ECLI:NL:RBLIM:2013:BY9366

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96/254706-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolg bestuursrechtelijke invorderingsprocedure voor strafrechtelijke invordering rijbewijs

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 15 januari 2013 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager tegen de invordering van zijn rijbewijs door de officier van justitie. De officier van justitie had op 28 december 2012 besloten het rijbewijs van de klager in te houden tot uiterlijk 12 augustus 2013, na een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De klager verzocht om teruggave van zijn rijbewijs, waarbij hij zijn persoonlijke belangen en de lopende bestuursrechtelijke vorderingsprocedure aanhaalde. De officier van justitie stelde echter dat het algemeen belang van verkeersveiligheid zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van de klager en concludeerde tot afwijzing van het verzoek.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de invordering van het rijbewijs van de klager in overeenstemming was met de wettelijke voorschriften. Tevens werd opgemerkt dat de bestuursrechtelijke procedure, die inmiddels was gestart, het recidivegevaar op korte termijn aanzienlijk beperkte. De rechtbank concludeerde dat het belang van de klager bij teruggave van zijn rijbewijs zwaarder woog dan het algemeen belang bij de invordering, vooral gezien de omstandigheden van de zaak en de reeds ingezette bestuursrechtelijke procedure.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en gelast de teruggave van het rijbewijs aan de klager met ingang van de uitspraak. Deze beslissing werd genomen door rechter M.B.Th.G. Steeghs in aanwezigheid van griffier P.C.M. Müller. De uitspraak benadrukt de afweging tussen persoonlijke belangen en het algemeen belang in het kader van verkeersveiligheid en de rol van bestuursrechtelijke procedures in strafrechtelijke invorderingszaken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Sector strafrecht
Parketnummer : 96.254706.12
Kenmerk : 13-1
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank Limburg op het klaagschrift ex artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 van:
naam : [klager],
voornamen : [voornamen],
geboren : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [plaats],
Feiten.
Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt door de politie Limburg-Noord onder nummer [nummer]. Uit dit proces-verbaal (met bijlagen) blijkt dat klager op
15 december 2012 een personenauto heeft bestuurd op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Andersonweg, te Roermond. Ter controle op de naleving van de Wegenverkeerswet 1994 gaven verbalisanten klager een stopteken, waaraan hij voldeed. Uit een ter plekke afgenomen ademtest volgde een indicatie dat klager meer dan de toegelaten hoeveelheid alcohol genuttigd had. Uit een analyse van door klager uitgeademde lucht bleek van 835 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, een forse overschrijding van de wettelijke grens. Het rijbewijs van klager werd op 15 december 2012 ingevorderd.
Door de officier van justitie is op 28 december 2012 beslist het rijbewijs in te houden tot uiterlijk 12 augustus 2013.
Op 2 januari 2013 is door de rechtbank ontvangen een klaagschrift van klager d.d.
30 december 2012.
De rechtbank heeft op 15 januari 2013 de officier van justitie en klager, bijgestaan door
mr. [naam], gehoord.
Standpunt van klager en van de officier van justitie.
Het klaagschrift richt zich tegen het onder zich houden door de officier van justitie van het ingevorderde, op naam van klager gestelde rijbewijs. Verzocht is om teruggave van het rijbewijs aan klager gelet op zijn persoonlijk belang en in verband met het feit dat er ook een bestuursrechtelijk vorderingsprocedure loopt.
De officier van justitie is van mening dat het algemeen belang van de verkeersveiligheid zwaarder dient te wegen dan de persoonlijke belangen van klager. De officier van justitie concludeert tot afwijzing van het verzoek tot teruggave.
Overwegingen.
Uit het onderzoek in raadkamer is gebleken dat tegen klager als bestuurder van een motorrijtuig ter zake van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 door Politie Limburg-Noord, proces-verbaal is opgemaakt. Klagers rijbewijs is overeenkomstig de wettelijke voorschriften ingevorderd en is door de officier van justitie overeenkomstig de wettelijke voorschriften besloten dat rijbewijs ingevorderd te houden.
Tijdens de behandeling in raadkamer is gebleken dat het rijbewijs van klager inmiddels op basis van een besluit door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) op grond van een vorderingsprocedure volgens de artikelen 130-134a Wegenverkeerswet 1994 met ingang van 7 januari 2013 is geschorst. Daarbij is tevens besloten een onderzoek naar de geschiktheid van klager op te leggen. Bedoeld geschiktheidsonderzoek zal echter niet vóór 18 maart 2013 plaatsvinden. Het CBR kan naar aanleiding van de uitslag van het onderzoek, eventueel aangevuld met een tweede onderzoek, het rijbewijs van klager alsnog ongeldig verklaren. Mocht ongeldigverklaring niet volgen, dan legt het CBR aan klager een alcoholslotprogramma op op grond van artikel 134 WVW 1994 en artikel 17, eerste lid sub g van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. Een en ander betekent dat klager voorlopig niet, of slechts in een auto met alcoholslot zal mogen rijden. Gezegd kan worden dat met de ingezette bestuursrechtelijke vorderingsprocedure het recidivegevaar aanzienlijk beperkt wordt.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of naast de te volgen bestuursrechtelijke vorderingsprocedure bij het CBR, de strafrechtelijke invordering gehandhaafd moet worden.
Met de strafrechtelijke invorderingsprocedure wordt net als met de bestuursrechtelijke procedure beoogd het recidivegevaar op de korte termijn tegen te gaan. Nu ten aanzien van klager de bestuursrechtelijke vorderingsprocedure is ingezet, is daarmee tevens het recidivegevaar op de korte termijn aanzienlijk beperkt. Klager mag immers voorlopig niet, of slechts in een auto met alcoholslot rijden. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank de facto het belang bij het langer ingevorderd houden van het rijbewijs komen te vervallen. Aan een belangenafweging tussen het algemeen belang bij invordering en het persoonlijk belang van klager bij teruggave van het rijbewijs komt de rechtbank derhalve niet meer toe.
Daarnaast merkt de rechtbank overigens op dat zij door de gevolgen van het bestuursrechtelijk ingrijpen ook niet meer kan stellen, dat het niet onwaarschijnlijk moet worden dat klager, gelet op de aard en de ernst van de verweten gedraging - indien bewezenverklaard - een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal worden opgelegd van langere duur dan de huidige invordering
Het klaagschrift wordt gelet op het vorenstaande gegrond verklaard.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift van [klager] voornoemd gegrond;
- gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager met ingang van heden.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.B.Th.G. Steeghs, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2013.