Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
2.achtergrond van het geschil
onbepaaldetijd aangegaan heeft te gelden.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of er sprake is van opvolgend werkgeverschap na het faillissement van Licom N.V. en de daaropvolgende indiensttreding van [eiseres] bij WERKVOORZIENINGSCHAP OOSTELIJK ZUID-LIMBURG ONDERSTEUNING BV (WOZL). [Eiseres] was sinds 1986 in dienst bij Licom en werd na het faillissement op 19 oktober 2012 in dienst genomen door WOZL. De arbeidsovereenkomst was voor bepaalde tijd en zou eindigen op 18 oktober 2013. WOZL heeft echter de arbeidsovereenkomst niet verlengd, wat leidde tot een geschil over de vraag of de arbeidsovereenkomst van rechtswege als onbepaalde tijd moest worden beschouwd op basis van opvolgend werkgeverschap, zoals beschreven in artikel 7:668a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, maar dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat WOZL als opvolgend werkgever kan worden aangemerkt. De rechter heeft de verklaringen van beide partijen en hun getuigen kritisch beoordeeld, maar kon niet tot een eenduidige conclusie komen. De verklaringen stonden op wezenlijke punten diametraal tegenover elkaar, wat het moeilijk maakte om te bepalen wie in deze kwestie gelijk had. Hierdoor was er onvoldoende basis om de gevraagde voorzieningen toe te wijzen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gevraagde voorzieningen geweigerd en [eiseres] in de proceskosten veroordeeld. De beslissing benadrukt de noodzaak van nader onderzoek in een bodemprocedure om de feiten rondom de overname van personeel en de relatie tussen Licom en WOZL beter te begrijpen.