3.3.1Feit 1 (de bedreiging van [slachtoffer 1])
3.3.1.1
De bewijsmiddelen
Op 1 augustus 2013 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 zat aangeefster [slachtoffer 1] omstreeks 21:30 uur, samen met [getuige], op de stoep voor haar woning, gelegen aan de [adres 1]. Ze zag dat een man in hun richting liep. Zij hoorde hem tegen haar zeggen: ‘Kijk niet zo, bitch. Of ik steek je huis in de fik.’ Aangeefster voelde zich hierdoor bedreigd, mede omdat ze voor haar woning zat. Een eind verderop sloeg de man tegen een raam en trapte hij tegen een deur.
[slachtoffer 1] vermoedt dat de man 25 tot 30 jaar oud is. Hij heeft een normaal postuur, een getinte huidskleur en kort donker haar. Hij droeg een wit T-shirt.
De man was tussen 20:00 uur en 21:30 uur een aantal malen de straat in- en uitgelopen en was daarbij agressief en provocerend naar iedereen. Hij schold toen verschillende personen uit en mishandelde een hondje van een buurtgenoot.
Op 1 augustus 2013 is [getuige] door de politie gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 omstreeks 21:30 uur was zij in de [adres 1]. Ze zag een man de [adres 1] komen inlopen. Hij bleef op en neer door de [adres 1] lopen. Op een gegeven moment liep de man in de richting van [slachtoffer 1] en zei tegen haar: ‘Kijk niet zo stom, ik steek je huis in de fik!’
Even daarvoor schold de man een andere persoon uit.
Getuige [getuige] weet dat de politie is gebeld. Deze kwam ter plaatse.
De man is licht getint, heeft een smal postuur en zeer kort, zwart haar. Hij droeg een wit T‑shirt en gymschoenen.
De man is op 1 augustus 2013 ook omstreeks 20:00 uur aanwezig geweest in de [adres 1]. Hij liep toen schreeuwend door de straat en had een jongetje van twee à drie jaar oud bij zich.
Op 1 augustus 2013 omstreeks 22:30 uur kregen twee ambtenaren van politie de melding om te gaan naar de [adres 1] in verband met een man die daar een deur aan het intrappen was. Deze man zou een wit T-shirt en een lichte kleur korte broek dragen. Hij had korte donkere haren en een Marokkaans uiterlijk.
Ter plaatse zijn deze ambtenaren aangesproken door een vrouw die aangifte wilde doen van bedreiging. De dader zou hebben gedreigd haar woning in brand te steken.
De politieambtenaren keken in de omgeving uit naar de dader. Op de Geraniumstraat werden de twee ambtenaren aangesproken door twee mannen. Die mannen zeiden dat een man met een wit shirt was weggerend in de richting van de nabij gelegen supermarkt genaamd C‑1000. De ambtenaren reden in de richting van de C‑1000. Op de Irisstraat zagen zij een man met een wit T-shirt, een korte lichte kleur broek en een Marokkaans uiterlijk. Ze reden in de richting van die man. Toen ze de man naderden, zagen de ambtenaren dat de man zich bukte en knielde voor een aldaar geparkeerde auto. Even later werd de man vastgepakt en geboeid. De man is geïdentificeerd als [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Op 1 augustus 2013 is [slachtoffer 3] door de politie gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Vandaag omstreeks 19:00 uur haalde [verdachte] zijn tweejarig zoontje op bij het adres [adres 2]. Op diezelfde dag omstreeks 21:05 uur bracht hij zijn zoontje daar weer terug. Verdachte was agressief.
3.3.1.2
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 1 augustus 2013 omstreeks 21:30 uur is te Sittard aangeefster [slachtoffer 1] bedreigd met de woorden: ‘Kijk niet zo, bitch. Of ik steek je huis in de fik.’ of soortgelijke woorden. Aangeefster voelde zich hierdoor erg bedreigd.
De man die [slachtoffer 1] bedreigde liep op 1 augustus 2013 omstreeks 20:00 uur schreeuwend door de [adres 1]. Hij had toen een jongetje van ongeveer twee tot drie jaar oud bij zich.
De verdachte heeft op 1 augustus 2013 omstreeks 19:00 uur zijn tweejarig zoontje opgehaald op de [adres 2]. Omstreeks 21:05 uur heeft de verdachte zijn zoontje weer afgezet op dit adres. Hij gedroeg zich toen agressief.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de [adres 2] en de [adres 1] in Sittard in elkaars directe nabijheid zijn gelegen.
De verdachte is op 1 augustus 2013 kort na 22:30 uur door de politie op de Irisstraat te Sittard aangetroffen, vastgepakt en geboeid. Hij voldeed op dat moment aan het signalement van de persoon die [slachtoffer 1] op diezelfde avond had bedreigd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de Irisstraat en de [adres 1] in Sittard in elkaars nabijheid zijn gelegen.
Gelet op deze vaststellingen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 1] door de verdachte werd bedreigd.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat niet is bewezen dat de verdachte degene is geweest die de bedreigende woorden heeft geuit, wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
3.3.1.3
Is sprake van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht?
Wil sprake zijn van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, moet uit de gebezigde bewijsmiddelen blijken dat de gedraging van zodanige aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kan ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, daadwerkelijk zal worden uitgevoerd. Bovendien moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden worden gedaan dat deze (ook) in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt in dit verband het volgende.
- De verdachte was een voor de aangeefster onbekende man.
- De verdachte gedroeg zich gedurende de anderhalf uur voorafgaande aan de bedreiging erg agressief en provocerend in de richting van omstanders en mishandelde een hondje.
- De verdachte sloeg en schopte vrijwel direct na de bedreiging tegen een raam respectievelijk een deur.
- De bedreiging is gedaan terwijl aangeefster voor haar huis zat.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging van zodanige aard was en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij aangeefster [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte haar huis in brand zou steken. Bovendien is de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden gedaan dat deze ook in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de ten laste gelegde bedreiging niet een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
3.3.1.4
Conclusie
De rechtbank acht feit 1 bewezen, zoals hieronder onder 3.4 is omschreven.
3.3.2Feiten 2, 3 en 5 (De mishandeling van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5])
3.3.2.1
Vooraf
[slachtoffer 5] is de ex-partner van de verdachte. Samen hebben zij een zoontje, genaamd [voornaam zoon verdachte]. In de avond van 1 augustus 2013 was [slachtoffer 5] in de woning van haar ouders [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gelegen aan de [adres 2]. Omstreeks 19:00 uur haalde de verdachte zijn zoontje op bij deze woning. Omstreeks 21:05 uur bracht hij zijn zoontje weer terug. Op enig moment na het terugbrengen van het zoontje kwam de verdachte achterom bij de woning.
3.3.2.2
De bewijsmiddelen
Op 2 augustus 2013 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mishandeling. Hij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 na 21:00 uur kwam [verdachte] achterom bij de woning van aangever [slachtoffer 2], gelegen aan de [adres 2]. [voornaam verdachte] schold de vrouw van [slachtoffer 2] uit. Vervolgens kwam [voornaam verdachte] met gebalde vuist op hem af. Hij sloeg met zijn vuist tegen de neus van [slachtoffer 2]. Hiervan voelde aangever pijn. Er ontstond een vechtpartij tussen [slachtoffer 2] en [voornaam verdachte]. Met zijn vuist sloeg [voornaam verdachte] [slachtoffer 2] tegen de neus, tegen het linkeroog en achter op het hoofd. Hiervan voelde [slachtoffer 2] pijn.
Naast het linkeroog van aangever [slachtoffer 2] zat een kleine schaafwond. Tevens was zijn linker neusbrug een beetje gezwollen.
Op 1 augustus 2013 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van mishandeling. Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 na 21:00 uur hoorde ze een hoop geschreeuw aan de achterzijde van haar woning, gelegen aan de [adres 2]. Ze zag dat [verdachte] aan de achterzijde bij de poort stond. Hij was aan het schelden. De man van aangeefster [slachtoffer 3] hoorde dit ook en liep naar de heg, naast de poort. Aangeefster [slachtoffer 3] zag dat [voornaam verdachte] door de spijlen van het hek en de heg naar haar man uithaalde. Vervolgens werd er over en weer naar elkaar geslagen. Aangeefster [slachtoffer 3] maakte de poort open en wilde tussen haar man en [voornaam verdachte] springen. Vervolgens viel ze achterover met haar hoofd op de grond. Dit deed verschrikkelijk veel pijn.
[slachtoffer 3] zag dat haar dochter [voornaam slachtoffer 5] enkele vuistslagen kreeg van [voornaam verdachte].
[slachtoffer 3] had een bult op haar achterhoofd.
[slachtoffer 5] heeft twee keer een verklaring afgelegd bij de politie. Op 2 augustus 2013 is ze gehoord als getuige en op 5 augustus 2013 heeft ze aangifte gedaan tegen de verdachte.
Op 2 augustus 2013 heeft ze onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013, in de avonduren, stond haar ex-vriend [voornaam verdachte] aan de andere kant van het hek rond de tuin van de woning van haar ouders. Hij was aan het schelden. Er ontstond een vechtpartij tussen [voornaam verdachte] en haar vader. Haar moeder deed de deur van de tuin naar de brandgang open. Op enig moment duwde [voornaam verdachte] haar moeder met kracht weg. Even later voelde [slachtoffer 5] dat ze een klap achter op haar hoofd kreeg.
Ze zag dat [voornaam verdachte] vijf keer met een vuist in het gezicht van haar vader sloeg.
Op 5 augustus 2013 heeft [slachtoffer 5] onder meer het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2013 was ze bij haar ouders op de [adres 2]. Nadat haar vader de verdachte had aangesproken, zag ze dat [verdachte] haar vader door de spijlen van het hek en door de heg met een vuist sloeg. Hierna ging hij door met het slaan van haar vader. Hij sloeg met kracht en met zijn vuisten.
Toen [voornaam verdachte] even later in de tuin was, zag [slachtoffer 5] dat haar moeder door toedoen van de verdachte ten val kwam en met haar hoofd de grond raakte.
Ineens voelde [slachtoffer 5] een harde klap op de achterzijde van haar hoofd. Dit deed pijn. Vervolgens sloeg [voornaam verdachte] haar meermalen met kracht en met zijn vuist op haar rug. Ook dit deed erg veel pijn.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 1 augustus 2013 te Sittard [slachtoffer 3] een duw heeft gegeven, ten gevolge waarvan ze is gevallen.
3.3.2.3
Beoordeling van het verweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 5] van 5 augustus 2013 niet geloofwaardig is, nu deze afwijkt zowel van haar verklaring van 2 augustus 2013 als van de verklaring van [slachtoffer 3] van 1 augustus 2013.
In verband hiermee overweegt de rechtbank het volgende.
In haar verklaring van 2 augustus 2013 heeft [slachtoffer 5], voor zover hier relevant, verklaard dat:
- de verdachte een arm van [voornaam zoon verdachte] vastpakte en hem in zijn richting trok;
- [slachtoffer 3] de andere arm van [voornaam zoon verdachte] pakte en deze vasthield;
- de verdachte [slachtoffer 3] met kracht wegduwde;
- zij een klap achterop haar hoofd heeft gekregen toen zij probeerde [voornaam zoon verdachte] in veiligheid te brengen.
In haar verklaring van 5 augustus 2013 heeft [slachtoffer 5], voor zover hier relevant, verklaard dat:
- de verdachte [voornaam zoon verdachte] bij zijn arm vastpakte;
- [slachtoffer 3] het andere armpje van [voornaam zoon verdachte] vasthield;
- de verdachte [slachtoffer 3] met kracht met een vuist in het gezicht sloeg, waardoor zij ten val kwam en met haar hoofd de grond raakte;
- zij zich voorover bukte bij [voornaam zoon verdachte] en toen een harde klap op de achterzijde van haar hoofd voelde;
- verdachte haar meermalen met kracht met de vuist sloeg op haar gezicht en rug.
In haar verklaring van 1 augustus 2013 heeft [slachtoffer 3], voor zover hier relevant, verklaard dat:
- de verdachte en [slachtoffer 2] over en weer naar elkaar sloegen;
- zij ertussen wilde springen, maar hiertoe de kans niet kreeg;
- zij vervolgens van de verdachte een klap in haar gezicht kreeg en achterover viel met haar hoofd op de grond;
- [slachtoffer 5] enkele vuistslagen van de verdachte in haar gezicht kreeg.
Hoewel [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] anders verklaren over de gebeurtenis voorafgaand aan het door de verdachte gepleegde geweld tegen [slachtoffer 3] – het trekken aan de arm van [voornaam zoon verdachte] tegenover het tussen de verdachte en [slachtoffer 2] willen springen – acht de rechtbank dit verschil niet zodanig dat zij hieruit de conclusie trekt dat een van deze verklaringen om die reden geen geloof verdient. Dergelijke verschillen in de verklaringen zijn te verklaren door de hectiek van de gebeurtenissen en de emoties die gewoonlijk daarmee gepaard gaan. De rechtbank is van oordeel dat het mogelijk is dat [slachtoffer 3] zowel [voornaam zoon verdachte] bij de arm heeft gepakt als tussen de verdachte en [slachtoffer 2] heeft willen springen.
De verschillen in de verklaringen met betrekking tot het gepleegde geweld zijn wel opmerkelijk. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3], voor zover deze inhouden dat de verdachte [slachtoffer 3] respectievelijk N.T.G.[slachtoffer 2] in het gezicht heeft geslagen, voor het bewijs van die feiten buiten beschouwing moeten blijven. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer 5] van 5 augustus 2013 op bepaalde onderdelen woordelijk overeenstemt met de verklaring van haar moeder [slachtoffer 3], terwijl deze enkele dagen na de verklaring van haar moeder is afgelegd. Ongetwijfeld hebben [slachtoffer 5] en haar ouders na hetgeen op 1 augustus 2013 was voorgevallen gesproken over het doen van aangifte en over hetgeen reeds tegenover de politie was verklaard. De rechtbank sluit niet uit dat de verklaring van [slachtoffer 5] van 5 augustus 2013 hierdoor is gekleurd en dus niet geheel overeenstemt met hetgeen zij werkelijk op 1 augustus 2013 heeft waargenomen of ondervonden. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat
- bij [slachtoffer 3] geen letsel is geconstateerd in haar gezicht, terwijl de verdachte met een vuist in haar gezicht zou hebben geslagen;
- bij [slachtoffer 5] geen letsel is geconstateerd in haar gezicht, terwijl de verdachte meermalen met een vuist in haar gezicht zou hebben geslagen.
De verdachte zal van deze onderdelen worden vrijgesproken.
In feite heeft uitsluitend [slachtoffer 5] verklaard dat zij door de verdachte tegen haar hoofd daarmee niet bedoelende: haar gezicht - en met de vuist meermalen tegen haar rug is geslagen. De betreffende verklaring van [slachtoffer 5] staat echter niet op zichzelf; deze vindt voldoende steun in ander bewijsmateriaal, te weten de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Beiden hebben evenals [slachtoffer 5] verklaard dat de verdachte op 1 augustus 2013 bij hun woning in Sittard diverse gewelddadige handelingen heeft gepleegd in hun richting. Bovendien heeft [slachtoffer 3] evenals [slachtoffer 5] verklaard dat de verdachte [slachtoffer 5] enkele keren met de vuist heeft geslagen. Dat [slachtoffer 3] verklaart dat die vuistslagen tegen het gezicht van [slachtoffer 5] waren gericht doet daar niet aan af, gelet op eerdergenoemde hectiek en emoties waarmee een en ander gepaard zal zijn gegaan.
3.3.2.4
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat:
- de verdachte [slachtoffer 2] meermalen met een vuist heeft geslagen, in ieder geval tegen zijn neus, zijn linkeroog en achter op zijn hoofd;
- [slachtoffer 2] hiervan pijn heeft ondervonden en hierdoor letsel heeft opgelopen aan zijn neus en naast zijn linkeroog;
- de verdachte [slachtoffer 3] heeft omvergeduwd, waarvan deze pijn heeft ondervonden en waardoor deze letsel aan haar achterhoofd heeft opgelopen;
- de verdachte [slachtoffer 5] tegen haar hoofd en tegen haar rug heeft geslagen, waarvan deze pijn heeft ondervonden.
3.3.2.5
Ten slotte
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten waar het blijkens de inhoud betrekking op heeft.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
3.3.2.6
De conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de feiten 2., 3. en 5. bewezen, zoals hieronder onder 3.4 is omschreven.
3.3.3Feiten 4 en 6 (De mishandeling van de ambtenaar van politie [slachtoffer 4] respectievelijk het plegen van verzet bij zijn aanhouding)
3.3.3.1
De bewijsmiddelen
Op 1 augustus 2013 te 22:45 uur is [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], op de Irisstraat te Sittard als verdachte op heterdaad aangehouden. Hij is aangehouden op verdenking van overtreding van de artikelen 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is ter geleiding voor een hulpofficier van justitie overgebracht naar het districtsbureau te Maastricht.De verdachte is onverwijld voorgeleid voor de hulpofficier van justitie, genaamd [naam].
Bij de aanhouding van de verdachte en het overbrengen van de verdachte naar het politiebureau waren vier ambtenaren van politie betrokken. Hieromtrent zijn twee processen-verbaal van bevindingen opgemaakt. Het ene proces-verbaal is opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]; het andere proces-verbaal door de verbalisanten [slachtoffer 4] en [verbalisant 3].
De verbalisanten [verbalisant 1], brigadier van politie regio Limburg Zuid, en [verbalisant 2], hoofdagent van politie regio Limburg Zuid, hebben het volgende gerelateerd. Zij waren op 1 augustus 2013 omstreeks 22:30 uur belast met de incidentafhandeling binnen het Basisteam Westelijke Mijnstreek. Zij pakten de man, die later werd geïdentificeerd als [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], vast en boeiden hem. Op het moment dat zij de transportboeien aanlegden, voelden ze dat de man zich begon te verzetten. De verbalisanten probeerden zich met de geboeide man naar het dienstvoertuig te verplaatsen. Ze zagen dat de man begon te schoppen en hevig met zijn romp begon te draaien. Voorts zagen ze dat hij diverse malen om zich heen spuugde. De man bleef zich hevig verzetten.
Op een gegeven moment probeerde verbalisant [verbalisant 2] met zijn collega [slachtoffer 4] de man in het dienstvoertuig te plaatsen. Hierbij verzette hij zich door onder meer te blijven ronddraaien en te schoppen. Hierbij raakte de man verbalisant [slachtoffer 4]. Ook hierna bleef de man doorgaan met zijn verzet. Hij spuugde diverse malen.
De verbalisanten [slachtoffer 4], brigadier van politie regio Limburg Zuid, en [verbalisant 3], hoofdagent van politie regio Limburg Zuid, hebben het volgende gerelateerd. Zij waren op 1 augustus 2013 omstreeks 22:40 uur belast met de late hondendienst voor het Basisteam Westelijke Mijnstreek. Zij kwamen op 1 augustus 2013 omstreeks 22:45 uur aan op de Irisstraat te Sittard. Ze zagen dat twee collega’s bezig waren met het boeien van een man. Ze zagen dat de man zich hevig verzette bij zijn aanhouding. Verbalisant [verbalisant 3] liep in de richting van haar collega’s om hen te assisteren bij het boeien van de man. Even later begaf verbalisant [slachtoffer 4] zich in de richting van zijn collega’s. Toen de man geboeid op de grond lag, bleef hij zich verzetten in de richting van de collega’s.
Verbalisant [slachtoffer 4] assisteerde door de man op de achterbank van een dienstvoertuig te zetten. De man spuugde toen meermalen in de richting van [slachtoffer 4] en zijn collega’s. Op het moment dat verbalisant [slachtoffer 4] het achterportier van het dienstvoertuig wilde sluiten, zag en voelde hij dat de man met beide benen in zijn richting schopte. Hierbij raakte de man de rechterknie van verbalisant [slachtoffer 4], die op dat moment heftige pijn aan die knie voelde. Hierna bleef de man schoppen in de richting van verbalisant [slachtoffer 4].
Naar aanleiding van de schop tegen de knie heeft verbalisant [slachtoffer 4] aangifte gedaan van mishandeling.
3.3.3.2
De beoordeling van de verweren van de verdediging
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat bij de verdachte de opzet ontbrak om [slachtoffer 4] te mishandelen, nu het feitelijke grondslag mist. Anders dan door de verdediging is aangevoerd blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen immers dat [slachtoffer 4] is geschopt vóórdat de deur werd gesloten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de processen-verbaal van bevindingen op de pagina’s 18 tot en met 22 van het proces-verbaal van politie op grond van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering van het bewijs uitgesloten dienen te worden. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op grond van artikel 359a, eerste lid aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtbank, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde feit.
Daargelaten het oordeel van de rechtbank of de vuistslag een vormverzuim oplevert, mist het verweer van de verdediging juridische grondslag. De bevindingen van de verbalisanten, zoals weergegeven op de pagina’s 18 tot en met 22 van het proces-verbaal van politie zijn immers niet verkregen door de klap van verbalisant [slachtoffer 4].
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat er geen bewijs is voor een aanhouding van de verdachte op 1 augustus 2013. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is gerelateerd dat zij de verdachte vastpakten en boeiden. Het boeien van de verdachte is gezien door de verbalisanten [slachtoffer 4] en [verbalisant 3]. In het proces-verbaal van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is niet gerelateerd dat zij de verdachte aanhielden; daar is een apart proces-verbaal van aanhouding d.d. 2 augustus 2013 van opgemaakt. Het tijdstip van het vastpakken en boeien komt overeen met het tijdstip dat in dat proces-verbaal wordt genoemd. De rechtbank stelt op grond hiervan dan ook vast dat de verdachte feitelijk werd aangehouden doordat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hem hebben vastgepakt en geboeid.
3.3.3.3
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat:
- de verdachte op 1 augustus 2013 te Sittard op heterdaad is aangehouden en vastgegrepen door de ambtenaren van politie [verbalisant 1] en [verbalisant 2];
- de verdachte is aangehouden op grond van de verdenking van overtreding van de artikelen 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
- de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren van politie [verbalisant 1], [verbalisant 2], [slachtoffer 4] en [verbalisant 3] door met zijn lichaam te draaien, en dus te trekken in een andere richting dan de richting waarin de politieambtenaren hem trachtten te geleiden, en door in hun richting te schoppen en spugen;
- de verdachte verbalisant [slachtoffer 4] daarbij tegen zijn knie heeft geschopt, waardoor de verbalisant hevige pijn voelde;
- de verdachte ter voorgeleiding voor een hulpofficier van justitie is overgebracht naar een politiebureau;
- de ambtenaren van politie werkzaam waren in de rechtmatige oefening van hun bediening.
3.3.3.4
Ten slotte
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.3.3.5
Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de feiten 4 en 6 bewezen, zoals hieronder onder 3.4 is omschreven.