ECLI:NL:RBLIM:2013:9196

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
03/703977-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffing van een vuurwerkbom op een volle tribune van een voetbalstadion met gevaar voor zwaar lichamelijk letsel

In deze strafzaak heeft de rechtbank Limburg op 27 november 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 14 december 2012 in het stadion van Fortuna Sittard een vuurwerkbom tot ontploffing heeft gebracht. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing, waardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vuurwerkbom had gesmokkeld en deze tot ontploffing bracht op een volle tribune, wat leidde tot letsel bij meerdere slachtoffers, waaronder blijvende gehoorschade bij een van hen.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf zorgvuldig gewogen. De getuigenverklaringen gaven een duidelijk beeld van de gebeurtenissen op de tribune, waar de verdachte een vuurwerkbom aanstak, wat resulteerde in paniek en letsel. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar zijn verklaringen werden als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van drie jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de explosie schade hadden geleden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien het feit dat het gebeurde op een drukke tribune, wat het risico op letsel vergrootte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/703977-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: opzettelijk een vuurwerkbom tot ontploffing heeft gebracht waardoor levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor andere personen (onder meer [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) te duchten was;
subsidiair: [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte raad zwaar heeft mishandeld door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, in de korte nabijheid van die [slachtoffer 1], een vuurwerkbom tot ontploffing te brengen;
meer subsidiair: heeft geprobeerd om opzettelijk en met voorbedachte raad [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] zwaar te mishandelen door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, in de korte nabijheid van genoemde personen een vuurwerkbom tot ontploffing te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen is. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt namelijk dat verdachte degene is geweest die op 14 december 2012 voorafgaande aan de wedstrijd Fortuna Sittard-MVV Maastricht op een volle tribune van het stadion van Fortuna Sittard een vuurwerkbom tot ontploffing heeft gebracht. Hierdoor was gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten voor de onder het primair tenlastegelegde genoemde personen. De verklaring die verdachte bij zijn verhoor door de politie op 6 mei 2013 en ter terechtzitting heeft afgelegd, inhoudende dat hij de vuurwerkbom het stadion in heeft gesmokkeld en aldaar aan een ander heeft gegeven, is ongeloofwaardig. Deze verklaring wordt immers op geen enkele wijze ondersteund door de overige bewijsmiddelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gehele tenlastelegging vrijspraak bepleit, aangezien het dossier geen bewijsmiddel bevat waaruit eenduidig blijkt dat het verdachte is geweest die de vuurwerkbom tot ontploffing heeft gebracht. Daarnaast kan de ontkennende verklaring, die verdachte op 6 mei 2013 bij zijn verhoor door de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd, niet door enig bewijsmiddel worden weerlegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] hebben op 14 december 2012 aangifte gedaan. Zij hadden letsel opgelopen door een explosie van vermoedelijk zwaar vuurwerk. De explosie vond plaats op voornoemde dag op een tribune van het in Sittard gelegen stadion van voetbalclub Fortuna Sittard voorafgaande aan de wedstrijd Fortuna Sittard-MVV Maastricht. [slachtoffer 4] heeft naar aanleiding van dit voorval een dag later, op 15 december 2012, aangifte gedaan. Ook [slachtoffer 4] had door de explosie letsel opgelopen.
Op 14 december 2012 heeft een arts vastgesteld dat [slachtoffer 1] een perforatie van het trommelvlies had opgelopen. [2] Hetzelfde geldt voor [slachtoffer 2]. [3] Ook op 14 december 2012 heeft een arts vastgesteld dat [slachtoffer 3] onder meer een gekneusd rechterbeen, een forse schaafwond/brandwond aan de achterzijde van het bovenbeen en een mogelijke gehoorbeschadiging had opgelopen. [4] [slachtoffer 4] heeft op 15 december 2012 verklaard dat hij als gevolg van de explosie last had van zijn rechteroor, aangezien hij met dat oor bijna niets meer kon horen. [5] Bij onderzoek door een arts op 15 december 2012 is vastgesteld dat [slachtoffer 5] eerstegraads brandwonden op beide onderbenen had opgelopen evenals bloedblaren op zijn rechtervoet. [6] [7]
Op 9 maart 2013 heeft de politie telefonisch bij de slachtoffers geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot het letsel dat zij hadden opgelopen. Hieruit bleek onder meer het navolgende:
- Het trommelvlies van [slachtoffer 1] was vanzelf dichtgegroeid, maar hij zou volgens zijn KNO-arts last blijven houden van lawaaischade en een blijvende pieptoon in het gehoor;
- [slachtoffer 2] had van zijn KNO-arts te horen gekregen dat hij weliswaar littekenweefsel op zijn trommelvlies zou overhouden, maar dat het trommelvlies goed zou genezen;
- [slachtoffer 3] had nog steeds last van een zeurende pijn aan haar been en zij was nog steeds onder behandeling van een fysiotherapeut. Tevens had zij een kruk aangeschaft voor extra steun wanneer ze langere tijd moet lopen;
- [slachtoffer 4] had alleen nog last van zijn gehoor wanneer hij op stap was;
- [slachtoffer 5] had te kennen gegeven dat hij geen last meer had van het opgelopen letsel. Wel verklaarde hij dat hij op drie tenen nog geen nagels had, maar deze zouden volgens zijn arts weer bijgroeien. [8]
De getuige [getuige 1] bevond zich op 14 december 2012 vanaf omstreeks 19.15 uur op de N-side-tribune (naar de rechtbank begrijpt: de Noord-tribune) van het stadion van Fortuna Sittard. Daar zag hij dat een jongen, die twee rijen achter hem stond en die hij herkende als een vaste supporter van Fortuna Sittard, twee fakkels bij zich had. [getuige 1] zag dat genoemde jongen zijn jas uitdeed. [getuige 1] zag vervolgens dat de jongen een bruine papieren bol in zijn hand had. Het betrof een blanke jongen gekleed in een zwarte Adidas joggingbroek. Dit zag [getuige 1] vanwege drie goudkleurige strepen aan de zijkanten van deze broek. Verder droeg de jongen een zwarte jas met een bontkraagje en een beige petje met daarop een printje. De jongen werd later door stewards afgevoerd. Enkele minuten voor 20:00 uur, tijdens de spelersopkomst, zag [getuige 1], terwijl hij - nadat hij iets te drinken was gaan halen - de tribune naar boven liep, helemaal bovenin het stadion twee rode fakkels branden. Dit was op de plek waar eerdergenoemde jongen zich bevond. Toen [getuige 1] op ongeveer de helft van de tribune was, hoorde hij een sissend geluid. Kort na het horen van dit sissende geluid rende hij naar boven om mensen te waarschuwen dat zij op moesten passen. Meteen daarna hoorde [getuige 1] een enorme knal en zag hij dat er paniek uitbrak. [9]
De getuige [getuige 2] zat samen met onder meer [getuige 1] op 14 december 2012 op de Noord-tribune van het stadion van Fortuna Sittard. Daar viel hem een jongen op die heel hard schreeuwde. Dit was een blanke jongen gekleed in een jas met een bontkraag en een trainingsbroek met strepen aan de zijkant, vermoedelijk van het merk Adidas. Ook droeg de jongen een zwart petje. Die jongen stond op de laatste rij, rechts van [getuige 2], op ongeveer 6 a 7 stoeltjes bij hem vandaan. Op een gegeven moment attendeerde [getuige 1] [getuige 2] erop dat genoemde jongen iets in zijn handen had. [getuige 2] zag dat de jongen een beigekleurig voorwerp met zijn, naar [getuige 2] meent, rechterhand vasthield. Het voorwerp was rond qua vorm met nog iets wat uitstak. Toen [getuige 2] enkele minuten later de spelersopkomst filmde, zag hij in zijn rechterooghoek een flits. Vrij snel daarna klonk een onbeschrijflijk harde knal. De knal kwam uit de richting van de plaats waar hij de eerdergenoemde jongen had zien staan met het hierboven omschreven voorwerp in zijn hand. Kort na de knal zag [getuige 2] dat de jongen alleen op zijn plek stond. De rest had zich van hem verwijderd. [10]
De getuige [getuige 3] stond op 14 december 2012 vrij ver bovenaan op de Noord-tribune van het stadion van Fortuna Sittard, toen hij achter hem enige commotie ontwaarde. [getuige 3] keek om en zag een jongen iets aansteken. Het betrof een voorwerp met een lang lont. Er kwamen vonken vanaf toen de jongen het aanstak. Het aangestoken voorwerp vloog van drie stoelen boven [getuige 3] naar een stoeltje ongeveer een meter van hem vandaan en ineens vond er een ontploffing plaats, waarna hij een piepend geluid hoorde. Daarna is [getuige 3] naar de eerdergenoemde jongen toegegaan en is naast hem gaan staan. De jongen stond helemaal alleen, terwijl daarvoor nog een aantal anderen bij hem stond. Er is vervolgens gevraagd naar de stewards, zodat zij hem mee konden nemen. Enige tijd later is de jongen ook daadwerkelijk door de stewards meegenomen. Voordat genoemde jongen werd meegenomen, legde hij aan [getuige 3] uit dat het lont na het aansteken te snel afging. De jongen verontschuldigde zich ook bij anderen. [getuige 3] hoorde dat de jongen riep dat het aan het lont lag en hij zag dat de jongen daarbij wees naar zijn hand. [11]
Vervolgens werden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], die ook in het stadion van Fortuna Sittard aanwezig waren, verzocht om de stewards en voornoemde jongen op te vangen. Uit de identiteitskaart van de jongen bleek dat hij is genaamd: [verdachte]. [verdachte] werd vervolgens aangehouden. [12]
Bij verhoor door de politie op 16 december 2012 heeft verdachte verklaard dat hij op 14 december 2012 gekleed was in onder meer een zwarte trainingsbroek met drie goudkleurige strepen aan de zijkant van het merk Adidas, een zwarte pet en een zwarte jas met een bontkraag. In het proces-verbaal van dit verhoor staat vermeld dat de verhorende verbalisant heeft gezien dat verdachte op de zijkant van zijn linker wijsvinger een open blaar had. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voorafgaande aan de wedstrijd Fortuna Sittard-MVV Maastricht op 14 december 2012 een ‘shell’ (ook wel ‘mortierbom’ genoemd) het stadion van Fortuna Sittard in heeft gesmokkeld. [14] Naar zijn zeggen heeft hij deze vuurwerkbom in het stadion aan [betrokkene 1] verkocht.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij in het stadion alleen een zogenoemde stadionfakkel heeft ontstoken. Ook heeft hij verklaard dat een stadionfakkel wordt ontstoken door eraan te draaien, hetgeen naar zijn zeggen impliceert dat een stadionfakkel niet hoeft te worden aangestoken. [15]
De ontkennende verklaring van verdachte
Daarnaar gevraagd heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het zijn bedoeling was om de shell voorafgaande aan de wedstrijd buiten het stadion aan [betrokkene 1] te geven. Maar verdachte was laat bij het stadion en [betrokkene 1] was toen al in het stadion. In zijn verklaring bij de politie op 6 mei 2013 heeft hij verklaard dat hij een berichtje had gestuurd om aan [betrokkene 1] te vragen wat hij met “dat ding” moest doen. [betrokkene 1] zou toen een berichtje terug gestuurd hebben dat verdachte hem mee naar binnen moest nemen en dat hij helemaal bovenin was.
De telefoon van verdachte is onderzocht. Bij dat onderzoek zijn de door verdachte genoemde berichten niet in zijn telefoon aangetroffen. Verdachte heeft daarover verklaard dat de berichten automatisch worden gewist als de telefoon wordt uitgezet. De rechtbank, ambtshalve bekend met de werking van Whatsapp en smartphones, acht dat evenwel niet aannemelijk geworden; voor het wissen van Whatsapp-communicatie is/zijn een of meer handeling(en) nodig. Het enkele uitzetten van een telefoon is daarvoor niet toereikend.
In de telefoon is het volgende bericht aangetroffen:
14-12-2012 18:45:34 ontvangen van “[alias 1]”:
Wann doe j die cobra
In zijn verhoor bij de politie op 24 december 2012 heeft verdachte verklaard dat “[alias 1]” [betrokkene 2] is. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [betrokkene 2] op 14 december 2012 in het stadion heeft gesproken, maar dat ze het niet over vuurwerk hebben gehad. [betrokkene 2] heeft bij de politie verklaard – naar aanleiding van de vraag wat hij over dit bericht kon vertellen – dat [verdachte] een week eerder bij een uitwedstrijd tegen Dordrecht tegen hem had gezegd dat hij vuurwerk ging halen voor de derby. Hij heeft verder verklaard dat hij [verdachte] op de tribune (naar de rechtbank begrijpt: bij Fortuna Sittard) is tegen gekomen en dat [verdachte] hem iets liet zien. [betrokkene 2] zag dat het glinsterend paarsachtig van kleur was en dat [verdachte] het in zijn broek bij zijn ballen had.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de vuurwerkbom ('shell') onderweg naar het stadion op die plek had verstopt. [betrokkene 2] heeft verder verklaard dat [verdachte] helemaal opgewonden was, dat hij wit zag in zijn gezicht en dat hij rood doorlopen ogen had van de weed. Het voorwerp was rond, [betrokkene 2] denkt dat het hetzelfde was als zijn pingplaatje, dat was een mortier. Dat plaatje heeft hij eerder die dag gezien, het was een bruine bol.
In de telefoon van verdachte is verder het volgende bericht aangetroffen:
14-12-2012 19:15:57 ontvangen van “[betrokkene 3]”:
Geluk mt binnekome[betrokkene 3] heeft daarover bij de rechter-commissaris verklaard dat het klopt dat hij [verdachte] een ping heeft gestuurd of hij ([verdachte]) goed in het stadion was binnengekomen met die shell. [betrokkene 3] was nieuwsgierig, maar heeft geen antwoord gekregen.
Uit de berichten in de telefoon van verdachte kan worden afgeleid dat kennelijk bij derden bekend was dat verdachte vuurwerk mee het stadion in zou nemen. Deze berichten passen in ieder geval niet bij de verklaring van verdachte dat hij voornemens was de shell voorafgaande aan de wedstrijd buiten het stadion aan [betrokkene 1] te geven. De lezing van verdachte vindt ook geen steun in de overige verklaringen in het dossier, met name niet in de verklaring van [betrokkene 1], die de lezing van verdachte ontkent.
Voorts wordt ook de verklaring van verdachte, voor zover deze inhoudt dat hij alleen een stadionfakkel heeft ontstoken, door geen enkel bewijsmiddel ondersteund. Dit deel van zijn verklaring is zelfs in tegenspraak met hetgeen de getuige [getuige 3] heeft waargenomen, namelijk dat verdachte een voorwerp met een lang lont heeft aangestoken waarbij vonken zichtbaar waren.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank de hiervoor omschreven ter terechtzitting afgelegde ontkennende verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde, voor zover deze inhoudt dat hij de vuurwerkbom niet zelf heeft aangestoken maar aan een ander heeft gegeven. De rechtbank is op grond van de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], het proces-verbaal van aanhouding, de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting voor zover deze inhoudt dat hij een vuurwerkbom het stadion in heeft gesmokkeld, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat verdachte degene is geweest die de vuurwerkbom tot ontploffing heeft gebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank kan aan de hand van het dossier niet worden vastgesteld dat door de ontploffing van de vuurwerkbom levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was. Daarvoor bevat het dossier eenvoudigweg te weinig informatie onder andere over de kracht van de vuurwerkbom. Dat door de ontploffing van de vuurwerkbom, in casu een zogenoemde ‘shell’, levensgevaar voor [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] dan wel een ander of anderen te duchten was, kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, worden vrijgesproken.
Wel stelt de rechtbank, op grond van de aangiftes van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en de daarbij als bijlagen gevoegde medische verklaringen betreffende het door hen opgelopen letsel, de medische verklaring betreffende het letsel opgelopen door
[slachtoffer 5] en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het door de vijf genoemde aangevers opgelopen letsel, vast dat door de ontploffing van de ‘shell’ gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Zo blijkt uit deze bewijsmiddelen dat alle genoemde slachtoffers zich ten gevolge van de explosie onder doktersbehandeling moesten stellen voor onder meer gehoorschade en dat deze gehoorschade bij [slachtoffer 1] zelfs blijvend van aard is. [slachtoffer 3] is nog steeds slecht ter been en het is maar de vraag of zij volledig zal herstellen. In elk geval blijkt uit de blijvende gehoorschade bij [slachtoffer 1] dat er niet alleen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, maar dat het zwaar lichamelijk letsel zich, in ten minste één geval, ook daadwerkelijk (reeds) heeft verwezenlijkt.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 14 december 2012 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een vuurwerkbom tot ontploffing gebracht, terwijl gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor onder meer
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van vier jaren op te leggen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) bepleit om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar zijns inziens vergelijkbare gevallen, te weten: een vonnis van de rechtbank Overijssel van 29 oktober 2013 (ECLI: NL: RBBOVE: 2013: 2583), een vonnis van de rechtbank Almelo van 9 maart 2012 (ECLI: NL: RBALM: 2012: BV8391) en een vonnis van de rechtbank Almelo van 21 juli 2010 (ECLI: NL: RBALM: 2010: BN2069).
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft vlak voor aanvang van de voetbalwedstrijd Fortuna Sittard-MVV Maastricht op een volle tribune van het stadion van Fortuna Sittard een vuurwerkbom, een zogenoemde ‘shell’ of ‘mortierbom’, te midden van het zich aldaar bevindende publiek tot ontploffing gebracht waardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Als gevolg van de explosie hebben vijf personen letsel opgelopen. Een deel van dit letsel betreft gehoorschade, dat in ieder geval bij een slachtoffer, [slachtoffer 1], blijvend van aard is. Daarnaast heeft een ander slachtoffer ten tijde van de inhoudelijke behandeling van de zaak, bijna een jaar nadat de ontploffing van de vuurwerkbom zich heeft voorgedaan, als gevolg van deze ontploffing nog steeds last van onder meer ernstige pijnklachten aan een been waardoor zij bij tijd en wijle een kruk nodig heeft om te kunnen lopen. Het is onzeker of zij ooit volledig zal herstellen.
Verdachte heeft wat voor de slachtoffers een leuke avond uit had moeten zijn, letterlijk en figuurlijk verknald. De avond is door zijn toedoen verworden tot een blijvende, pijnlijke herinnering. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat de slachtoffers niet alleen nog steeds last hebben van fysieke klachten, maar ook psychisch hebben zij nog immer zwaar te lijden onder het voorval. Mevrouw [slachtoffer 3] en de heer [slachtoffer 1] hebben zelfs een Post Traumatische Stress Stoornis opgelopen.
Het hiervoor omschreven strafbare feit is naar het oordeel van de rechtbank dusdanig ernstig dat een gevangenisstraf van langere duur de enig passende sanctie is. De ernst van dit feit komt ook tot uitdrukking in het wettelijk bepaalde strafmaximum voor het opzettelijk teweegbrengen van een explosie waardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, te weten: 15 jaren gevangenisstraf.
Anders dan in de zaken waarnaar de raadsman heeft verwezen heeft verdachte zelf (en dus niet een mededader) in de onderhavige zaak de vuurwerkbom tot ontploffing gebracht op een volle tribune en niet, zoals in de zaken waarnaar de raadsman heeft verwezen, op het aanzienlijk dunner bevolkte veld of in de normaliter eveneens dunbevolkte gracht van het stadion. Dat verdachte de ontploffing op een volle tribune heeft veroorzaakt beschouwt de rechtbank als een strafverzwarende omstandigheid. Immers, door de vuurwerkbom aldaar tot ontploffing te brengen heeft verdachte – nog veel meer dan bij een ontploffing op het veld of in de gracht van het stadion – het risico op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij anderen vergroot.
Noch het verhandelde ter terechtzitting, noch het reclasseringsrapport geven de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een deels voorwaardelijke straf, zoals verzocht door de raadsman. Eventuele trainingen dan wel behandelingen met het oog op de resocialisatie van verdachte kunnen naar het oordeel van de rechtbank te zijner tijd aan verdachte worden aangeboden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend en geboden.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 773,50.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen en heeft tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4] door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het gevorderde bedrag van € 773,50. Nu aan de verdachte ter zake van dit feit een straf zal worden opgelegd, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte vanwege het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 4] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.655,06.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen en heeft tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman is van mening dat het bedrag ad € 1.000,00, dat wordt gevorderd vanwege geleden immateriële schade, dient te worden gematigd tot € 500,00 en voor het overige deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van het gevorderde bedrag ad
€ 655,06 ter zake van geleden materiële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade die de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft geleden naar redelijkheid en billijkheid dient te worden vastgesteld op het gevorderde bedrag van € 1.000,00. De overige schadeposten ter zake van geleden materiële schade komen naar het oordeel van de rechtbank ook voor volledige toewijzing in aanmerking. Nu aan de verdachte ter zake van het onderhavige bewezenverklaarde feit een straf zal worden opgelegd, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte vanwege het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 2] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 1.950,00.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen en heeft tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman is van mening dat het bedrag ad € 1.500,00, dat wordt gevorderd vanwege geleden immateriële schade, dient te worden gematigd tot € 500,00 en voor het overige deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de bedragen die worden gevorderd vanwege schade aan jas en schoenen, respectievelijk € 200,00 en € 140,00, dienen te worden gematigd, aangezien deze schadeposten niet zijn onderbouwd door middel van aankoopbewijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5] door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. Met betrekking tot de schadeposten ‘jas’ en ‘schoenen’, welke posten niet door middel van aankoopbewijzen worden onderbouwd, acht de rechtbank het redelijk en billijk om een schadevergoeding toe te wijzen van respectievelijk € 75,00 en € 50,00.
De overige schadeposten ter zake van geleden materiële schade komen naar het oordeel van de rechtbank voor volledige toewijzing in aanmerking.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding vanwege geleden immateriële schade ad
€ 1.500,00 is de rechtbank van oordeel dat deze schade naar redelijkheid en billijkheid dient te worden vastgesteld op een bedrag van € 1.000,00. Zij zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Het niet-toegewezen deel van de vordering zal de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter kunnen vorderen.
Het toe te wijzen bedrag is aldus: € 75,00 (jas) + € 50,00 (schoenen) + € 75,55 (broek) +
€ 4,80 ( treinkaartje) + € 4,20 (reiskosten huisartsenpost) + € 12,50 (toegangsbewijs wedstrijd) + € 1.000,00 (immateriële schade) = € 1.222,05.
Nu aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit een straf zal worden opgelegd, zal de vordering tot voornoemd bedrag worden toegewezen.
Nu de verdachte vanwege het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 5] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.778,85.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen voor zover deze ziet op materiële schade. Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman is van mening dat het bedrag ad € 5.000,00, dat wordt gevorderd vanwege geleden immateriële schade, dient te worden gematigd en voor het overige deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voorts is de raadsman is van mening dat de vordering niet-ontvankelijk is voor zover deze ziet op de schadepost ‘Eigen risico zorgverzekering 2012’ aangezien deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet-ontvankelijk is voor zover deze ziet op de schadepost ‘Eigen risico zorgverzekering 2012’, aangezien deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Immers onduidelijk is gebleven of en zo ja in hoeverre dit eigen risico over 2012 op 14 december 2012 reeds was opgesoupeerd. De overige schadeposten ter zake van geleden materiële schade komen naar het oordeel van de rechtbank voor volledige toewijzing in aanmerking.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding vanwege geleden immateriële schade ad
€ 5.000,00 is de rechtbank van oordeel dat deze schade naar redelijkheid en billijkheid dient te worden vastgesteld op een bedrag van € 3.500,00. Zij zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, aangezien een beoordeling van het overige deel van de vordering ter zake van immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het niet-toegewezen deel van de vordering zal de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter kunnen vorderen.
Het toe te wijzen bedrag is aldus: € 12,50 (entree wedstrijd) + € 7,20 (reiskosten ziekenhuis) + € 350,00 (eigen risico zorgverzekering 2013) + € 50,00 (administratiekosten) + € 3.500,00 (immateriële schade) = € 3.919,70
Nu aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit een straf zal worden opgelegd, zal de vordering tot voornoemd bedrag worden toegewezen.
Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 139,15 ter zake van rechtsbijstand.
Nu de verdachte vanwege het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 10.966,10.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen voor zover deze ziet op materiële schade. Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman is van mening dat het bedrag ad € 10.000,00, dat wordt gevorderd vanwege geleden immateriële schade, dient te worden gematigd en voor het overige deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daarnaast is de raadsman is van mening dat de vordering niet-ontvankelijk is voor zover deze ziet op de schadepost ‘Eigen risico zorgverzekering 2012’ aangezien deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het bedrag dat wordt gevorderd vanwege schade aan schoenen ad € 79,95 dient te worden gematigd, aangezien deze schadepost niet is onderbouwd door middel van een aankoopbewijs.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3] door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet-ontvankelijk is voor zover deze ziet op de schadepost ‘Eigen risico zorgverzekering 2012’, aangezien deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Immers onduidelijk is gebleven of en zo ja in hoeverre dit eigen risico over 2012 op 14 december 2012 reeds was opgesoupeerd. De overige schadeposten ter zake van geleden materiële schade komen naar het oordeel van de rechtbank voor volledige toewijzing in aanmerking.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding vanwege geleden immateriële schade ad
€ 10.000,00 is de rechtbank van oordeel dat deze schade naar redelijkheid en billijkheid dient te worden vastgesteld op het bedrag van € 5.000,00. Zij zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, aangezien een beoordeling van ook het overige deel van de vordering ter zake van immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het niet-toegewezen deel van de vordering zal de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter kunnen vorderen.
Het toe te wijzen bedrag is aldus: € 40,00 (broek) + € 79,95 (schoenen) + € 37,50 (jas) +
€ 12,50 (entree wedstrijd) + € 350,00 (eigen risico zorgverzekering 2013) + € 72,00 (reiskosten ziekenhuis) + € 15,00 (aanschaf kruk) + € 5.000,00 (immateriële schade) =
€ 5.606,95.
Nu aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit een straf zal worden opgelegd, zal de vordering tot voornoemd bedrag worden toegewezen.
Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 139,15 ter zake van rechtsbijstand.
Nu de verdachte vanwege het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 3] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5], voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1], voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3], voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.A. Ferwerda, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en
mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 14 december 2012 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers
heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een vuurwerkbom, in elk geval een
explosief, tot ontploffing gebracht, terwijl levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor (onder meer) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen, te duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 december 2012 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, heeft
toegebracht, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk een vuurwerkbom, in elk geval een explosief, in de korte nabijheid
van die [slachtoffer 1], tot ontploffing te brengen;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 december 2012 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of A. Sleps, opzettelijk en met
voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in
de korte nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], na kalm beraad en rustig
overleg, een vuurwerkbom, in elk geval een explosief, tot ontploffing te
brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/703977-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 27 november 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats en datum],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 13 november 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij dossier nummer 2012141369, Politie Regio Limburg Zuid, Districtsrecherche Sittard, gedateerd 24 januari 2013. Deze bijlagen zijn genummerd 1 tot en met 290.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 14 december 2012, bladzijde 79 tot en met 82.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 14 december 2012, bladzijde 83 tot en met 86.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 14 december 2012, bladzijde 94 tot en met 97
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 15 december 2012, bladzijde 98 tot en met 99.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 14 december 2012, bladzijde 103 tot en met 104.
7.Het geschrift d.d. 15 december 2012, opgemaakt door [arts], huisarts, bladzijde 105.
8.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] d.d. 12 maart 2013, bladzijde 289 tot en met 290.
9.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 15 december 2012, bladzijde 108 tot en met 109.
10.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 16 december 2012, bladzijde 112 tot en met 114.
11.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] d.d. 21 december 2012, bladzijde 122 tot en met 124.
12.Proces-verbaal van aanhouding van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 14 december 2012, bladzijde 22 tot en met 23.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 december 2012, bladzijde 33 tot en met 35.
14.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 november 2013.
15.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 november 2013.