3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1Inleiding
In de vroege ochtend van 11 december 2011 begaven de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich op aanwijzing van meerdere wandelaars naar een zandweg, gelegen in het bosgebied tussen Echt en Maria Hoop, in de gemeente Echt-Susteren. Aldaar troffen deze verbalisanten een trekker met oplegger aan. De trekker was van het merk DAF en had als kenteken [kenteken 1]. De oplegger was voorzien van het kenteken [kenteken 2].
Uit onderzoek bleek dat deze trekker met oplegger op naam gesteld was van [benadeelde 1] te Geleen. De eigenaar van de trekker met oplegger werd vervolgens in kennis gesteld van de bevindingen van de verbalisanten.
Het bewijs
Op zondag 11 december 2011 deed [aangever] (hierna: aangever), mede namens de benadeelden [benadeelde 1] en [benadeelde 2], aangifte van diefstal van een vrachtauto met oplegger, met daarin 120 Miele wasmachines en vaatwasmachines.Aangever verklaarde dat een van zijn chauffeurs, genaamd [chauffeur 1], op 10 december 2011 zijn trekker van het merk DAF met kenteken [kenteken 1] had gekoppeld aan een oplegger met het kenteken [kenteken 2]. De oplegger was geladen met 120 wasmachines en vaatwasmachines van het merk Miele, met een totale verkoopwaarde van ongeveer
€ 130.000.De vrachtwagencombinatie werd gestald op het bedrijfsterrein van [benadeelde 1], gelegen aan de [adres 1] te Nuth. Aangever vernam van zijn zoon en dochter dat op zaterdag 10 december 2011, omstreeks 18:00 uur, voornoemde vrachtwagencombinatie afgesloten op het terrein van [benadeelde 1] geparkeerd stond. Op zondagmorgen 11 december 2011 zag aangever dat de vrachtwagencombinatie niet meer op het terrein aanwezig was. Enige tijd later op dezelfde dag werd aangever door de politie in kennis gesteld van het aantreffen van voornoemde trekker met oplegger in een bosgebied in de gemeente Echt-Susteren.
Verbalisant [verbalisant 3] deed onderzoek naar de werking van het stuurslot, het startsysteem en de procedure voor het starten van de motor van de gestolen DAF trekker met kenteken
[kenteken 1]. Door de verbalisant werd onder andere informatie ingewonnen bij de heer [persoon 2] van [bedrijf] Hieruit kwam naar voren dat de motor van de trekker niet gestart kon worden zonder een originele DAF sleutel.
Tevens werd onderzoek gedaan naar de digitaal opgeslagen tachograafbestanden van de DAF trekker. Op basis van deze data werd de gereden route van de DAF trekker gereconstrueerd. Hieruit bleek dat de vrachtwagencombinatie op 11 december 2011, nadat deze om 00:22:44 uur was vertrokken vanaf het bedrijfsterrein aan de [adres 1] te Nuth, rechtstreeks en zonder onderbrekingen was gereden naar een van de laatste loodsen aan de - vanuit de rijrichting van de vrachtwagencombinatie bezien - rechterzijde van de [adres 3] te Brunssum. De vrachtwagencombinatie stond daar blijkens de tachograafbestanden stil tussen 00:40 uur en 03:51 uur. Vervolgens reed de vrachtwagencombinatie rechtstreeks en zonder onderbrekingen naar de plaats waar deze later werd aangetroffen.
Verbalisant [verbalisant 4], die het onderzoek naar de tachograafdata had verricht, deelde verbalisant [verbalisant 5] op woensdag 21 december 2011 mede dat na het narijden van de ritten was gebleken dat een van de meest aannemelijke loslocatie van de vrachtwagencombinatie de plaats aan de achterzijde van het pand [adres 2] was, welke plaats via de [adres 3] kon worden bereikt.
Door de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] werd op woensdag 21 december 2011 een onderzoek ingesteld in loods nummer 2, gelegen aan de achterzijde van het pand [adres 2] te Brunssum. In deze loods werden een Miele wasmachine en een Miele vaatwasmachine aangetroffen. De serienummers van deze wasmachine en vaatwasmachine kwamen overeen met twee serienummers van de in de nacht van 10 op 11 december 2011 te Nuth gestolen Miele wasmachines en vaatwasmachines.
Door een medewerker van de eigenaar van de loods nummer 2 werden de badgegegevens verstrekt van de poort die toegang gaf tot het terrein van de loodsen aan de [adres 2] te Brunssum. Hieruit bleek dat met een op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] gestelde badge, op 10 december 2011 om 00:32:24 uur en om 03:28:05 uur de toegangspoort van het terrein was geopend.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de huurder was van loods nummer 2, gelegen aan de [adres 2] te Brunssum.Verdachte had sinds mei/juni 2011 de beschikking over een badge en een sleutel waarmee hij de toegangspoort naar het terrein van de loods respectievelijk de loods zelf kon openen. Op zaterdagavond 10 december 2011, tussen 21:00 uur en 22:00 uur, kwam verdachte bij medeverdachte [medeverdachte 1] aan de deur. Verdachte vroeg aan [medeverdachte 1] of hij hem kon helpen met het uitladen van een vrachtauto wasmachines. Een half uur later werd medeverdachte [medeverdachte 1] door verdachte met zijn auto opgehaald. In de auto zat ook nog een andere man. Gezamenlijk reden zij naar loods nummer 2 aan de [adres 2] te Brunssum. Verdachte opende met zijn badge en sleutel achtereenvolgens de toegangspoort van het terrein en de rolpoort van de loods. In de loods wachtten de drie mannen ongeveer 10 minuten op de trekker met oplegger. De onbekend gebleven chauffeur parkeerde de vrachtwagencombinatie in de loods, waarna de mannen met zijn vieren de 120 Miele wasmachines en vaatwassers uit de oplegger laadden en deze in de loods opstapelden. Toen de oplegger geleegd was, vertrok de chauffeur met de vrachtwagencombinatie, gevolgd door verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en de andere man. Medeverdachte [medeverdachte 1] ontving als beloning een of twee dagen later van verdachte € 2.000,-- in contant geld.
Naar aanleiding van een analyse van het mobiele dataverkeer en de daaruit gerezen verdenking jegens medeverdachte [medeverdachte 2], vond er op 29 februari 2012 een doorzoeking plaats van de woning van [medeverdachte 2], gelegen aan de [adres 4] te Heerlen. In deze woning werden in een plastic zak een ingebruikname verklaring, een garantiebewijs, twee gebruiksaanwijzingen en een energielabel van een Miele wasmachine aangetroffen. Het serienummer van deze wasmachine kwam overeen met het serienummer van één van de in de nacht van 10 op 11 december 2011 gestolen Miele wasmachines.Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in de maand december 2011 een Miele wasmachine had gekocht.
Uit een analyse van het mobiele dataverkeer kwam verder naar voren dat verdachte in de periode van 9 december 2011 tot en met 13 december 2011 vele malen telefonisch contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 1], in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 2]. Tijdens een tweetal telefoongesprekken op 10 december 2011 (21:47:54 uur en 22:01:25 uur) met verdachte straalde de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] de zendmast aan de Pijler te Brunssum aan, een plaats in de nabijheid van loods nummer 2 aan de [adres 2] te Brunssum.
Voorts had blijkens de analyse verdachte in de periode van 8 tot en met 11 december 2011 telefonisch contact met de onbekend gebleven gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Dit telefoonnummer, dat behoorde bij een toestel dat tijdens de doorzoeking op 29 februari 2012 werd gevonden in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2], straalde tijdens een gesprek met verdachte op 10 december 2011 te 23:20 uur de zendmast aan de [adres 1] te Brunssum aan, de plaats waar loods nummer 2 is gelegen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De rechtbank heeft ter terechtzitting medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige gehoord. [medeverdachte 1] heeft ter zitting verklaard dat de verklaring die hij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd de juiste verklaring is. In deze verklaring noemt [medeverdachte 1] ene ‘[persoon 1]’ als degene die verantwoordelijk is voor alle aangetroffen spullen in loods (nummer 2) aan de [adres 2] te Brunssum. Deze [persoon 1] zou de loods samen met [getuige 4] vanaf september 2011 van hem hebben gehuurd.
[medeverdachte 1] heeft ter zitting als getuige verklaard dat zijn verklaring bij de politie van 18 januari 2012 aldus dient te worden begrepen dat telkens waar hij de naam van verdachte noemt, hij [persoon 1] bedoelt. Verdachte zou, anders dan [medeverdachte 1] in die verklaring van 18 januari 2012 zegt, niets met de diefstal of heling van de Mieles te maken hebben.
De rechtbank hecht evenwel geen geloof aan de verklaringen die [medeverdachte 1] als getuige bij de rechter-commissaris en ter zitting heeft afgelegd en zal deze verklaringen derhalve terzijde stellen. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat [medeverdachte 1] pas ter zitting de volledige naam van [persoon 1], te weten [persoon 1], heeft genoemd. Volgens [medeverdachte 1] heeft hij de naam van [persoon 1] niet eerder genoemd, omdat hij bang voor hem was.
Dit argument komt de rechtbank niet overtuigend over. [medeverdachte 1] heeft immers ook ter zitting verklaard dat hij [persoon 1] vóór het afsluiten van het huurcontract nooit eerder had gezien of van hem had gehoord. De rechtbank ziet dan ook niet in waarom [medeverdachte 1] bang zou moeten zijn voor [persoon 1]. Overigens wekt die opmerking ook bevreemding in het licht van de verklaring van verdachte ter zitting dat [persoon 1] een bekend figuur in Brunssum en omgeving zou zijn.
Voorts overweegt de rechtbank dat de documenten die ter zitting door de raadsman zijn overgelegd en waarop respectievelijk de naam ‘[persoon 1]’ en ‘[persoon 1]’ staat, weliswaar aangeven dat er mogelijk een persoon [persoon 1] (s) bestaat, maar hieruit blijkt niet overtuigend dat dit de persoon is die door [medeverdachte 1] wordt bedoeld. Het verband tussen de gepresenteerde documenten en het tenlastegelegde ontbreekt dan ook.
De rechtbank gaat dus uit van de juistheid van de verklaring die medeverdachte [medeverdachte 1] op 18 januari 2012 bij de politie heeft afgelegd. [medeverdachte 1] heeft in dat verhoor zeer gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen in de nacht van 10 op 11 december 2011 en de rol die verdachte daarbij heeft vervuld. De verklaring van [medeverdachte 1] strookt daarbij met de gegevens uit het geanalyseerde mobiele telefoonverkeer. De rechtbank zal derhalve de door [medeverdachte 1] op 18 januari 2012 afgelegde verklaring voor het bewijs bezigen.
[medeverdachte 1] heeft op 18 januari 2012 onder meer verklaard dat verdachte hem op 10 december 2011 tussen 21:00 uur en 22:00 uur bezocht heeft met de vraag of hij verdachte wilde helpen met het uitladen van een vrachtauto wasmachines. Op dat moment moest de diefstal van de trekker met oplegger nog gaan plaatsvinden. Immers uit de analyse van de tachograafbestanden is gebleken dat de vrachtwagencombinatie op 10 december 2011 om 00:22:44 uur werd gestolen. Verdachte had dus al ruim voor dit tijdstip wetenschap van de op handen zijnde ladingdiefstal. Zulks blijkt ook uit het feit dat verdachte samen met een andere man, medeverdachte [medeverdachte 1] met de auto heeft opgehaald, waarna ze samen naar loods nummer 2 aan de [adres 2] te Brunssum zijn gereden. Verdachte was klaarblijkelijk zo goed op de hoogte van de diefstal van de trekker met oplegger dat verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en de andere man slechts tien minuten hoefden te wachten op de aankomst van de trekker met oplegger.
Naast de voor verdachte uiterst belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] slaat de rechtbank acht op de gegevens van het mobiele dataverkeer. Verdachte had blijkens een analyse van deze gegevens kort voor de ladingdiefstal, die ‘s nachts na twaalven plaatsvond, telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 2], waarbij het telefoontoestel van [medeverdachte 2] een zendmast in Brunssum aanstraalde. Deze [medeverdachte 2] bleek later een van de gestolen Miele wasmachines in zijn bezit te hebben gehad. Daarenboven had verdachte vlak voor de ladingdiefstal telefonisch contact met de onbekend gebleven gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2], waarbij het bij dit telefoonnummer behorende toestel de zendmast aanstraalde waar loods nummer 2 is gelegen.
Verdachte heeft ter terechtzitting over zijn telefonische contacten in de nacht van 10 op 11 december 2011 verklaard dat hij die nacht tussen 03:05:31 uur en 04:59:06 uur contact had met telefoonnummer [telefoonnummer 3], in gebruik bij zijn vriendin [getuige 2]. Tijdens deze contacten werd volgens verdachte gesproken over het wel en wee van hun zoon [S] (destijds 15 jaren oud), die samen met [J] op stap was in discotheek ‘[naam discotheek]’ te Heerlen. Verdachte heeft [S] naar eigen zeggen die nacht opgehaald bij de ‘[naam discotheek]’. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte hoogst ongeloofwaardig gelet op het volgende:
- [S] zal, gelet op zijn leeftijd, zeer waarschijnlijk geen toegang hebben had tot de ‘[naam discotheek],’
- [getuige 2] heeft in haar verklaring bij de rechter-commissaris in het geheel niet gesproken over telefonisch contacten met verdachte in de betreffende nacht, noch over het vertrek van verdachte naar de ‘[naam discotheek]’
- Het zou in de lijn der verwachting hebben gelegen dat er in dat geval ook andere telefonische contacten zouden zijn geweest, bijvoorbeeld tussen de telefoon van verdachte en die van [S] of [J], dan wel tussen de telefoon van [getuige 2] en die van [S] of [J].
Aan deze verklaring van verdachte gaat de rechtbank dan ook voorbij.
Op grond van de aangiftes van [aangever], de gegevens omtrent de inkoopwaarde van de wasmachines en vaatwasmachines, het onderzoek naar de werking van het stuurslot en de contactsleutel van de DAF trekker, het onderzoek naar de tachograafdata, de bevindingen in loods nummer 2 gelegen aan de [adres 2] te Brunssum, het onderzoek naar de badgegegevens, de bevindingen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2], de telecomgegevens en de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft daarbij in een nauwe en bewuste samenwerking geopereerd met in ieder geval de chauffeur van de vrachtwagencombinatie, die kennelijk over de originele sleutel beschikte, waarmee de vrachtwagencombinatie kon worden gestart.
De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het aanvullend horen van de verbalisant [verbalisant 8] dan wel het laten opmaken van een proces-verbaal door [verbalisant 8] over het op enig moment tonen van een kopie van de identiteitskaart van [persoon 1] aan verdachte, af. De rechtbank heeft immers hiervoor overwogen dat zij aan de verklaring van getuige [medeverdachte 1], afgelegd bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting, geen geloof hecht en dat [persoon 1] (s) niet op enige voor deze strafzaak relevante wijze bij de huur van de loods aan de [adres 2] te Brunssum betrokken is geweest. Er bestaat dus geen noodzaak om onderzoek te doen naar het tonen van een identiteitskaart van [persoon 1] door verbalisant [verbalisant 8] aan verdachte.
Feit 2
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van de opzetheling van een hoeveelheid autobanden. De rechtbank overweegt dat niet is komen vast te staan dat de aangetroffen autobanden in de loods te Brunssum afkomstig waren uit de in Duitsland gestolen partij autobanden. Hoewel de door de politie geconstateerde overeenkomsten in type, merk en aantallen opmerkelijk zijn, is ter zitting ook gebleken dat de gegevens op basis waarvan het vergelijkend onderzoek heeft plaatsgevonden niet uniek zijn. Daarmee blijft de reële mogelijkheid bestaan dat de aangetroffen autobanden een legale herkomst hebben. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit feit vrijspreken.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen een onderhuurcontract valselijk heeft opgemaakt door dit contract door getuige [getuige 3] op schrift te laten stellen en dit contract door medeverdachte [medeverdachte 1] te laten tekenen. De rechtbank overweegt in dit verband dat de omschreven handelingen in de tenlastelegging niet kunnen worden aangemerkt als het valselijk opmaken van een onderhuurcontract. Het door een ander laten opstellen c.q. laten tekenen van een onderhuurcontract is op zich niet strafbaar. Deze handelingen zeggen niets over de inhoudelijke valsheid van het onderhuurcontract en de bij verdachte bestaande wetenschap daaromtrent. Dit zou anders zijn wanneer ten laste gelegd was dat verdachte dit gedaan had wetende dat hij hiermee de feitelijke gang van zaken verhulde en dat [getuige 4] in werkelijkheid helemaal niet de (onder) huurder van de loods was. Dat is echter niet ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.