ECLI:NL:RBLIM:2013:9933

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
03-700464-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met brandstichting en mishandelingen in Sittard

Op 25 november 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 1 augustus 2013 in Sittard meerdere geweldsdelicten heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met brandstichting, drie mishandelingen, mishandeling van een ambtenaar van politie en wederspannigheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte [slachtoffer 1] had bedreigd met de woorden: 'Kijk niet zo, bitch. Of ik steek je huis in de fik', wat leidde tot een veroordeling voor bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank concludeerde dat de bedreiging zodanig was dat deze bij het slachtoffer redelijke vrees kon opwekken voor de uitvoering van het misdrijf.

Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het mishandelen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], en [slachtoffer 5]. De mishandeling van [slachtoffer 2] vond plaats toen de verdachte hem met gebalde vuist tegen zijn neus en hoofd sloeg, terwijl [slachtoffer 3] werd omvergeduwd, wat resulteerde in letsel. De verdachte mishandelde ook zijn ex-partner, [slachtoffer 5], door haar tegen het hoofd en de rug te slaan.

Bij de aanhouding op 1 augustus 2013 verzette de verdachte zich tegen de politie, waarbij hij [slachtoffer 4], een ambtenaar van politie, schopte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan wederspannigheid en dat de feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers vormden. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700464-13
Datum uitspraak : 25 november 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. H.F. van Kregten, advocaat kantoorhoudende te Waddinxveen.

1.Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2013. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft bedreigd met het in brand steken van haar huis;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3:[slachtoffer 3] heeft mishandeld;
feit 4:[slachtoffer 4], een ambtenaar van politie, heeft mishandeld;
feit 5:[slachtoffer 5] heeft mishandeld;
feit 6:bij zijn aanhouding verzet heeft gepleegd tegen vier ambtenaren van politie.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten bewezen.
Ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte door [slachtoffer 1] en de verklaring van [getuige]. Voorts heeft hij aangevoerd dat de verdachte voldoet aan het door de getuigen opgegeven signalement van de dader. Bovendien is het door de verdachte tegen een deur trappen bevestigd door aangeefster [slachtoffer 1].
Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte door [slachtoffer 2], de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en het bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel, zoals beschreven in de medische verklaring en door de verbalisant.
Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte door [slachtoffer 3], de verklaring van [slachtoffer 5] en het bij aangeefster [slachtoffer 3] geconstateerde letsel, zoals beschreven in de medische verklaring en door de verbalisant.
Ten aanzien van de mishandeling van de ambtenaar van politie [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte door [slachtoffer 4] en de processen-verbaal van bevindingen op de pagina’s 18 tot en met 22 van het doorgenummerde proces-verbaal van politie.
Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte door [slachtoffer 5] en het geconstateerde letsel, zoals beschreven door de verbalisant en zoals is te zien op de foto’s in het dossier.
Ten aanzien van het plegen van verzet bij zijn aanhouding heeft de officier van justitie verwezen naar de processen-verbaal van bevindingen op de pagina’s 18 tot en met 22 van het doorgenummerde proces-verbaal van politie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 (de bedreiging van [slachtoffer 1])
Primair heeft de verdediging verzocht de verdachte vrij te spreken van dit feit.
In de eerste plaats heeft zij hiertoe aangevoerd dat de beweerde bedreiging niet van dien aard was en niet onder zulke omstandigheden is gedaan, dat deze de redelijke vrees kon opwekken dat de bedreiging ten uitvoer zou worden gelegd.
In de tweede plaats heeft de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte degene is geweest die de beweerde bedreiging heeft geuit, nu:
  • de verdachte het feit ontkent,
  • de verdachte niet door aangeefster [slachtoffer 1] of getuige [getuige] is herkend en
  • het opgegeven signalement van de dader heel algemeen is.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de bedreiging ‘met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling’.
Ten aanzien van feit 2 (de mishandeling van [slachtoffer 2])
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit is bewezen.
Ten aanzien van feit 3 (de mishandeling van [slachtoffer 3])
De verdediging heeft verzocht verdachte (partieel) vrij te spreken van het slaan van [slachtoffer 3]. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat:
  • het bij [slachtoffer 3] geconstateerde letsel aan het achterhoofd kan worden verklaard door het achterover vallen en er bij haar voor het overige geen zichtbaar letsel is geconstateerd;
  • [slachtoffer 2] niet heeft verklaard over het door de verdachte plegen van geweld tegen [slachtoffer 3];
  • [slachtoffer 5] in haar eerste verklaring niet heeft verklaard dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft geslagen, maar slechts heeft verklaard over het door de verdachte wegduwen van [slachtoffer 3];
  • de verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 3] heeft geslagen;
  • de tweede verklaring van [slachtoffer 5] niet geloofwaardig is, nu deze tegenstrijdigheden bevat ten opzichte van haar eerste verklaring en ten opzichte van de verklaring van [slachtoffer 3].
De verdediging acht bewezen dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar te duwen.
Ten aanzien van feit 4 (de mishandeling van de ambtenaar van politie [slachtoffer 4])
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van dit feit.
In de eerste plaats heeft zij hiertoe aangevoerd dat bij de verdachte de opzet, ook in voorwaardelijke zin, ontbrak om [slachtoffer 4] te mishandelen. De verdachte was immers bezig met het trappen tegen de binnenkant van de gesloten deur van de politieauto, toen plotseling het portier werd geopend en de verdachte ongewild de knie van [slachtoffer 4] raakte.
In de tweede plaats heeft de verdediging aangevoerd dat de processen-verbaal van bevindingen (pagina’s 18 tot en met 22 van de doornummering) op grond van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering van het bewijs uitgesloten dienen te worden. Hiertoe heeft zij naar voren gebracht dat de verdachte, na het beweerde schoppen, van [slachtoffer 4] een harde vuistslag tegen het gezicht heeft gekregen en deze klap in geen enkele verhouding stond tot het beweerde trappen en bovendien in strijd is met de beginselen van strafvordering.
Ten aanzien van feit 5 (de mishandeling van [slachtoffer 5])
Primair heeft de verdediging verzocht de verdachte van dit feit vrij te spreken. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat ze meer waarde hecht aan de eerste verklaring van [slachtoffer 5] waarin geen gewag wordt gemaakt dat de verdachte haar zou hebben geslagen. Nu de tweede verklaring van [slachtoffer 5] niet geloofwaardig is en de verdachte ontkent dat hij haar heeft geslagen, is er onvoldoende bewijs.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van het woord ‘telkens’.
Ten aanzien van feit 6 (het plegen van verzet bij zijn aanhouding)
De verdediging heeft verzocht de verdachte van dit feit vrij te spreken omdat uit de stukken niet blijkt dat de verdachte op enig moment door de politieambtenaren is aangehouden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Feit 1 (de bedreiging van [slachtoffer 1])
3.3.1.1
De bewijsmiddelen
Op 1 augustus 2013 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 zat aangeefster [slachtoffer 1] omstreeks 21:30 uur, samen met [getuige], op de stoep voor haar woning, gelegen aan de [adres 1]. Ze zag dat een man in hun richting liep. Zij hoorde hem tegen haar zeggen: ‘Kijk niet zo, bitch. Of ik steek je huis in de fik.’ Aangeefster voelde zich hierdoor bedreigd, mede omdat ze voor haar woning zat. Een eind verderop sloeg de man tegen een raam en trapte hij tegen een deur.
[slachtoffer 1] vermoedt dat de man 25 tot 30 jaar oud is. Hij heeft een normaal postuur, een getinte huidskleur en kort donker haar. Hij droeg een wit T-shirt.
De man was tussen 20:00 uur en 21:30 uur een aantal malen de straat in- en uitgelopen en was daarbij agressief en provocerend naar iedereen. Hij schold toen verschillende personen uit en mishandelde een hondje van een buurtgenoot. [2]
Op 1 augustus 2013 is [getuige] door de politie gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 omstreeks 21:30 uur was zij in de [adres 1]. Ze zag een man de [adres 1] komen inlopen. Hij bleef op en neer door de [adres 1] lopen. Op een gegeven moment liep de man in de richting van [slachtoffer 1] en zei tegen haar: ‘Kijk niet zo stom, ik steek je huis in de fik!’
Even daarvoor schold de man een andere persoon uit.
Getuige [getuige] weet dat de politie is gebeld. Deze kwam ter plaatse.
De man is licht getint, heeft een smal postuur en zeer kort, zwart haar. Hij droeg een wit T‑shirt en gymschoenen.
De man is op 1 augustus 2013 ook omstreeks 20:00 uur aanwezig geweest in de [adres 1]. Hij liep toen schreeuwend door de straat en had een jongetje van twee à drie jaar oud bij zich. [3]
Op 1 augustus 2013 omstreeks 22:30 uur kregen twee ambtenaren van politie de melding om te gaan naar de [adres 1] in verband met een man die daar een deur aan het intrappen was. Deze man zou een wit T-shirt en een lichte kleur korte broek dragen. Hij had korte donkere haren en een Marokkaans uiterlijk.
Ter plaatse zijn deze ambtenaren aangesproken door een vrouw die aangifte wilde doen van bedreiging. De dader zou hebben gedreigd haar woning in brand te steken.
De politieambtenaren keken in de omgeving uit naar de dader. Op de Geraniumstraat werden de twee ambtenaren aangesproken door twee mannen. Die mannen zeiden dat een man met een wit shirt was weggerend in de richting van de nabij gelegen supermarkt genaamd C‑1000. De ambtenaren reden in de richting van de C‑1000. Op de Irisstraat zagen zij een man met een wit T-shirt, een korte lichte kleur broek en een Marokkaans uiterlijk. Ze reden in de richting van die man. Toen ze de man naderden, zagen de ambtenaren dat de man zich bukte en knielde voor een aldaar geparkeerde auto. Even later werd de man vastgepakt en geboeid. De man is geïdentificeerd als [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. [4]
Op 1 augustus 2013 is [slachtoffer 3] door de politie gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Vandaag omstreeks 19:00 uur haalde [verdachte] zijn tweejarig zoontje op bij het adres [adres 2]. Op diezelfde dag omstreeks 21:05 uur bracht hij zijn zoontje daar weer terug. Verdachte was agressief. [5]
3.3.1.2
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 1 augustus 2013 omstreeks 21:30 uur is te Sittard aangeefster [slachtoffer 1] bedreigd met de woorden: ‘Kijk niet zo, bitch. Of ik steek je huis in de fik.’ of soortgelijke woorden. Aangeefster voelde zich hierdoor erg bedreigd.
De man die [slachtoffer 1] bedreigde liep op 1 augustus 2013 omstreeks 20:00 uur schreeuwend door de [adres 1]. Hij had toen een jongetje van ongeveer twee tot drie jaar oud bij zich.
De verdachte heeft op 1 augustus 2013 omstreeks 19:00 uur zijn tweejarig zoontje opgehaald op de [adres 2]. Omstreeks 21:05 uur heeft de verdachte zijn zoontje weer afgezet op dit adres. Hij gedroeg zich toen agressief.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de [adres 2] en de [adres 1] in Sittard in elkaars directe nabijheid zijn gelegen.
De verdachte is op 1 augustus 2013 kort na 22:30 uur door de politie op de Irisstraat te Sittard aangetroffen, vastgepakt en geboeid. Hij voldeed op dat moment aan het signalement van de persoon die [slachtoffer 1] op diezelfde avond had bedreigd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de Irisstraat en de [adres 1] in Sittard in elkaars nabijheid zijn gelegen.
Gelet op deze vaststellingen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 1] door de verdachte werd bedreigd.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat niet is bewezen dat de verdachte degene is geweest die de bedreigende woorden heeft geuit, wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
3.3.1.3
Is sprake van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht?
Wil sprake zijn van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, moet uit de gebezigde bewijsmiddelen blijken dat de gedraging van zodanige aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kan ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, daadwerkelijk zal worden uitgevoerd. Bovendien moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden worden gedaan dat deze (ook) in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt in dit verband het volgende.
  • De verdachte was een voor de aangeefster onbekende man.
  • De verdachte gedroeg zich gedurende de anderhalf uur voorafgaande aan de bedreiging erg agressief en provocerend in de richting van omstanders en mishandelde een hondje.
  • De verdachte sloeg en schopte vrijwel direct na de bedreiging tegen een raam respectievelijk een deur.
  • De bedreiging is gedaan terwijl aangeefster voor haar huis zat.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging van zodanige aard was en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij aangeefster [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte haar huis in brand zou steken. Bovendien is de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden gedaan dat deze ook in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de ten laste gelegde bedreiging niet een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
3.3.1.4
Conclusie
De rechtbank acht feit 1 bewezen, zoals hieronder onder 3.4 is omschreven.
3.3.2
Feiten 2, 3 en 5 (De mishandeling van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5])
3.3.2.1
Vooraf
[slachtoffer 5] is de ex-partner van de verdachte. Samen hebben zij een zoontje, genaamd [voornaam zoon verdachte]. In de avond van 1 augustus 2013 was [slachtoffer 5] in de woning van haar ouders [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gelegen aan de [adres 2]. Omstreeks 19:00 uur haalde de verdachte zijn zoontje op bij deze woning. Omstreeks 21:05 uur bracht hij zijn zoontje weer terug. Op enig moment na het terugbrengen van het zoontje kwam de verdachte achterom bij de woning.
3.3.2.2
De bewijsmiddelen
Op 2 augustus 2013 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mishandeling. Hij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 na 21:00 uur kwam [verdachte] achterom bij de woning van aangever [slachtoffer 2], gelegen aan de [adres 2]. [voornaam verdachte] schold de vrouw van [slachtoffer 2] uit. Vervolgens kwam [voornaam verdachte] met gebalde vuist op hem af. Hij sloeg met zijn vuist tegen de neus van [slachtoffer 2]. Hiervan voelde aangever pijn. Er ontstond een vechtpartij tussen [slachtoffer 2] en [voornaam verdachte]. Met zijn vuist sloeg [voornaam verdachte] [slachtoffer 2] tegen de neus, tegen het linkeroog en achter op het hoofd. Hiervan voelde [slachtoffer 2] pijn. [6]
Naast het linkeroog van aangever [slachtoffer 2] zat een kleine schaafwond. Tevens was zijn linker neusbrug een beetje gezwollen. [7]
Op 1 augustus 2013 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van mishandeling. Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 na 21:00 uur hoorde ze een hoop geschreeuw aan de achterzijde van haar woning, gelegen aan de [adres 2]. Ze zag dat [verdachte] aan de achterzijde bij de poort stond. Hij was aan het schelden. De man van aangeefster [slachtoffer 3] hoorde dit ook en liep naar de heg, naast de poort. Aangeefster [slachtoffer 3] zag dat [voornaam verdachte] door de spijlen van het hek en de heg naar haar man uithaalde. Vervolgens werd er over en weer naar elkaar geslagen. Aangeefster [slachtoffer 3] maakte de poort open en wilde tussen haar man en [voornaam verdachte] springen. Vervolgens viel ze achterover met haar hoofd op de grond. Dit deed verschrikkelijk veel pijn.
[slachtoffer 3] zag dat haar dochter [voornaam slachtoffer 5] enkele vuistslagen kreeg van [voornaam verdachte]. [8]
[slachtoffer 3] had een bult op haar achterhoofd. [9]
[slachtoffer 5] heeft twee keer een verklaring afgelegd bij de politie. Op 2 augustus 2013 is ze gehoord als getuige en op 5 augustus 2013 heeft ze aangifte gedaan tegen de verdachte.
Op 2 augustus 2013 heeft ze onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013, in de avonduren, stond haar ex-vriend [voornaam verdachte] aan de andere kant van het hek rond de tuin van de woning van haar ouders. Hij was aan het schelden. Er ontstond een vechtpartij tussen [voornaam verdachte] en haar vader. Haar moeder deed de deur van de tuin naar de brandgang open. Op enig moment duwde [voornaam verdachte] haar moeder met kracht weg. Even later voelde [slachtoffer 5] dat ze een klap achter op haar hoofd kreeg.
Ze zag dat [voornaam verdachte] vijf keer met een vuist in het gezicht van haar vader sloeg. [10]
Op 5 augustus 2013 heeft [slachtoffer 5] onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 was ze bij haar ouders op de [adres 2]. Nadat haar vader de verdachte had aangesproken, zag ze dat [verdachte] haar vader door de spijlen van het hek en door de heg met een vuist sloeg. Hierna ging hij door met het slaan van haar vader. Hij sloeg met kracht en met zijn vuisten.
Toen [voornaam verdachte] even later in de tuin was, zag [slachtoffer 5] dat haar moeder door toedoen van de verdachte ten val kwam en met haar hoofd de grond raakte.
Ineens voelde [slachtoffer 5] een harde klap op de achterzijde van haar hoofd. Dit deed pijn. Vervolgens sloeg [voornaam verdachte] haar meermalen met kracht en met zijn vuist op haar rug. Ook dit deed erg veel pijn. [11]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 1 augustus 2013 te Sittard [slachtoffer 3] een duw heeft gegeven, ten gevolge waarvan ze is gevallen.
3.3.2.3
Beoordeling van het verweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 5] van 5 augustus 2013 niet geloofwaardig is, nu deze afwijkt zowel van haar verklaring van 2 augustus 2013 als van de verklaring van [slachtoffer 3] van 1 augustus 2013.
In verband hiermee overweegt de rechtbank het volgende.
In haar verklaring van 2 augustus 2013 heeft [slachtoffer 5], voor zover hier relevant, verklaard dat:
  • de verdachte een arm van [voornaam zoon verdachte] vastpakte en hem in zijn richting trok;
  • [slachtoffer 3] de andere arm van [voornaam zoon verdachte] pakte en deze vasthield;
  • de verdachte [slachtoffer 3] met kracht wegduwde;
  • zij een klap achterop haar hoofd heeft gekregen toen zij probeerde [voornaam zoon verdachte] in veiligheid te brengen.
In haar verklaring van 5 augustus 2013 heeft [slachtoffer 5], voor zover hier relevant, verklaard dat:
  • de verdachte [voornaam zoon verdachte] bij zijn arm vastpakte;
  • [slachtoffer 3] het andere armpje van [voornaam zoon verdachte] vasthield;
  • de verdachte [slachtoffer 3] met kracht met een vuist in het gezicht sloeg, waardoor zij ten val kwam en met haar hoofd de grond raakte;
  • zij zich voorover bukte bij [voornaam zoon verdachte] en toen een harde klap op de achterzijde van haar hoofd voelde;
  • verdachte haar meermalen met kracht met de vuist sloeg op haar gezicht en rug.
In haar verklaring van 1 augustus 2013 heeft [slachtoffer 3], voor zover hier relevant, verklaard dat:
  • de verdachte en [slachtoffer 2] over en weer naar elkaar sloegen;
  • zij ertussen wilde springen, maar hiertoe de kans niet kreeg;
  • zij vervolgens van de verdachte een klap in haar gezicht kreeg en achterover viel met haar hoofd op de grond;
  • [slachtoffer 5] enkele vuistslagen van de verdachte in haar gezicht kreeg.
Hoewel [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] anders verklaren over de gebeurtenis voorafgaand aan het door de verdachte gepleegde geweld tegen [slachtoffer 3] – het trekken aan de arm van [voornaam zoon verdachte] tegenover het tussen de verdachte en [slachtoffer 2] willen springen – acht de rechtbank dit verschil niet zodanig dat zij hieruit de conclusie trekt dat een van deze verklaringen om die reden geen geloof verdient. Dergelijke verschillen in de verklaringen zijn te verklaren door de hectiek van de gebeurtenissen en de emoties die gewoonlijk daarmee gepaard gaan. De rechtbank is van oordeel dat het mogelijk is dat [slachtoffer 3] zowel [voornaam zoon verdachte] bij de arm heeft gepakt als tussen de verdachte en [slachtoffer 2] heeft willen springen.
De verschillen in de verklaringen met betrekking tot het gepleegde geweld zijn wel opmerkelijk. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3], voor zover deze inhouden dat de verdachte [slachtoffer 3] respectievelijk N.T.G.[slachtoffer 2] in het gezicht heeft geslagen, voor het bewijs van die feiten buiten beschouwing moeten blijven. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer 5] van 5 augustus 2013 op bepaalde onderdelen woordelijk overeenstemt met de verklaring van haar moeder [slachtoffer 3], terwijl deze enkele dagen na de verklaring van haar moeder is afgelegd. Ongetwijfeld hebben [slachtoffer 5] en haar ouders na hetgeen op 1 augustus 2013 was voorgevallen gesproken over het doen van aangifte en over hetgeen reeds tegenover de politie was verklaard. De rechtbank sluit niet uit dat de verklaring van [slachtoffer 5] van 5 augustus 2013 hierdoor is gekleurd en dus niet geheel overeenstemt met hetgeen zij werkelijk op 1 augustus 2013 heeft waargenomen of ondervonden. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat
  • bij [slachtoffer 3] geen letsel is geconstateerd in haar gezicht, terwijl de verdachte met een vuist in haar gezicht zou hebben geslagen;
  • bij [slachtoffer 5] geen letsel is geconstateerd in haar gezicht, terwijl de verdachte meermalen met een vuist in haar gezicht zou hebben geslagen.
De verdachte zal van deze onderdelen worden vrijgesproken.
In feite heeft uitsluitend [slachtoffer 5] verklaard dat zij door de verdachte tegen haar hoofd  daarmee niet bedoelende: haar gezicht - en met de vuist meermalen tegen haar rug is geslagen. De betreffende verklaring van [slachtoffer 5] staat echter niet op zichzelf; deze vindt voldoende steun in ander bewijsmateriaal, te weten de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Beiden hebben evenals [slachtoffer 5] verklaard dat de verdachte op 1 augustus 2013 bij hun woning in Sittard diverse gewelddadige handelingen heeft gepleegd in hun richting. Bovendien heeft [slachtoffer 3] evenals [slachtoffer 5] verklaard dat de verdachte [slachtoffer 5] enkele keren met de vuist heeft geslagen. Dat [slachtoffer 3] verklaart dat die vuistslagen tegen het gezicht van [slachtoffer 5] waren gericht doet daar niet aan af, gelet op eerdergenoemde hectiek en emoties waarmee een en ander gepaard zal zijn gegaan.
3.3.2.4
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat:
  • de verdachte [slachtoffer 2] meermalen met een vuist heeft geslagen, in ieder geval tegen zijn neus, zijn linkeroog en achter op zijn hoofd;
  • [slachtoffer 2] hiervan pijn heeft ondervonden en hierdoor letsel heeft opgelopen aan zijn neus en naast zijn linkeroog;
  • de verdachte [slachtoffer 3] heeft omvergeduwd, waarvan deze pijn heeft ondervonden en waardoor deze letsel aan haar achterhoofd heeft opgelopen;
  • de verdachte [slachtoffer 5] tegen haar hoofd en tegen haar rug heeft geslagen, waarvan deze pijn heeft ondervonden.
3.3.2.5
Ten slotte
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten waar het blijkens de inhoud betrekking op heeft.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
3.3.2.6
De conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de feiten 2., 3. en 5. bewezen, zoals hieronder onder 3.4 is omschreven.
3.3.3
Feiten 4 en 6 (De mishandeling van de ambtenaar van politie [slachtoffer 4] respectievelijk het plegen van verzet bij zijn aanhouding)
3.3.3.1
De bewijsmiddelen
Op 1 augustus 2013 te 22:45 uur is [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], op de Irisstraat te Sittard als verdachte op heterdaad aangehouden. Hij is aangehouden op verdenking van overtreding van de artikelen 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is ter geleiding voor een hulpofficier van justitie overgebracht naar het districtsbureau te Maastricht. [12] De verdachte is onverwijld voorgeleid voor de hulpofficier van justitie, genaamd [naam]. [13]
Bij de aanhouding van de verdachte en het overbrengen van de verdachte naar het politiebureau waren vier ambtenaren van politie betrokken. Hieromtrent zijn twee processen-verbaal van bevindingen opgemaakt. Het ene proces-verbaal is opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]; het andere proces-verbaal door de verbalisanten [slachtoffer 4] en [verbalisant 3].
De verbalisanten [verbalisant 1], brigadier van politie regio Limburg Zuid, en [verbalisant 2], hoofdagent van politie regio Limburg Zuid, hebben het volgende gerelateerd. Zij waren op 1 augustus 2013 omstreeks 22:30 uur belast met de incidentafhandeling binnen het Basisteam Westelijke Mijnstreek. Zij pakten de man, die later werd geïdentificeerd als [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], vast en boeiden hem. Op het moment dat zij de transportboeien aanlegden, voelden ze dat de man zich begon te verzetten. De verbalisanten probeerden zich met de geboeide man naar het dienstvoertuig te verplaatsen. Ze zagen dat de man begon te schoppen en hevig met zijn romp begon te draaien. Voorts zagen ze dat hij diverse malen om zich heen spuugde. De man bleef zich hevig verzetten.
Op een gegeven moment probeerde verbalisant [verbalisant 2] met zijn collega [slachtoffer 4] de man in het dienstvoertuig te plaatsen. Hierbij verzette hij zich door onder meer te blijven ronddraaien en te schoppen. Hierbij raakte de man verbalisant [slachtoffer 4]. Ook hierna bleef de man doorgaan met zijn verzet. Hij spuugde diverse malen. [14]
De verbalisanten [slachtoffer 4], brigadier van politie regio Limburg Zuid, en [verbalisant 3], hoofdagent van politie regio Limburg Zuid, hebben het volgende gerelateerd. Zij waren op 1 augustus 2013 omstreeks 22:40 uur belast met de late hondendienst voor het Basisteam Westelijke Mijnstreek. Zij kwamen op 1 augustus 2013 omstreeks 22:45 uur aan op de Irisstraat te Sittard. Ze zagen dat twee collega’s bezig waren met het boeien van een man. Ze zagen dat de man zich hevig verzette bij zijn aanhouding. Verbalisant [verbalisant 3] liep in de richting van haar collega’s om hen te assisteren bij het boeien van de man. Even later begaf verbalisant [slachtoffer 4] zich in de richting van zijn collega’s. Toen de man geboeid op de grond lag, bleef hij zich verzetten in de richting van de collega’s.
Verbalisant [slachtoffer 4] assisteerde door de man op de achterbank van een dienstvoertuig te zetten. De man spuugde toen meermalen in de richting van [slachtoffer 4] en zijn collega’s. Op het moment dat verbalisant [slachtoffer 4] het achterportier van het dienstvoertuig wilde sluiten, zag en voelde hij dat de man met beide benen in zijn richting schopte. Hierbij raakte de man de rechterknie van verbalisant [slachtoffer 4], die op dat moment heftige pijn aan die knie voelde. Hierna bleef de man schoppen in de richting van verbalisant [slachtoffer 4]. [15]
Naar aanleiding van de schop tegen de knie heeft verbalisant [slachtoffer 4] aangifte gedaan van mishandeling. [16]
3.3.3.2
De beoordeling van de verweren van de verdediging
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat bij de verdachte de opzet ontbrak om [slachtoffer 4] te mishandelen, nu het feitelijke grondslag mist. Anders dan door de verdediging is aangevoerd blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen immers dat [slachtoffer 4] is geschopt vóórdat de deur werd gesloten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de processen-verbaal van bevindingen op de pagina’s 18 tot en met 22 van het proces-verbaal van politie op grond van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering van het bewijs uitgesloten dienen te worden. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op grond van artikel 359a, eerste lid aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtbank, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde feit.
Daargelaten het oordeel van de rechtbank of de vuistslag een vormverzuim oplevert, mist het verweer van de verdediging juridische grondslag. De bevindingen van de verbalisanten, zoals weergegeven op de pagina’s 18 tot en met 22 van het proces-verbaal van politie zijn immers niet verkregen door de klap van verbalisant [slachtoffer 4].
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat er geen bewijs is voor een aanhouding van de verdachte op 1 augustus 2013. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is gerelateerd dat zij de verdachte vastpakten en boeiden. Het boeien van de verdachte is gezien door de verbalisanten [slachtoffer 4] en [verbalisant 3]. In het proces-verbaal van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is niet gerelateerd dat zij de verdachte aanhielden; daar is een apart proces-verbaal van aanhouding d.d. 2 augustus 2013 van opgemaakt. Het tijdstip van het vastpakken en boeien komt overeen met het tijdstip dat in dat proces-verbaal wordt genoemd. De rechtbank stelt op grond hiervan dan ook vast dat de verdachte feitelijk werd aangehouden doordat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hem hebben vastgepakt en geboeid.
3.3.3.3
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat:
  • de verdachte op 1 augustus 2013 te Sittard op heterdaad is aangehouden en vastgegrepen door de ambtenaren van politie [verbalisant 1] en [verbalisant 2];
  • de verdachte is aangehouden op grond van de verdenking van overtreding van de artikelen 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren van politie [verbalisant 1], [verbalisant 2], [slachtoffer 4] en [verbalisant 3] door met zijn lichaam te draaien, en dus te trekken in een andere richting dan de richting waarin de politieambtenaren hem trachtten te geleiden, en door in hun richting te schoppen en spugen;
  • de verdachte verbalisant [slachtoffer 4] daarbij tegen zijn knie heeft geschopt, waardoor de verbalisant hevige pijn voelde;
  • de verdachte ter voorgeleiding voor een hulpofficier van justitie is overgebracht naar een politiebureau;
  • de ambtenaren van politie werkzaam waren in de rechtmatige oefening van hun bediening.
3.3.3.4
Ten slotte
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.3.3.5
Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de feiten 4 en 6 bewezen, zoals hieronder onder 3.4 is omschreven.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
feit 1
op 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Kijk niet zo bitch, of ik steek je huis in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2
op 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], met gebalde vuist tegen diens neus en tegen een van zijn ogen en tegen diens hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 3
op 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] zodanig heeft geduwd dat zij op haar hoofd gevallen is, waardoor [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 4
op 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een ambtenaar van politie, te weten [slachtoffer 4], brigadier van regiopolitie Limburg-Zuid, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen een van zijn knieën heeft geschopt, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden;
feit 5
op 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 5], tegen haar hoofd en tegen haar rug heeft geslagen, waardoor [slachtoffer 5] pijn heeft ondervonden;
feit 6
op 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, toen de aldaar dienstdoende ambtenaren van politie [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hem op verdenking van het overtreden van artikel 300 Wetboek van Strafrecht en artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht op heterdaad ontdekt hadden aangehouden en vastgegrepen teneinde
hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een bureau van politie, zich met geweld heeft verzet tegen de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [slachtoffer 4] en [verbalisant 3], werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te trekken in een andere richting dan de richting waarin voornoemde opsporingsambtenaren hem trachtten te geleiden en door te schoppen en te spugen in de richting van voornoemde opsporingsambtenaren.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
feit 1:
bedreiging met brandstichting;
feiten 2, 3 en 5:
mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 6:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden wordt opgelegd. Hiertoe heeft hij gewezen op de ernst van de gepleegde feiten, het gegeven dat de verdachte de feiten heeft gepleegd gedurende de proeftijd opgelegd bij een eerdere veroordeling en het 18 pagina’s tellende strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor huiselijk geweld en geweld tegen de politie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het in geval van een bewezenverklaring gaat om feiten van een relatief geringe ernst, waarbij ook de aangevers anders hadden moeten handelen.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat [slachtoffer 4] de verdachte een harde vuistslag tegen het gezicht heeft gegeven, nadat de verdachte hem had getrapt. Nu deze klap in geen enkele verhouding stond tot het beweerde trappen en in strijd is met de beginselen van strafvordering, dient het slaan door de verbalisant als een vormverzuim te worden aangemerkt, op grond waarvan op basis van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim dient te worden verlaagd.
Gelet hierop, alsmede gelet op de feiten dat:
  • de uitkering van de verdachte is gestopt vanwege de huidige detentie;
  • de huur van de woning van de verdachte is opgezegd vanwege de huidige detentie;
  • tijdens de detentie van de verdachte niets kan worden geregeld ten aanzien van zijn schulden;
  • de verzorging van de wonden, die het gevolg zijn van twee operaties en het gevolg zullen zijn van één nog binnenkort te verrichten operatie, in een huis van bewaring moeizaam is;
heeft de verdediging verzocht aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest en eventueel een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In de avond van 1 augustus 2013 heeft de verdachte zich ernstig misdragen. Hij heeft een vrouw die voor haar woning zat gedreigd die woning in brand te steken. Voorts heeft hij zijn ex-partner en haar beide ouders mishandeld. Vervolgens heeft hij zich, op het moment dat hij door de politie werd aangehouden, stevig daartegen verzet. Een van de politieambtenaren is daarbij door de verdachte mishandeld.
Door de bewezenverklaarde mishandelingen is inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangevers. Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van dergelijke delicten lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer kunnen worden belemmerd.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5 houdt de rechtbank er bovendien rekening mee dat het tweejarige zoontje van de verdachte getuige is geweest van de mishandeling van zijn moeder en grootouders door de verdachte.
De bedreiging onder feit 1 heeft gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij aangeefster [slachtoffer 1].
Ten slotte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de feiten 4 en 6 zijn gepleegd tegen ambtenaren van politie terwijl zij hun publieke taak uitoefenden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Bovendien kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
de ernst van het bewezenverklaarde – het gaat om zes geweldsdelicten die in een zeer kort tijdsbestek zijn gepleegd – in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters doorgaans worden opgelegd;
dat de verdachte vele malen eerder werd veroordeeld, veelal vanwege bedreiging, vaak met een politieambtenaar als slachtoffer;
dat de verdachte ter terechtzitting geen enkel inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden dan ook passend. Gelet op bovengenoemde omstandigheden onder a, b en c is er naar het oordeel van de rechtbank geen enkele reden om aan de verdachte een lagere straf op te leggen vanwege de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Hiervoor onder 3.3.3.2. heeft de rechtbank het verweer van de verdediging in verband met artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering besproken, welk verweer de verdediging ook heeft gevoerd met het oog op de hoogte van de straf. De rechtbank verwerpt dit verweer ten aanzien van de strafmaat op dezelfde gronden.
De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van acht maanden met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding. [slachtoffer 4] vordert inzake feit 4 vergoeding van schade tot een bedrag van € 265,00 te vermeerderen met wettelijke rente. Hiertoe is door, dan wel namens, [slachtoffer 4] aangevoerd dat hij lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen; lichamelijk letsel door het trappen en psychisch letsel door het trappen, het spugen en het beledigen. Hij heeft de beledigingen en het spugen als dermate grof, smerig, vernederend en kwetsend ervaren, dat hij zich in zijn waardigheid aangetast voelde.
Ter onderbouwing van de vordering heeft de benadeelde verwezen naar een uitspraak van de kantonrechter te Nijmegen. In die zaak ging het om een politieagente die op straat werd uitgescholden, waarbij ze waarschijnlijk ook een klap kreeg.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde en gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging verzocht de vordering van de benadeelde niet ontvankelijk te verklaren, omdat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om toe te wijzen een bedrag dat door de rechtbank in goede justitie wordt bepaald.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht aan de benadeelde. Het bewezenverklaarde feit is het schoppen tegen een van de knieën van [slachtoffer 4]. Nu de benadeelde partij haar vordering niet alleen heeft gebaseerd op het schoppen tegen een van de knieën, maar tevens op het beledigen en spugen, kan de benadeelde partij niet volledig in haar vordering worden ontvangen. Op grond van de toelichting van de benadeelde partij stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij vooral het beledigen en spugen door de verdachte als schadeveroorzakend gedrag heeft aangemerkt. De rechtbank zal de benadeelde daarom ten aanzien van het deel van de vordering dat voor toewijzing niet in aanmerking kan worden gebracht daarom in die vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt de immateriële schade naar aanleiding van het schoppen naar redelijkheid en billijkheid vast op het bedrag van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts wijst de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel toe voor ditzelfde bedrag, nu de verdachte jegens aangever naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 180, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van feit 4.
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], politie regio Limburg-Zuid, postbus 1230, 6201 BE Maastricht, te betalen € 100,00, dat bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 1 augustus 2013 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4], voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] € 100,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 augustus 2013 tot aan de dag van volledige voldoening, bij niet betaling te vervangen door twee dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. R. Robroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 november 2013.
Buiten staat
Mr. R. Robroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij, verdachte, op of omstreeks 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft
hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
"Kijk niet zo bitch, of ik steek je huis in de fik", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2
hij, verdachte, op of omstreeks 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (met gebalde vuist) tegen diens neus en/of
tegen (een van) zijn o(o)g(en), in elk geval (telkens) tegen diens gezicht
en/of tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2]
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 3
hij op of omstreeks 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] tegen en/of op het hoofd heeft
geslagen en/of gestompt en/of heeft omvergeduwd, althans zodanig heeft geduwd
dat zij (op haar hoofd) gevallen is, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 4
hij, verdachte, op of omstreeks 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een ambtenaar van politie, te weten
[slachtoffer 4] (brigadier van regiopolitie Limburg-Zuid), gedurende en/of terzake van
de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, tegen een van zijn knieën,
althans tegen een van zijn benen heeft getrapt en/of geschopt, waardoor
voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 5
hij, verdachte, op of omstreeks 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 5]), (telkens) tegen haar gezicht, in elk geval
tegen haar hoofd en/of tegen haar rug heeft geslagen en/of gestompt, waardoor
voornoemde [slachtoffer 5] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 6
hij, verdachte, op of omstreeks 1 augustus 2013 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, toen de aldaar dienstdoende ambtena(a)r(en) van politie [verbalisant 1]
en/of [verbalisant 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [verbalisant 3]
hem, verdachte, op verdenking van het overtreden van artikel 300 Wetboek van
Strafrecht en/of artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op
verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad
ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde
hem, verdachte, ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van
justitie en hem, verdachte daartoe over te brengen naar een plaats van
verhoor, te weten een bureau van politie, zich met geweld heeft verzet tegen
bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening zijner/harer/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te
trekken en/of te rukken in een andere richting dan de richting waarin/waarheen
voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te
bewegen/geleiden en/of door te schoppen en/of te trappen en/of te spugen in de
richting van voornoemde opsporingsambtena(a)r(en).
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700464-13
proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de enkelvoudige strafkamer van de rechtbank van 25 november 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 11 november 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan dit proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. H.F. van Kregten, advocaat kantoorhoudende te Waddinxveen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar de doorlopende paginanummering in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013082724 d.d. 4 augustus 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 41.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 1 augustus 2013 op de pagina’s 4 en 5.
3.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 1 augustus 2013 op de pagina’s 14 en 15.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2013 op de pagina’s 18 en 19.
5.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 1 augustus 2013 op de pagina’s 6 en 7.
6.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 2 augustus 2013 op de pagina’s 9 en 10.
7.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 2 augustus 2013 op pagina 10 en de verklaring van S. v.d. Busse, huisarts, d.d. 2 augustus 2013 op pagina 12.
8.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 1 augustus 2013 op de pagina’s 6 en 7.
9.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 1 augustus 2013 op pagina 7 en de opmerking van de verbalisant bij deze aangifte op pagina 8.
10.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 5] d.d. 2 augustus 2013 op de pagina’s 16 en 17.
11.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 5 augustus 2013 met proces-verbaalnummer PL2441 20130840755-1, blad 1 en 2. Dit proces-verbaal van aangifte maakt geen deel uit van het doorgenummerde proces-verbaal van politie, genoemd in voetnoot 1.
12.Het proces-verbaal aanhouding d.d. 2 augustus 2013 op de pagina’s 23 en 24.
13.Het proces-verbaal Aanvullend d.d. 8 augustus 2013 op pagina 30A.
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2013 op de pagina’s 18 en 19.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2013 op de pagina’s 21 en 22.
16.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 5 augustus 2013 op pagina 40.