ECLI:NL:RBLIM:2013:BY9126

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700771-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van voertuigen en goederen uit voertuigen in Landgraaf

Op 22 januari 2013 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij meerdere diefstallen in de gemeente Landgraaf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een personenauto en goederen uit twee andere voertuigen. De feiten vonden plaats tussen 1 en 2 oktober 2012. De rechtbank baseerde haar oordeel op het korte tijdsverloop tussen de diefstallen en het aantreffen van de verdachte met de gestolen goederen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank verwierp zijn verweer en achtte de herkenning door verbalisanten overtuigend. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en wees een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij voor de materiële schade die hij had geleden door de diefstal van zijn auto. De vordering voor immateriële schade werd afgewezen, omdat deze niet volgens het burgerlijk recht kon worden gevorderd. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat de opgelegde straf passend was voor de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700771-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2013
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de politierechterzitting van 15 november 2012 en, na verwijzing naar de meervoudige kamer, op 8 januari 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met (een) ander(en) een auto heeft gestolen, dan wel deze auto heeft geheeld;
Feiten 2 en 3: samen met (een) ander(en) goederen uit een auto heeft gestolen, dan wel deze goederen heeft geheeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2, en 3 in de primair tenlastegelegde varianten steeds wettig en overtuigend bewezen, gelet op het feit dat verdachte en zijn medeverdachte door de verbalisanten zijn herkend terwijl zij zich in een auto bevonden die slechts kort daarvoor was gestolen, terwijl in die auto ook nog andere van diefstal afkomstige goederen lagen. Deze uiterlijke verschijningsvorm leidt tot de conclusie dat verdachte en zijn medeverdachte de auto hebben gestolen, evenals de daarin aangetroffen goederen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een algehele vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de herkenning van verdachte door de verbalisanten niet overtuigend is en dat het signalement van de bijrijder niet overeenkomt met dat van verdachte. Tevens heeft de raadsman bepleit dat zowel de broer van verdachte als verdachte zelf, op het moment dat de politie bij hun woning had aangebeld en bepaalde informatie vroeg, gewezen hadden moeten worden op het recht tot consultatiebijstand zoals uiteengezet in de Salduz-jurisprudentie.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Salduz
Op grond van de Salduz-jurisprudentie moet de aangehouden verdachte voor de aanvang van het eerste politieverhoor worden gewezen op zijn recht om een advocaat te consulteren. Uit het dossier blijkt dat de politie op 2 oktober 2012 op een bepaald moment bij verdachte thuis aan de deur stond en aan de broer van verdachte vroeg wie er zo juist de woning binnen gekomen was. De broer antwoordde dat dit verdachte was geweest. Aan verdachte werd vervolgens gevraagd waar hij geweest was. De rechtbank overweegt dat deze vragen gesteld zijn op het moment dat noch verdachte, noch diens broer, waren aangehouden. Conform de hierboven bedoelde jurisprudentie was het op dat moment dus (nog) niet nodig verdachte en/of zijn broer te wijzen op het consultatierecht. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte vervolgens wel is aangehouden. Bij deze aanhouding is verdachte toen echter, geheel conform het vereiste van de Salduz-jurisprudentie, gewezen op zijn recht voorafgaand aan zijn verhoor met een advocaat te spreken. Van een schending van artikel 6, tweede lid, van het EVRM is dan ook geen sprake. De rechtbank verwerpt het desbetreffende verweer van de raadsman.
De feiten
Op 2 oktober 2012 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van diefstal van zijn personenauto van het merk Opel, voorzien van het kenteken [KENTEKEN 1]. Hij heeft verklaard dat hij zijn auto omstreeks 17.30 uur parkeerde aan de [K.straat] te Landgraaf. Omstreeks 02.00 uur zag hij dat zijn auto weg was. Op 2 oktober 2012 omstreeks 01.15 uur werd verdachte door verbalisanten herkend als bijrijder in deze auto. Medeverdachte [naam medeverdachte]werd herkend als de bestuurder. Onderzoek aan de auto wijst uit dat beide achterramen vernield waren en dat het slot van het bestuurdersportier en het contactslot geforceerd waren. Op de bodem van de vloer van de bijrijderplaats lag een autoradio van het merk Pioneer, type DEH2020MP, voorzien van het serienummer HHTM232352FW. Op de achterbank lagen een blauwe compressor van het merk Magnum, een geel nietapparaat van het merk Bostich, een oranje nietapparaat, een blauwe boormachine van het merk Makita, een zwarte bouwlamp en een aluminium zaaggeleider van het merk Festool in een blauwe tas.
Op 2 oktober 2012 werd namens [slachtoffer 2]aangifte gedaan van diefstal uit een bestelauto van het merk Toyota, type Hiace, voorzien van het kenteken [KENTEKEN 2]. Op 1 oktober 2012 om 21.00 uur parkeerde aangever de bestelauto aan de [L.straat] te Landgraaf. Toen hij in de ochtend van 2 oktober 2012 bij de auto kwam, zag hij dat het slot van de bagageklep geforceerd was. Uit de bestelauto waren de volgende goederen weggenomen: een geleider van het merk Festool, een hamer van het merk Bosch, een blauwe compressor, een bouwlamp en een accuschroefmachine van het merk Makita. De aangever herkende de in de Opel aangetroffen goederen als de goederen die uit zijn bestelauto waren ontvreemd.
Op 2 oktober 2012 werd eveneens aangifte gedaan door [slachtoffer 3]van diefstal uit een personenauto. Hij heeft verklaard dat hij zijn auto van het merk Mitsubishi, type Space star, op 1 oktober 2012 omstreeks 23.00 uur voor zijn woning te Landgraaf parkeerde. Om 1.00 uur ’s nachts heeft aangever nog naar buiten gekeken en was er niets aan de hand. In de ochtend van 2 oktober 2012 bleek dat de auto was opengebroken en dat de autoradio/cdspeler van het merk Pioneer met daarin een cd, kleingeld en snoepgoed uit de auto waren weggenomen. De aangever herkende de in de Opel aangetroffen autoradio als zijn eigen autoradio. Verdachte ontkent dat hij als bijrijder in de auto zat. Zowel hij als zijn medeverdachte beroepen zich op hun zwijgrecht.
De herkenning
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de verbalisanten verdachte onmogelijk hebben kunnen herkennen, gelet op het feit dat het donker was en verdachte zich in een (onverlichte) auto bevond. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat het signalement dat van de bijrijder gegeven is, niet overeen komt met dat van verdachte.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat zij geen enkele reden heeft te twijfelen aan het tot twee maal toe herkennen van verdachte door de verbalisanten als bijrijder in de gestolen auto. Ook het verschil tussen het signalement dat op dat moment van verdachte gegeven is (opgeschoren haren) en zijn huidige haardracht (sluik haar) geeft de rechtbank geen reden tot twijfel, nu haardracht en lengte op verschillende tijdstippen nu eenmaal kunnen verschillen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
De bewijsoverwegingen
Op 1 oktober 2012 na 17.30 uur werd te Landgraaf een personenauto van het merk Opel gestolen. Tevens werden na 21.00 uur diezelfde avond uit een bestelauto verschillende gereedschappen gestolen en in de nacht van 2 oktober 2012 na 1.00 uur uit een personenauto onder andere een autoradio. Omstreeks 1.15 uur die nacht is verdachte herkend als bijrijder in de gestolen Opel, met medeverdachte [naam medeverdachte]als bestuurder. Na de aanhouding van verdachte is een onderzoek ingesteld aan de Opel, die diverse sporen van braak vertoont. In de auto worden zowel de gestolen autoradio als de gestolen gereedschappen aangetroffen. Tussen de diefstal van de personenauto en het waarnemen van verdachte en zijn medeverdachte in deze auto zijn slechts zeven à acht uren verstreken. Ten aanzien van de gestolen goederen die in de auto zijn aangetroffen is deze tijdspanne beduidend korter. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de diefstallen en het aantreffen van verdachte met de gestolen spullen en het ontbreken van een plausibele verklaring hiervoor van verdachte en zijn medeverdachte, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat verdachte en de medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan de genoemde diefstallen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededader een personenauto, diverse gereedschappen en een autoradio, een cd, kleingeld en snoepgoed hebben gestolen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 2 oktober 2012 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Opel, kenteken [KENTEKEN 1]), geparkeerd staande op de [K.straat], toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2. primair
in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 2 oktober 2012 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelauto (merk Toyota, type Hiace, kenteken [KENTEKEN 2]) heeft weggenomen een hoeveelheid bouw- en installatiemateriaal en een hoeveelheid handgereedschap en een compressor en een bouwlamp toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3. primair
op 02 oktober 2012 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (merk Mitsubishi, type Space Star, kenteken [kenteken 3]) heeft weggenomen een autoradio/cdspeler en een cd en een hoeveelheid kleingeld en snoep toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte
en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een taakstraf van 80 uren op te leggen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [naam medeverdachte]een auto gestolen en twee diefstallen uit auto’s gepleegd.
Voor het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Voor diefstal van een auto wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf van zes weken genomen. Voor diefstal uit een auto met recidive, waarvan in casu sprake is, wordt uitgegaan van een gevangenisstraf van zes weken.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, een passende straf.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 979,17 ter zake van feit 3, bestaande uit € 479,17 materiële schade en € 500,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering voor wat betreft de materiële schade toe te wijzen en de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft verzocht benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat dit geen schade is die volgens burgerlijk recht gevorderd kan worden. Ten aanzien van de materiële schade heeft hij bepleit dat slechts de dagwaarde van de auto voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [slachtoffer 1] materiële schade heeft geleden. Verdachte heeft immers diens auto gestolen, waarbij schade aan die auto is ontstaan. Het hiervoor door de benadeelde partij gevorderde bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank wijst de vordering toe ten aanzien van de materiële schade van € 479,17, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2012 tot aan de dag van volledige voldoening. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt, nu de wet geen mogelijkheid biedt tot vergoeding van immateriële schade als gevolg van geleden materiële schade. De rechtbank wijst de vordering dan ook voor het overige af.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 479,17, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele vergoeding;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] € 479,17 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 9 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 2 oktober 2012 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Opel, kenteken [KENTEKEN 1]), geparkeerd staande op of nabij de [K.straat], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (personen)auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 2 oktober 2012 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (personen)auto (merk Opel, kenteken [KENTEKEN 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (personen)auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 2 oktober 2012 in de gemeente Landgraaf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (bestel)auto (merk Toyota, type Hiace, kenteken [KENTEKEN 2]) heeft weggenomen een hoeveelheid bouw- en/of installatiemateriaal en/of een hoeveelheid handgereedschap en/of een compressor en/of een bouwlamp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 2 oktober 2012 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een hoeveelheid bouw- en/of installatiemateriaal en/of een hoeveelheid handgereedschap en/of een compressor en/of een bouwlamp heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 02 oktober 2012 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (personen)auto (merk Mitsubishi, type Space Star, kenteken [kenteken 3]) heeft weggenomen een autoradio/cdspeler en/of een cd en/of een hoeveelheid kleingeld en/of snoep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 02 oktober 2012 in de gemeeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een autoradio/cdspeler en/of een cd en/of een hoeveelheid kleingeld en/of snoep heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.