ECLI:NL:RBLIM:2013:9312

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
03/703046-10
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door exploitant van een clubhuis

Op 19 november 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van verduistering. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, is ervan beschuldigd in de periode van 1 september 2007 tot en met 31 december 2007 een bedrag van 28.778,76 euro te hebben verduisterd dat toebehoorde aan de leden van een golfclub. De verdachte, samen met haar partner, als exploitant van het clubhuis, heeft geld dat door de leden was gestort voor verteringen, wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar partner het geld hebben overgemaakt naar een rekening in Thailand, waardoor de leden van de club zonder verhaalsmogelijkheid zijn achtergelaten.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van verduistering en heeft haar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en de lange periode tussen de binnenkomst van het dossier en de uitspraak. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, is niet-ontvankelijk verklaard omdat er al eerder een veroordeling tot betaling had plaatsgevonden.

De rechtbank heeft in haar beslissing de artikelen 47, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/703046-10
Datum uitspraak: 19 november 2013
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
5 november 2013bij verstek gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij:
in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 31 december 2007 te Mechelen, gemeente Gulpen-Wittem, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 28778,76 euro, in elk geval een bedrag aan geld, dat geheel of ten dele toebehoorde aan de [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk bedrag aan geld verdachte en/of zijn mededader uit hoofde van zijn/haar persoonlijke dienstbetrekking van/als exploitant van het clubhuis van de [slachtoffer], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij:
in de periode van 1 september 2007 tot en met 31 december 2007 te Mechelen, gemeente Gulpen-Wittem, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een bedrag van 28778,76 euro, dat geheel of ten dele toebehoorde aan anderen dan aan verdachte en zijn mededader, en welk geld verdachte en zijn mededader als exploitant van het clubhuis van de [slachtoffer], onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als
medeplegen van verduistering, gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar beroep onder zich heeft .
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met haar partner, genaamd [medeverdachte] als exploitant van een clubhuis een hoeveelheid geld, die toebehoorde aan de leden van [slachtoffer], zich toegeëigend. Verdachte en haar partner hebben geld afgeboekt van de voorschotten die de leden van de golfclub voor verteringen hadden gestort en zijn daarna, zonder bericht en met medeneming van al hun spullen, uit hun woning bij de golfclub vertrokken. Een groot deel van het geld is overgemaakt naar een rekening van de broer van verdachtes partner [medeverdachte], waarna het geld is overgemaakt naar een rekening bij een bank gevestigd in Thailand, alwaar verdachte en haar partner kennelijk zijn gaan wonen. Door zo te handelen hebben verdachte en haar partner de leden van de club benadeeld, zonder daarvoor enige verantwoording af te leggen, hen tot op heden zonder verhaalsmogelijkheid achterlatend.
De rechtbank zal bij de straftoemeting ten voordele van verdachte rekening houden met het blanco strafblad van verdachte en het gegeven dat een lange periode is verstreken tussen binnenkomst van het dossier op het parket (8 maart 2010) en de datum waarop het vonnis wordt gewezen (19 november 2013).
De rechtbank acht - gelet op de ernst van het feit - het passend om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vijf maanden, echter rekening houdend met de omstandigheden ten voordele zal de rechtbank het houden bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De vordering van de benadeelde partij
Door middel van een formulier als bedoeld in artikel 51g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de benadeelde, genaamd [slachtoffer] zich ter zake van haar vordering tot vergoeding van schade als partij in het strafproces gevoegd. De benadeelde vordert vergoeding van schade tot een bedrag van € 28.778,76 wegens verduistering en € 4.193,73 wegens kosten van rechtsbijstand.
In het dossier bevindt zich een kopie van een vonnis van de kantonrechter te Maastricht d.d. 13 februari 2008 waarbij (kort gezegd) de verdachte en [medeverdachte], voornoemd, zijn veroordeeld tot onder meer betaling van een bedrag van € 35.639,35 aan [slachtoffer]. Ter zitting heeft de voorzitter van deze vereniging ([naam]) medegedeeld dat het thans gevorderde bedrag deel uitmaakt van het bedrag ter zake waarvan door de kantonrechter een veroordeling tot betaling werd uitgesproken.
De rechtbank stelt vast dat inzake de vordering tot vergoeding van de schade van [slachtoffer] al is beslist. De rechtbank moet daarom [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

DE BESLISSINGEN:

De rechtbank
- verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de tijd van drie maanden;
- verklaart [slachtoffer], [adres]
, in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt [slachtoffer] in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. L.A. Gruiters en
mr. F.M. van Maanen Winters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op
19 november 2013.

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/703046-10
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de enkelvoudige strafkamer van de rechtbank van
19 november 2013in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is NIET in de zaal van de zitting aanwezig.

De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.