ECLI:NL:RBLIM:2013:9035

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
03/659204-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor moord en vrijheidsberoving met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor moord en vrijheidsberoving. De verdachte had een tas met diverse voorwerpen, waaronder een bivakmuts, touw, klauwhamer en stroomstootwapen, gereedstaan om zijn vroegere werkgever en collega iets aan te doen, omdat hij zich onrechtvaardig behandeld voelde. Deskundigen hebben de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat de rechtbank heeft meegewogen in haar beslissing. De rechtbank oordeelde dat, gezien het blanco strafblad van de verdachte en zijn psychische gesteldheid, een noodzakelijke en spoedige behandeling meer passend was dan een lange detentie, zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de adviezen van deskundigen en de reclassering, die een klinische behandeling en ambulante nazorg adviseerden. De verdachte heeft verklaard dat hij openstaat voor behandeling, wat de rechtbank in haar beslissing heeft meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/659204-13
Datum uitspraak : 20 november 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Overijssel, HvB Karelskamp, Bornsestraat 333 Almelo.
Raadsman is mr. H.G.M. Hilkens, advocaat te Echt.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 6 november 2013.
De rechtbank heeft op 6 november 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2013 tot en met 15 mei 2013 te
Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal,
ter voorbereiding van de/het misdrijf/misdrijven
- brandstichting (artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
- wederrechtelijke vrijheidsberoving (artikel 282 Wetboek van Strafrecht),
- moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht)
en/of
- zware mishandeling met voorbedachte rade (artikel 303 Wetboek van
Strafrecht),
in elk geval van een of meer misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk voorwerpen, kennelijk bestemd tot het begaan van die/dat
misdrijven/misdrijf, te weten (onder meer):
- in een (gereedstaande) rugzak een oranje touw (met een lengte van ongeveer 5
meter), een zwarte hondenhalsband met spikes, een zwarte bivakmuts, een stalen
holle pijp (met een lengte van ongeveer 45 centimeter), een hamer met aan de
achterzijde twee ongelijke (scherpe) punten, een stroomstootwapen in de vorm
van een zaklamp
en/of
- een schietpen
heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2013 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een vuist in het gezicht heeft
geslagen, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 01 mei 2013 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een blinkend voorwerp in zijn hand(en) gehouden, in elk geval op een voor die [slachtoffer] dreigende wijze een blinkend voorwerp in zijn hand(en) gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Als je niet maakt dat je
wegkomt dan zal ik dit leegmaken op jou" en/of dat die [slachtoffer] niet naar
binnen moest komen of hij, verdachte, zou schieten, althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 15 mei 2013 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal,
- een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een
elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan
worden toegebracht en/of
- een wapen van categorie II onder 4, te weten een vuurwapen dat uiterlijk
gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen, te weten een ballpoint
en/of
munitie van categorie III, te weten 46 patronen (merk CCI) en/of 100 patronen
(merk Prvi Partizan),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij op of omstreeks 15 mei 2013 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal,
een wapen van categorie I, onder 4, te weten een mes dat uiterlijk gelijkt op
een ander voorwerp dan een wapen, te weten een sleutelhanger, voorhanden
heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op grond van verdachtes bekennende verklaring afgelegd ter terechtzitting, de aangifte van [slachtoffer] en de betreffende processen-verbaal van bevindingen van politie met betrekking tot de inbeslaggenomen wapens.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de feiten 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit. Verdachte heeft bij de politie in een erg emotionele situatie een verklaring afgelegd. De raadsman stelt vraagtekens bij de bewijswaarde van deze door verdachte bij de politie afgelegde bekennende verklaring. De raadsman verwijst in dit verband naar de door de deskundigen uitgebrachte rapporten en hetgeen daarin is vermeld met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van feit 1. De raadsman is ten aanzien van feit 1 subsidiair van oordeel dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu dit feit hem niet kan worden toegerekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten onder 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard gelet op:
ten aanzien van feit 1, 4 en 5:
- de bekennende verklaring van verdachte [2] ;
- proces-verbaal verhoor verdachte [3] ;
- proces-verbaal van bevindingen [4] ;
- processen-verbaal omschrijving wapens en munitie [5] .
ten aanzien van de feiten 2 en 3:
- de bekennende verklaring van verdachte [6] ;
- proces-verbaal van aangifte [7] .
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij in de periode van 24 april 2013 tot en met 15 mei 2013 te Baexem ter voorbereiding van de misdrijven
- wederrechtelijke vrijheidsberoving (artikel 282 Wetboek van Strafrecht),
- moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht)
en/of
- zware mishandeling met voorbedachte rade (artikel 303 Wetboek van
Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, kennelijk bestemd tot het begaan van die
misdrijven, te weten onder meer:
- in een gereedstaande rugzak een oranje touw met een lengte van ongeveer 5
meter, een zwarte hondenhalsband met spikes, een zwarte bivakmuts, een stalen
holle pijp met een lengte van ongeveer 45 centimeter, een hamer met scherpe punten, een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp
en
- een schietpen
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 1 mei 2013 te Baexem opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een vuist in het gezicht heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 1 mei 2013 te Baexem[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een blinkend voorwerp in zijn
hand gehouden en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Als je niet maakt dat je
wegkomt dan zal ik dit leegmaken op jou" en dat die [slachtoffer] niet naar binnen moest komen of hij, verdachte, zou schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op 15 mei 2013 te Baexem
- een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een
elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan
worden toegebracht en
- een wapen van categorie II onder 4, te weten een vuurwapen dat uiterlijk
gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen, te weten een ballpoint
en
munitie van categorie III, te weten 46 patronen (merk CCI) en 100 patronen
(merk Prvi Partizan),
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 15 mei 2013 te Baexem een wapen van categorie I, onder 4, te weten een mes dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen, te weten een sleutelhanger, voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
feit 1:
voorbereiding van wederrechtelijke vrijheidsberoving, moord en zware mishandeling met voorbedachten rade;
feit 2:
mishandeling;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 46, junctis de artikelen 282, 289 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 3 is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 4 is strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, Wet wapens en munitie, juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 5 is strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door psychiater J.L.M. Dinjens is omtrent de geestvermogens van [verdachte] op
26 september 2013 rapportage uitgebracht. De deskundige komt tot de conclusie dat [verdachte] ten tijde van het onderzoek lijdt aan een dysthyme stoornis, een depressieve stoornis, grotendeels in remissie, cannabisafhankelijkheid en misbruik van amfetamines. Tevens is er sprake van persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven (NAO) met paranoïde en vermijdende kenmerken. Genoemde stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Er was destijds voorts sprake van een geagiteerde depressieve stoornis.
Geadviseerd wordt om [verdachte] ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit - indien bewezen - als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Ten aanzien van het tweede en derde ten laste gelegde feit wordt geadviseerd [verdachte] als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Door de GZ-pscholoog S. Labrijn is omtrent de geestvermogens van [verdachte] op
26 september 2013 rapportage uitgebracht. De deskundige komt tot de conclusie dat [verdachte] ten tijde van het onderzoek lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van een depressieve stoornis met geagiteerde stemming en van afhankelijkheid van cannabis en misbruik van speed. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met ontwijkende en paranoïde trekken. Genoemde stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. [verdachte] was onder invloed van speed en cannabis ten tijde van het ten laste gelegde onder 2 en 3.
Geadviseerd wordt om [verdachte] ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit - indien bewezen - als sterk verminderd toerekeningsvatbaar en ten aanzien van de feiten 2 en 3 als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie en het advies van voornoemde deskundigen en maakt deze tot de hare. Verdachte is derhalve strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die verdachtes strafbaarheid volledig opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt een klinische behandeling en een ambulante vervolgbehandeling.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog en is van mening dat de visies van de deskundigen Dinjens en Labrijn niet doorklinken in de door de officier van justitie geformuleerde strafeis. Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren onder meer een intensieve, klinische behandeling. Verdachte dient zo snel mogelijk behandeld te worden, hij is immers veel meer patiënt dan delinquent.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen om ernstige misdrijven te plegen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling, bedreiging en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. In het bijzonder de door verdachte getroffen voorbereidingshandelingen om ernstige misdrijven te plegen ten opzichte van zijn collega’s vat de rechtbank zwaar op.
Uit het hiervoor genoemd rapport van de GZ-psycholoog Labrijn komt naar voren dat het verdachte bij personen die hem dwars zitten - al dan niet uitsluitend in zijn beleving - moeite kost zich (verbaal) te beheersen. Verdachte wordt geagiteerd, laat zich moeilijk sturen en begrenzen, en uit zich in niet mis te verstane bewoordingen waarbij er veel spanning, boosheid achterdocht en onmacht zichtbaar is. Hij heeft geen oog voor zijn eigen aandeel in conflicten. Hierdoor voelt hij zich gemakkelijk een speelbal van anderen, hetgeen angst en boosheid bij hem oproept. In die zin is er sprake van externaliseren en neigt hij ertoe anderen verantwoordelijk te maken voor zijn eigen problemen en tekorten. Zodra verdachte afwijzing meent waar te nemen c.q. waarneemt, reageert hij hierop prikkelbaar, geladen en uiterst defensief. In contact met anderen maakt hij een sombere indruk. Zijn introspectief vermogen is beperkt en er is weinig sprake van probleeminzicht en zijn probleemoplossend vermogen schiet te kort. Het agresssiepotentieel is chronisch groot. Verdachte ervaart zijn agressie als bij hem passend en als “terecht”. De agressie beschermt hem subjectief tegen gevoelens van minderwaardigheid, waardeloosheid en dysfunctionele cognities. Verdachte is wantrouwend en kan vanuit de geagiteerde depressie obsessionele gedachten ontwikkelen, waarin hij slachtoffer is van zijn omgeving. Dit roept gevoelens van agressie op, waarmee hij niet adequaat om kan gaan. Speed kan drempelverlagend werken voor agressieve acting out.
Deskundige Labrijn acht een intensieve behandeling gericht op de reeds beschreven problemen van verdachte geïndiceerd. Daarbij wordt gedacht aan een behandeling in een therapeutische gemeenschap met veel aandacht voor het aansluitende resocialisatietraject. De deskundige adviseert een voorwaardelijk strafdeel te verbinden aan de bijzondere voorwaarden dat verdachte deelneemt aan een klinische behandeling in een therapeutische gemeenschap en dat verdachte abstinent blijft van middelen.
Psychiater Dinjens merkt in zijn hiervoor vermelde rapport op dat de vroeggestoorde persoonlijkheidsontwikkeling bij verdachte, zijn kwetsbare (intellectuele) coping, in combinatie met drugs, hem kwetsbaar maken voor depressieve maar ook psychotische ontregelingen. Er zijn periodes van psychotische overschrijdingen (paranoïde en/of verenging van het denken), waarbij de realiteitstoetsing ernstig onder druk kan komen te staan. In aanloop naar en ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er sprake van een geagiteerd depressief toestandsbeeld met een verregaande fixatie in zijn denken. Verdachte was geobsedeerd door het onrecht wat hem was aangedaan en er waren verregaande gedachten en gevoelens van wraak en vergelding maar ook met een suïcidaal karakter. De stemming was uitermate somber en prikkelbaar en er was ook sprake van slaapstoornissen, energieverlies en net niet of verminderd kunnen genieten. Geleidelijk heeft zich bovenop de eerder vastgestelde dysthyme stoornis, een depressieve stoornis ontwikkeld, waarbij vooral de agitatie en fixatie in het denken centraal stonden. Vanuit dit toestandsbeeld hebben de ten laste gelegde feiten plaatsgevonden. De boosheid en de verregaande wraakgedachten richtten zich vooral op een collega en leidinggevende. Het recidiverisico wordt zowel klinisch als met behulp van semigestructureerd risicotaxatie-instrument ingeschat als matig.
Deskundige Dinjens adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden klinische behandeling in FPC Groot Batelaar, alwaar verdachte een intensief psychotherapeutisch georiënteerd traject kan ondergaan gericht op zijn persoonlijkheidspathologie.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf voorts rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 27 september 2013, waarin wordt gesteld dat het recidiverisico als matig wordt ingeschat en waarin wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden opname in een zorginstelling (klinische behandeling) en behandelverplichting (ambulante behandeling) op te leggen, dit ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het Huis van Bewaring geen hulp krijgt voor zijn problematiek en dat er een groot risico bestaat dat conflictsituaties met medegedetineerden escaleren omdat hij zich “niets laat zeggen” en “in staat is om iemand een klap te geven” en er een dag komt dat hij “de isoleer in vliegt”. Verdachte kan zich vinden in een opname en behandeling bij Groot Batelaar en een daarop aansluitende ambulante behandeling.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte rekening gehouden met de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 oktober 2013, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
De rechtbank is, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 6. met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid reeds is overwogen, met de deskundigen en de reclassering van oordeel dat verdachte in verband met zijn problematiek behandeling behoeft. De rechtbank zal dan ook de door de deskundigen en de reclassering voorgestelde klinische opname en behandeling bij FPC Groot Batelaar en daaropvolgende ambulante behandeling door de forensische poli van Vincent van Gogh, in welke behandelingen verdachte zich ook kan vinden, in de vorm van een bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf te zwaar is. De rechtbank acht een noodzakelijke en spoedige behandeling van verdachte meer passend en geboden, dan een langere detentieduur zoals de officier van justitie heeft geëist.
Met de oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Wetboek van Strafrecht: artikel 10, 14a, 14b,14c,14d, 27, 46, 57, 91, 282, 285, 289, 300 en 303;
Wet wapens en munitie: artikel 13, 26 en 55.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarde(n) dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat de verdachte
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
  • zich verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich zal laten opnemen in Groot Batelaar of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. De klinische behandeling zal minimaal twaalf maanden gaan duren;
  • zich verplicht om zich na zijn klinische behandeling te laten behandelen door de forensische poli van Vincent van Gogh of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Het zorgaanbod zal starten op het moment dat het klinische traject afloopt;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, mr. V.P. van Deventer en mr. J. Iding, rechters, van wie mr. J. Iding voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 november 2013.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/659204-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 20 november 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de / het PI Overijssel, HvB Karelskamp te
Almelo.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 6 november 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
(tolk: bouwsteen 503)
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman/vrouwe mr. H.G.M. Hilkens, advocaat te Echt.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL233E 2013038559 d.d. 25 juni 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 6 november 2013.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 15 mei 2013, bladzijde 3, 4 en 5.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2013, bladzijde 1, 2, 3 en 4.
5.Processen-verbaal omschrijving wapens en munitie d.d. 22 juni 2013 respectievelijk 23 juni 2013, PL233E 2013038559-38, PL233E 2013038559-39, PL233E 2013038559-40 en PL233E 2013038559-41.
6.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 6 november 2013.
7.Proces-verbaal aangifte d.d. 1 mei 2013, bladzijde 1 en 2.