ECLI:NL:RBLIM:2013:9106

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
25 november 2013
Zaaknummer
2416548 CV EXPL 13-8763
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgend werkgeverschap na faillissement en de criteria van het Van Tuinen-arrest

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of er sprake is van opvolgend werkgeverschap na het faillissement van Licom N.V. en de daaropvolgende indiensttreding van [eiseres] bij WERKVOORZIENINGSCHAP OOSTELIJK ZUID-LIMBURG ONDERSTEUNING BV (WOZL). [Eiseres] was sinds 1986 in dienst bij Licom en werd na het faillissement op 19 oktober 2012 in dienst genomen door WOZL. De arbeidsovereenkomst was voor bepaalde tijd en zou eindigen op 18 oktober 2013. WOZL heeft echter de arbeidsovereenkomst niet verlengd, wat leidde tot een geschil over de vraag of de arbeidsovereenkomst van rechtswege als onbepaalde tijd moest worden beschouwd op basis van opvolgend werkgeverschap, zoals beschreven in artikel 7:668a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, maar dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat WOZL als opvolgend werkgever kan worden aangemerkt. De rechter heeft de verklaringen van beide partijen en hun getuigen kritisch beoordeeld, maar kon niet tot een eenduidige conclusie komen. De verklaringen stonden op wezenlijke punten diametraal tegenover elkaar, wat het moeilijk maakte om te bepalen wie in deze kwestie gelijk had. Hierdoor was er onvoldoende basis om de gevraagde voorzieningen toe te wijzen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gevraagde voorzieningen geweigerd en [eiseres] in de proceskosten veroordeeld. De beslissing benadrukt de noodzaak van nader onderzoek in een bodemprocedure om de feiten rondom de overname van personeel en de relatie tussen Licom en WOZL beter te begrijpen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats: Heerlen
Burgerlijk recht
Zaak/rolno.: 2416548 CV EXPL 13-8763
JS
Vonnis van de kantonrechter ex art. 254 Rv d.d. 21 november 2013
inzake:
[eiseres],
wonende aan de [adres]
[woonplaats]
gemachtigde: mr. A.W. van Duijnhoven, Abvakabo FNV te Weert,
eiseres,
t e g e n
de besloten vennootschap WERKVOORZIENINGSCHAP OOSTELIJK ZUID-LIMBURG ONDERSTEUNING BV (WOZL),
gevestigd aan de Kloosterweg 1,
6412 CH Heerlen,
gemachtigden: mr. I. Swennen en mr. J.J.M.C. Huppertz te Maastricht,
gedaagde.

1.VERLOOP VAN DE PROCEDURE:

1.1.
[eiseres] heeft een dagvaarding met producties ingediend en haar standpunt ter zitting mondeling toegelicht aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
WOZL heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd conform overgelegde conclusie van antwoord met productie. Eerder had WOZL al een andere productie ingezonden.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.

2.achtergrond van het geschil

2.1.
Als uitgangspunt geldt het volgende, als achtergrond van het geschil.
2.2.
[eiseres] is op 1 januari 1986 bij Licom N.V. in dienst getreden en werkte er laatstelijk als medewerker P-administratie.
2.3.
Op 19 oktober 2012 is Licom N.V. in staat van faillissement verklaard.
2.4.
Nadat WOZL met de curator van Licom overeenkwam dat WOZL een aantal activiteiten en activa van Licom zou overnemen, is [eiseres] met ingang van 19 oktober 2012 in dienst getreden bij WOZL, in de functie van medewerker P-administratie, op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 1 jaar, die dus op 18 oktober 2013 van rechtswege zou eindigen.
2.5.
Bij schrijven van 5 februari 2013 heeft WOZL aan [eiseres] meegedeeld dat zij aan haar bij gebleken geschiktheid na ommekomst van het jaar waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zal aanbieden.
2.6.
Bij schrijven van 13 augustus 2013 laat WOZL aan [eiseres] weten dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd en dus op 18 oktober 2013 eindigt.
2.7.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat, los van de vraag of gebleken is dat zij ongeschikt zou zijn voor haar functie, het dienstverband niet van rechtswege is geëindigd, aangezien er sprake is van opvolgend werkgeverschap door WOZL in de zin van artikel 7:668a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW), als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst per 19 oktober 2012 als voor
onbepaaldetijd aangegaan heeft te gelden.
2.8.
WOZL heeft vanaf 19 oktober 2013 geen salarisbetalingen meer aan [eiseres] verricht.

3.VORDERING

3.1.
[eiseres] vordert WOZL bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot:
a. betaling van het salaris van € 1.310,00 bruto, inclusief emolumenten vanaf 19 oktober 2013 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen;
b. tewerkstelling van haar in de functie van medewerker P-administratie met ingang van 19 oktober 2013 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen;
c. betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] viert hiertoe - kort weergegeven - het volgende aan.
3.3.
Zij heeft gewezen op het arrest van de Hoge Raad (“Van Tuinen-arrest”), gewezen op 11 mei 2012, gepubliceerd in onder meer JAR 2012/150.
3.4.
In dat arrest ging het om de uitleg van artikel 7:668 BW, meer in het bijzonder om het begrip “opvolgend werkgeverschap”. Vertaald naar de onderhavige zaak betekent het dat alles draait om het volgende: indien enerzijds de arbeidsovereenkomst van de nieuwe werkgever (WOZL) met [eiseres] als werknemer, wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden van de werknemer eist als tijdens de vorige arbeidsovereenkomst met Licom het geval is geweest (a) en anderzijds tussen de nieuwe werkgever, WOZL, en de oude werkgever, Licom, zodanige banden bestonden dat het door Licom op grond van haar ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in haar hoedanigheid en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever, WOZL (b), dan is sprake van opvolgend werkgeverschap in de zin van voormeld wetsartikel, en gold de arbeidsovereenkomst van aanvang af automatisch (van rechtswege) bij WOZL als aangegaan voor onbepaalde tijd.
3.5.
Naar het oordeel van [eiseres] is aan criterium a) en b) voldaan. Er is na 19 oktober 2012 niets veranderd ten aanzien van de werkzaamheden die zij verrichtte. Bij de overgang is een selectie gemaakt op basis waarvan mensen in dienst zijn getreden bij WOZL, waaronder [eiseres], door mensen die zelf een positie gingen bekleden of behielden bij WOZL. Alle leidinggevenden binnen de bedrijfsonderdelen die naar WOZL over zijn gegaan en daar BV’s zijn geworden, zijn mee overgenomen, inclusief de operationeel managers van de bedrijfsonderdelen. Het inzicht in de hoedanigheid en geschiktheid van in dit geval [eiseres] als werknemer, was dus volop aanwezig.
3.6.
Essentieel is volgens [eiseres] de verklaring die [naam medewerker Licom] (volgens [eiseres] de operational manager bij Licom, nadien bij WOZL de rechterhand van algemeen directeur, de heer [naam]) op papier heeft gezet, op 2 september 2013, over de selectieprocedure van destijds, welke verklaring als productie 6 door [eiseres] is ingebracht. Die verklaring ondersteunt naar haar mening haar beroep op voormeld wetsartikel en op voormeld arrest van de Hoge Raad.

4.VERWEER

4.1.
WOZL voert verweer tegen de vordering en wijst erop dat bij Licom zowel Wsw-medewerkers als cao-medewerkers werkzaam waren, waarbij de Wsw-medewerkers geen dienstverband hadden met Licom en krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening tewerkgesteld werden. WOZL stelt zich op het standpunt dat tussen haar en Licom een uitvoeringsrelatie bestond die zich beperkte tot de sw-medewerkers. De door WOZL overgenomen activiteiten zijn in een aantal BV’s ondergebracht. Met de voormalige cao-medewerker van Licom, [eiseres], is vervolgens per 19 oktober 2012 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan.
4.2.
WOZL concludeert dat in de onderhavige zaak niet is voldaan aan criterium b) van het “Van Tuinen-criterium” (zie hierboven bij 3.4), zodat geen sprake is van “opvolgend werkgeverschap” in de zin van het hier aan de orde zijnde wetsartikel. Zij betwist niet dat [eiseres] bij WOZL dezelfde werkzaamheden uitoefende als ten tijde van haar dienstverband bij Licom maar betwist wel dat tussen Licom en WOZL zodanige banden bestonden dat het door Licom op grond van haar ervaringen met [eiseres] verkregen inzicht in haar hoedanigheden en geschiktheid, in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan WOZL, aangezien WOZL:
a. geen zicht had in- c.q. had kunnen hebben in het functioneren van [eiseres];
b. de onderhandelingen ter zake van de doorstart uitsluitend heeft gevoerd met de curator en niet met de directie van Licom;
c. vóór de overname geen wetenschap heeft verkregen van de competenties en vaardigheden van [eiseres];
d. geen sollicitatie-activiteiten heeft verricht met betrekking tot (o.a.) [eiseres] en haar niet heeft geselecteerd op grond van functioneren;
e. eerst geruime tijd na de doorstart, na het aangaan van de arbeidsovereenkomst met [eiseres], de beschikking heeft gekregen over haar personeelsdossier,
een en ander zoals nader weergegeven in de conclusie van antwoord en mondeling toegelicht ter zitting.
4.3.
Ten behoeve van met name het onder 4.2. sub d genoemde verweer heeft WOZL een schriftelijke verklaring ingebracht van de heren [naam medewerker gemeente Heerlen 1] en [naam medewerker gemeente Heerlen 2] (concernjuristen bij de Afdeling Juridische Zaken van de gemeente Heerlen) en [naam medewerker gemeente Heerlen 3] (strategisch beleidsmedewerker bij de Afdeling Werkgelegenheid en Sociale Zaken van de gemeente Heerlen). Die verklaring ondersteunt het verweer van WOZL.
4.4.
WOZL heeft de daar tegenoverstaande schriftelijke verklaring van [naam medewerker Licom] uitgebreid bekritiseerd. Allereerst heeft zij erop gewezen dat [naam medewerker Licom] een eigen belang heeft bij het afleggen van die verklaring. Ook zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij WOZL is immers afgelopen en ook hij heeft via mr. van Duynhoven, gemachtigde van [eiseres], een beroep gedaan op het “opvolgend werkgeverschap” op grond van het arrest van de Hoge Raad dat in dit kort geding centraal staat.
4.5.
Inhoudelijk in afwijking van de conclusie van [naam medewerker Licom] concludeert WOZL:
a) dat er in eerste instantie is getracht om te komen tot een positieve selectie op basis van functioneren;
b) dat hierbij geen personen van Licom bij betrokken waren die bevoegd waren tot ontslag of aanname van personeel;
c) dat deze poging tot selectie niet tot resultaat heeft geleid en bovendien tussentijds is gestaakt door de eis van de curator dat 115 werknemers moesten worden “overgenomen” waardoor “horizontaal werd doorgeschoven” om aan die 115 te komen;
d) dat de “selectielijst” vervolgens werd vernietigd en nooit ter kennis van WOZL is gekomen;
e) dat de uiteindelijke selectie plaatsvond doordat uiteindelijk WOZL aan alle werknemers van de overgenomen activiteiten blind, dus zonder enig inzicht te hebben, een arbeidsovereenkomst heeft aangeboden (uitgezonderd een aantal negatieve uitsluitingen).
4.6.
De conclusie van WOZL is dat de kantonrechter de gevraagde voorziening zal moeten weigeren.

5.BEOORDELING

5.1.
Om te beginnen moet de kantonrechter formeel nagaan of [eiseres] wel een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen heeft. Dat heeft ze, het is ook niet betwist door WOZL.
5.2.
Dan draait inhoudelijk vervolgens alles om de vraag: is er sprake van - ervan uitgaande dat WOZL van [eiseres] dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eiste als Licom had gedaan - dat tussen de nieuwe werkgever, WOZL, en de oude werkgever, Licom, zodanige banden bestonden dat het door Licom op grond van haar ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in haar hoedanigheid en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever, WOZL, bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst op 19 oktober 2012?
5.3.
Als het antwoord “ja” is, dan was WOZL opvolgend werkgever in de zin van meergenoemd wetsartikel en dan gold de arbeidsovereenkomst van aanvang af automatisch (van rechtswege) bij WOZL als aangegaan voor onbepaalde tijd, en niet voor bepaalde tijd. [eiseres] is dan nog steeds in dienst, haar salaris moet worden doorbetaald.
5.4.
De rechtsvraag is duidelijk, de belangen zijn ook groot bij de beantwoording daarvan. Er zijn namelijk meer werknemers zoals [eiseres] van wie de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij WOZL is afgelopen, maar die net als [eiseres] ook een beroep doen/zullen doen op het hier centraal staande wetsartikel en arrest van de Hoge Raad. Indien dat beroep opgaat, zal dat grote financiële consequenties voor WOZL kunnen hebben.
5.5.
Voor de beantwoording van die - ook dus voor andere (ex-?)werknemers belangrijke - rechtsvraag is het nodig dat inzicht wordt verkregen in de feitelijke gang van zaken rondom de “overname” van personeel, de eis van de curator, de selectie of non-selectie: wie deed wat (niet), waarom (niet), waar, wanneer en hoe?
5.6.
Bij de verkrijging van dat inzicht wreekt zich hier het beperkte onderzoekskader van een kort geding. In een kort geding moet immers aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering in een toekomstige bodemprocedure zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu bij vonnis in kort geding gerechtvaardigd is.
5.7.
Die inschatting kan de kantonrechter nog niet goed genoeg maken op basis van wat hij heeft gezien en gehoord van partijen. Het is nog niet voldoende duidelijk geworden aan wier zijde het gelijk in dezen is. De verklaring van [naam medewerker Licom] enerzijds en die van [naam medewerker gemeente Heerlen 1], [naam medewerker gemeente Heerlen 3] en [naam medewerker gemeente Heerlen 2] anderzijds staan op wezenlijke punten diametraal tegenover elkaar. Het is denkbaar dat [naam medewerker Licom] zijn verklaring zo heeft opgesteld uit eigen belang, nu in het voordeel van [eiseres], maar uiteindelijk ook in het voordeel van hemzelf. Tegelijkertijd valt niet uit te sluiten dat de verklaring van [naam medewerker gemeente Heerlen 1], [naam medewerker gemeente Heerlen 3] en [naam medewerker gemeente Heerlen 2] (ook) (deels) met het oog op het eigen belang van WOZL is opgesteld. Teneinde voldoende opheldering te verkrijgen, zou een nader onderzoek naar de hiervoor relevante feiten en omstandigheden ingesteld moeten worden. Maar een dergelijk onderzoek gaat dus het kader van dit kort geding te buiten.
5.8.
Dat betekent logischerwijze dat de gevraagde voorzieningen nu worden geweigerd. En daar hoort dan bij dat [eiseres] in de proceskosten zal worden veroordeeld.

6.BESLISSING

De kantonrechter, oordelende als voorzieningenrechter:
6.1.
Weigert de gevorderde voorzieningen.
6.2.
Veroordeelt [eiseres] in de aan de zijde van WOZL gevallen proceskosten, welke worden begroot op € 400,-- voor salaris gemachtigde.
6.3.
Verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.