
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag aanwijzing lokale publieke media-instelling door de rechtbank Limburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Publieke Media-instelling Eijsden-Margraten en het Commissariaat voor de Media. Eiseres, Stichting Publieke Media-instelling Eijsden-Margraten, had een aanvraag ingediend voor aanwijzing als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden-Margraten. De aanvraag werd echter afgewezen, en RTV Maas en Mergelland werd aangewezen als de lokale publieke media-instelling. Eiseres voerde aan dat de procedure onrechtmatig was, onder andere omdat de derde-partij, RTV Maas en Mergelland, ten onrechte de gelegenheid had gekregen om haar aanvraag aan te vullen. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De rechtbank stelde vast dat verweerder, het Commissariaat voor de Media, op goede gronden heeft kunnen afgaan op het advies van de gemeenteraad en dat er geen aanleiding was om van dat advies af te wijken. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak benadrukt het belang van de continuïteit van publieke mediadiensten en de rol van de gemeenteraad in het aanwijzingsproces.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1328
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 januari 2013 in de zaak tussen
Stichting Publieke Media-instelling Eijsden-Margraten, te Eijsden-Margraten, eiseres
(gemachtigde: mr. P.H.M. Hartmans),
en
Commissariaat voor de Media, verweerder
(gemachtigde: mr. G.H.L. Weesing).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting Lokale Omroep Maas en Mergelland (RTV Maas en Mergelland), te Eijsden-Margraten,
(gemachtigde: J.C.J. Peters).
Procesverloop
Bij besluiten van 22 november 2011 (primaire besluiten) heeft verweerder RTV Maas en Mergelland aangewezen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden-Margraten en de aanvraag van eiseres tot aanwijzing als lokale publieke media-instelling afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2012 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2012. Namens eiseres is verschenen de heer [dhr A], bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [dhr B], bijgestaan door de gemachtigde.
Overwegingen
1.De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Op 29 november 2010 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot aanwijzing als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden-Margraten.
Op 30 november 2010 heeft RTV Maas en Mergelland een aanvraag ingediend tot aanwijzing als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden-Margraten.
Op 1 januari 2011 zijn de gemeenten Eijsden en Margraten samengevoegd tot de gemeente Eijsden-Margraten.
Op 16 januari 2011 heeft RTV Maas en Mergelland haar aanvraag aangevuld.
Bij brief van 25 januari 2011 heeft verweerder de gemeenteraad van de gemeente Eijsden-Margraten verzocht om op grond van artikel 2.62, eerste lid, van de Mediawet 2008 advies uit te brengen over de vraag of eiseres en RTV Maas en Mergelland aan de eisen in artikel 2.61, tweede lid, van de Mediawet 2008 voldoen.
Bij besluit van 24 mei 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Eijsden-Margraten positief geadviseerd over de aanwijzing van RTV Maas en Mergelland als lokale publieke media-instelling. Bij besluit van dezelfde datum heeft de gemeenteraad negatief geadviseerd over de aanwijzing van eiseres als lokale publieke media-instelling.
2.Eiseres voert tegen het bestreden besluit – samengevat weergegeven – aan dat de aanvraag van eiseres ten onrechte niet, conform artikel 6 van de Mediaregeling 2008, is doorgezonden voor advies naar de gemeenteraad binnen vier weken na indiening van de aanvraag. Verder betoogt eiseres dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft om welke reden gewacht is met doorzending van de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt dat RTV Maas en Mergelland in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel in de gelegenheid is gesteld haar aanvraag aan te vullen. Eiseres betoogt voorts dat het bestreden besluit in strijd met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is genomen, omdat uit het besluit niet blijkt dat de aanvraag van RTV Maas en Mergelland begin 2011 aan de eisen op grond van de Mediawet voldeed en de uitkomst van de besluitvorming op voorhand vaststond. Eiseres geeft aan dat er onvoldoende inspanningen zijn gedaan om het samengaan van haar en RTV Maas en Mergelland te bevorderen. Eiseres betoogt verder dat het advies van de gemeenteraad gebrekkig gemotiveerd is en dat verweerder dat advies niet had mogen overnemen. Bovendien is het advies en daarmee het besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat aan de bevordering van continuïteit van de verzorging van publieke mediadiensten te veel gewicht wordt toegekend. Verweerder is ten onrechte niet overgegaan tot weigering van de aanvraag tot aanwijzing, nu RTV Maas en Mergelland diverse overtredingen van de Mediawet heeft begaan.
3.Verweerder is van mening dat hij op goede gronden is overgegaan tot afwijzing van de aanvraag van eiseres en tot toewijzing van de aanvraag van RTV Maas en Mergelland. Verweerder betoogt dat er goede redenen bestonden om te wachten met doorzending van de aanvragen aan de gemeenteraad van de gemeente Eijsden-Margraten totdat aanvulling van de aanvraag van RTV Maas en Mergelland had plaatsgevonden. Verweerder voert verder aan dat hij aan het advies van de gemeenteraad in combinatie met het bestendige beleid, namelijk dat het waarborgen van de continuïteit van de uitzendingen van grote waarde is voor de aanwijzing van een lokale publieke media-instelling, doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. Er bestonden geen zwaarwichtige redenen om van het advies van de gemeenteraad of het bestendige beleid af te wijken. Bovendien past verweerder ten aanzien van het advies van de gemeenteraad, gelet op de wetsgeschiedenis en de democratische legitimatie van de gemeenteraad, enige terughoudendheid. De door eiseres aangevoerde overtredingen van de Mediawet staan volgens verweerder los van de representativiteit van de betrokken media-instelling en spelen geen rol in het kader van de aanwijzing als lokale publieke media-instelling. Tot slot voert verweerder aan dat de verwijzing van eiseres naar de toelichting op artikel 6 van de Mediaregeling 2008 in het besluit van 9 maart 2010 in een andere procedure niet ter zake doet, nu dat besluit en de daarin opgenomen toelichting is ingetrokken.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
4.De Mediawet luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 2.61
1. Voor de verzorging van de publieke mediadiensten op regionaal en lokaal niveau kan het Commissariaat regionale respectievelijk lokale instellingen als publieke media-instellingen aanwijzen volgens de bepalingen van deze paragraaf.
2. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking instellingen die:
a. rechtspersoon naar Nederlands recht met volledige rechtsbevoegdheid zijn;
b. zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stellen het op regionaal respectievelijk lokaal niveau uitvoeren van de publieke mediaopdracht door het verzorgen van media-aanbod dat gericht is op de bevrediging van maatschappelijke behoeften die in een provincie, een gemeente of een deel van de provincie waarop de instelling zich richt leven, en het verrichten van alle activiteiten die nodig zijn om daarmee een publieke taak te vervullen; en
c. volgens de statuten een orgaan hebben dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.
Artikel 2.62
1. Aanwijzing geschiedt nadat Provinciale Staten hebben dan wel de gemeenteraad heeft geadviseerd over de vraag of de instelling aan de eisen, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, voldoet.
Artikel 2.63
1. Als meer dan één lokale instelling in een gemeente aan de eisen, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, voldoet, bevordert het College van Burgemeester en Wethouders voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is het samengaan van die instellingen.
2. Er kan per gemeente slechts één lokale publieke media-instelling worden aangewezen, waarbij het Commissariaat acht slaat op alle factoren die voor het functioneren van de instelling van belang kunnen zijn.
Artikel 2.65
1. Een aanwijzing geschiedt op aanvraag, geldt voor vijf jaar en vervalt van rechtswege na afloop van deze periode.
Artikel 2.69
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop aanvragen voor een aanwijzing worden ingediend;
b. de termijn waarbinnen beslissingen op de aanvragen worden genomen;
c. de termijn waarop adviezen als bedoeld in artikel 2.62, eerste lid, worden uitgebracht; en
d. de termijn waarop beslissingen over aanwijzing of intrekking van een aanwijzing in werking treden.
De Mediaregeling luidt, ten tijde en voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 6. Advisering door provinciale staten en gemeenteraad
1. Het Commissariaat legt een aanvraag voor een aanwijzing van een regionale publieke media-instelling respectievelijk een lokale publieke media-instelling binnen vier weken na ontvangst daarvan ter advisering voor aan de desbetreffende provinciale staten respectievelijk gemeenteraad.
2. Provinciale staten brengen respectievelijk de gemeenteraad brengt binnen achttien weken na ontvangst van de aanvraag advies uit aan het Commissariaat.
4. Het Commissariaat beslist binnen vier weken na ontvangst van het advies, bedoeld in het tweede lid, op de aanvraag en bepaalt daarbij de ingangsdatum van de aanwijzing.
Artikel 7. Indiening aanvraag aansluitende periode
Als een aangewezen regionale of lokale publieke media-instelling voor een aansluitende periode van vijf jaar aangewezen wil worden, dient zij uiterlijk zes maanden voor het einde van de lopende aanwijzingsperiode de aanvraag voor een nieuwe aanwijzing in.
Artikel 8. Afwijken van adviseringsprocedure
Het Commissariaat kan in bijzondere gevallen afwijken van artikel 6.
5.Het betoog van eiseres, dat verweerder RTV Maas en Mergelland ten onrechte in de gelegenheid heeft gesteld om haar aanvraag aan te vullen en vervolgens artikel 6 van de Mediaregeling 2008 heeft geschonden door pas op 25 januari 2011 beide aanvragen door te zenden, kan niet slagen. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder op grond van artikel 4:5 van de Awb de bevoegdheid en niet de plicht heeft om de onvolledige aanvraag van RTV Maas en Mergelland buiten behandeling te laten, mits gelegenheid tot herstel van het verzuim is geboden. Daarnaast bevat artikel 6 van de Mediaregeling 2008 geen fatale termijnen, maar termijnen van orde. Voorts biedt artikel 8 van de Mediaregeling 2008 de mogelijkheid om onder meer van de termijnen in artikel 6 van de Mediaregeling 2008 af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in overeenstemming met artikel 4:5 van de Awb RTV Maas en Mergelland de gelegenheid heeft geboden haar aanvraag aan te vullen. Gelet op de naderende fusie van de gemeenten Eijsden en Margraten op 1 januari 2011 ten tijde van de indiening van de aanvragen en met het oog op de advisering door de gemeenteraad acht de rechtbank het niet in strijd met de artikelen 6 en 8 van de Mediaregeling 2008 of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat verweerder beide aanvragen tegelijkertijd heeft doorgezonden naar de gemeenteraad. Het beroep van eiseres op de toelichting op artikel 6 van de Mediaregeling 2008, zoals weergegeven in verweerders genoemde besluit van 9 maart 2010, doet daaraan niet af, aangezien die toelichting, zoals verweerder heeft aangegeven, is ingetrokken en ten tijde van de onderhavige aanvragen niet meer gold.
6.De rechtbank overweegt verder dat uit de gedingstukken blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten (college) verschillende pogingen tot bemiddeling heeft gedaan om het samengaan van eiseres en RTV Maas en Mergelland te bevorderen, maar dat samenwerking vanwege verstoorde verhoudingen niet mogelijk is gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college, conform artikel 2.62, eerste lid, van de Mediawet 2008, voldoende inspanningen geleverd om het samengaan van de betrokken instellingen te bevorderen. De beroepsgrond dat artikel 2.62, eerste lid, van de Mediawet 2008 is geschonden, slaagt derhalve niet.
7.Ook de beroepsgrond dat artikel 2:4 van de Awb is geschonden, kan niet slagen. Eiseres verwijst ter onderbouwing onder meer naar een artikel in ‘Maas en Mergelland’ van maart 2011 waaruit zou blijken dat de burgemeester van Eijsden-Margraten nog voordat het besluit op de aanvragen van eiseres en RTV Maas en Mergelland was genomen, RTV Maas en Mergelland reeds aanmerkte als de nieuwe lokale publieke media-instelling voor die gemeente. Het advies van de gemeenteraad, dat mede ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit, is gedaan conform een openbaar voorstel van het college aan de gemeenteraad. Daargelaten of de uitlatingen in ‘Maas en Mergelland’ als zodanig vrees voor vooringenomenheid rechtvaardigen, heeft de burgemeester hoogstens op het raadsvoorstel vooruit kunnen lopen. Bovendien heeft verweerder naast het advies van de gemeenteraad, aan het bestreden besluit ook het bestendige beleid dat aan de continuïteit van de verzorging van publieke mediadiensten grote waarde wordt gehecht ten grondslag gelegd. Eiseres heeft ook overigens geen omstandigheden aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de uitkomst van de besluitvorming voor verweerder reeds vaststond en dat artikel 2:4 van de Awb is geschonden.
8.Het betoog van eiseres dat verweerder ten onrechte het advies van de gemeenteraad aan zijn besluit tot aanwijzing van RTV Maas en Mergelland ten grondslag heeft gelegd, omdat het advies onvoldoende is gemotiveerd, kan evenmin slagen. Verweerder mag in beginsel op een uitgebracht advies door de gemeenteraad afgaan. Verweerder kan, gelet op artikel 3:50 van de Awb, indien daarvoor goede redenen bestaan gemotiveerd van het advies afwijken. Hoewel het advies van de gemeenteraad summier is gemotiveerd, wordt daarin naar het oordeel van de rechtbank aangegeven dat de bundeling van expertise en het goede functioneren van RTV Maas en Mergelland redenen vormen voor het positieve advies. Gelet op de door verweerder aangehaalde wetsgeschiedenis en de democratische legitimatie van de gemeenteraad, waardoor verweerder enige terughoudendheid past bij de vraag welke instelling de voorkeur dient te krijgen, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien van het advies af te wijken.
9.De beroepsgrond van eiseres dat het bestendige beleid om grote waarde te hechten aan de continuïteit van de verzorging van de publieke mediadiensten in strijd is het met het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel of het motiveringsbeginsel faalt eveneens. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat dit bestendige beleid ruimte laat voor de mogelijkheid dat nieuwkomers in aanmerking komen voor aanwijzing als lokale publieke media-instelling en de rechtbank volgt dat standpunt. In het onderhavige geval heeft verweerder echter, nu het advies van de gemeenteraad – waarop verweerder heeft mogen afgaan – dat beleid ondersteunde, geen aanleiding hoeven zien om van dat bestendige beleid af te wijken.
Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, hetgeen de rechtbank onderschrijft, wordt in het advies en het bestreden besluit geen negatief oordeel gegeven over de vraag of eiseres de continuïteit van de verzorging van de publieke mediadiensten kan waarborgen dan wel over het functioneren van eiseres in het verleden. Vanwege de bestaande ervaring en expertise inzake de verzorging van tv- én radio-uitzendingen alsmede het goede functioneren in het verleden is de voorkeur gegeven aan RTV Maas en Mergelland. Aan de vraag of en in hoeverre eiseres de continuïteit van de verzorging van de publieke mediadiensten kan waarborgen wordt in dat geval niet meer toegekomen. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel of het motiveringsbeginsel niet geschonden.
10.Het betoog van eiseres dat RTV Maas en Mergelland de norm van 50 procent, zoals neergelegd in artikel 2.70 van de Mediawet 2008, heeft geschonden, waardoor verweerder niet had mogen overgaan tot aanwijzing van RTV Maas en Mergelland als lokale publieke media-instelling kan niet leiden tot hetgeen eiseres daarmee beoogt. In onderhavig beroep ligt de vraag voor of verweerder, gelet op artikel 2.61 van de Mediawet 2008, op goede gronden tot aanwijzing van RTV Maas en Mergelland als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden-Margraten heeft kunnen overgaan. Een mogelijke schending van artikel 2.70 van de Mediawet 2008 kan, gelet op artikel 2.61 van de Mediawet 2008, naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot afwijzing van de aanvraag tot aanwijzing als lokale publieke media-instelling. Eiseres kan een verzoek om handhaving of tot intrekking van de aanwijzing indienen bij verweerder, waarbij de beweerdelijke schending van deze bepaling aan de orde kan komen.
11.De rechtbank ziet in hetgeen eiseres overigens in het beroepschrift en ter zitting naar voren heeft gebracht geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot aanwijzing van RTV Maas en Mergelland als lokale publieke media-instelling.
12.Uit het voorgaande volgt dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden heeft besloten tot afwijzing van de aanvraag van eiseres en tot toewijzing van de aanvraag van RTV Maas en Mergelland.
13.Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzitter, mr. T.E.A. Willemsen en mr. D.W.M. Wenders, leden, in aanwezigheid van M. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2013.
w.g. M. Bakker w.g. Seerden
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.