In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 november 2013 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een verdachte die betrokken was bij de diefstal van Miele wasmachines en vaatwassers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bedrag van € 25.085,67 had verdiend met de verkoop van 118 gestolen apparaten. De vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel werd ingediend door de officier van justitie, die aanvankelijk het te ontnemen voordeel schatte op € 34.772, maar dit bedrag verlaagde naar € 29.085,67 tijdens de zitting op 15 november 2013. De verdediging betoogde dat de vordering afgewezen moest worden, maar stelde ook dat er een bedrag van € 2.000,-- in mindering moest worden gebracht, omdat de verdachte dit bedrag had betaald aan een medeverdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 december 2011 samen met anderen een vrachtauto met 120 Miele wasmachines en vaatwassers heeft gestolen. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de diefstal als hoofdrol toegedicht en heeft geconcludeerd dat hij de gestolen goederen heeft verkocht. De rechtbank heeft de opbrengst van de gestolen goederen berekend op basis van de laagste consumentenprijzen en heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 25.085,67 bedraagt, na aftrek van gemaakte kosten. De rechtbank heeft de verdachte vervolgens verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.